ECLI:NL:PHR:2019:611

Parket bij de Hoge Raad

Datum uitspraak
26 maart 2019
Publicatiedatum
11 juni 2019
Zaaknummer
17/03937
Instantie
Parket bij de Hoge Raad
Type
Conclusie
Rechtsgebied
Strafrecht
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep verdachte niet-ontvankelijk verklaard wegens niet indienen middelen

In deze zaak heeft het gerechtshof Den Haag op 2 maart 2017 de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar wegens verschillende opiumdelicten, waaronder het medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet. De verdachte heeft echter geen middelen van cassatie ingediend binnen de wettelijk gestelde termijn. Hierdoor kan de Hoge Raad de verdachte niet-ontvankelijk verklaren in zijn cassatieberoep. De conclusie van de procureur-generaal bij de Hoge Raad is dat de verdachte niet-ontvankelijk moet worden verklaard in zijn cassatieberoep, omdat hij niet tijdig een schriftuur heeft ingediend. Dit heeft gevolgen voor de rechtsgang en de mogelijkheid van de verdachte om in cassatie te gaan tegen de eerdere veroordeling.

Conclusie

Nr. 17/03937
Zitting: 26 maart 2019
Mr. D.J.C. Aben
Conclusie inzake:
[verdachte]
1. Het gerechtshof Den Haag heeft bij arrest van 2 maart 2017 de verdachte wegens 1 “
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder A van de Opiumwet gegeven verbod”, 2 primair “
medeplegen van poging tot opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder A van de Opiumwet gegeven verbod”, 3 primair “
medeplegen van poging tot handelen in strijd met het in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod”, 4 primair “
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder A van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd”, 5 “
deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven” en 7 “
van het plegen van witwassen een gewoonte maken”veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier jaar, met aftrek als bedoeld in art. 27 Sr.
2. Er bestaat samenhang met de zaak 17/03933. In deze zaak zal ik vandaag ook concluderen.
3. Het cassatieberoep is ingesteld namens de verdachte. Namens de verdachte is geen schriftuur houdende middelen van cassatie ingediend.
4. Nu de verdachte niet binnen de bij de wet gestelde termijn bij de Hoge Raad door een raadsman een schriftuur houdende middelen van cassatie heeft doen indienen, kan hij ingevolge art. 437, tweede lid, Sv niet in zijn cassatieberoep worden ontvangen.
5. Deze conclusie strekt ertoe dat de verdachte niet-ontvankelijk wordt verklaard in zijn cassatieberoep.
De procureur-generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG