14. Indien de sieraden nog nodig zijn voor (nader) onderzoek, ligt het uiteraard anders. De rechtbank overweegt echter dat “momenteel niet duidelijk is of de sieraden nog nodig zijn voor onderzoek”. Waarom deze ‘onduidelijkheid’ de voorzetting van het beslag op de sieraden noodzaakt, ontgaat mij, met name gelet op hetgeen de officier van justitie in raadkamer naar voren heeft gebracht.
15. Tijdens de raadkamerbehandeling van 18 december 2017 heeft de officier van justitie te kennen gegeven dat er een onderzoek liep naar de echtheid van de sieraden en dat, indien uit dit onderzoek zou blijken dat het om originele sieraden gaat met een beperkte waarde, de sieraden aan de klaagster kunnen worden teruggegeven. De rechtbank heeft de behandeling in raadkamer toen aangehouden, opdat het rapport dat naar aanleiding van dit onderzoek zou worden opgemaakt aan het dossier zou worden toegevoegd en aan de raadsman van de klaagster zou worden verstrekt.
16. Het klaagschrift is op 19 januari 2018 verder behandeld in raadkamer. Daar heeft de officier van justitie naar voren gebracht dat “naar aanleiding van de eerdere behandeling van (…) 18 december 2017, het dossier [is] aangevuld met een overzicht van de inbeslaggenomen sieraden, waaruit blijkt dat een gedeelte echte sieraden betreffen”. De officier voert verder nog aan dat “momenteel (…) geen sprake [is] van conservatoir beslag, maar het openbaar ministerie ten aanzien hiervan in afwachting [is] van de beslissing van de rechter-commissaris” en dat “het eindproces-verbaal nog niet gereed [is], maar het niet onaannemelijk [is] dat er in deze conservatoir beslag zal worden gelegd en een ontnemingsvordering zal volgen”.
17. Ik vermoed dat het overzicht, waaraan de officier van justitie refereert, de aan de bestreden beschikking gehechte omschrijving betreft van de inbeslaggenomen sierraden en hun waarde. Zie ik het goed, dan was het lopende onderzoek naar de sieraden ten tijde van de behandeling in raadkamer van 19 januari 2018 al afgerond. Hetgeen de officier van justitie verder heeft aangevoerd geeft de indruk dat het belang van strafvordering bij voortzetting van het beslag op de sieraden alleen nog gelegen was in de omstandigheid dat het niet onaannemelijk was dat conservatoir beslag op de sieraden zou worden gelegd en een ontnemingsvordering zou volgen. Dit zijn echter geen strafvorderlijke belangen die de voortzetting van een op de voet van art. 94 Sv gelegd beslag rechtvaardigen.
18. Welk ander onderzoeksbelang de handhaving van het beslag op de sieraden volgens de rechtbank nog noodzaakt, kan noch uit de motivering van de rechtbank, noch uit hetgeen tijdens de behandeling in raadkamer is voorgevallen, worden afgeleid.
19. Indien de rechtbank inderdaad heeft gemeend dat er een onderzoeksbelang aanwezig is, dan is het op zijn minst bevreemdend dat de rechtbank het klaagschrift vervolgens ongegrond verklaart, onder de voorwaarde dat indien het openbaar ministerie binnen twee weken na de uitspraak geen duidelijkheid verschaft over het conservatoir beslag, de rechter de teruggave van alle sieraden aan de klaagster gelast.
20. Mijn slotsom is dan ook dat het oordeel van de rechtbank dat het belang van strafvordering zich op het moment dat de rechtbank over het klaagschrift oordeelde nog verzette tegen teruggave van de sieraden, zonder een nadere motivering, die ontbreekt, niet begrijpelijk is.
21. Het middel slaagt.