ECLI:NL:PHR:2019:671

Parket bij de Hoge Raad

Datum uitspraak
25 juni 2019
Publicatiedatum
21 juni 2019
Zaaknummer
18/01807
Instantie
Parket bij de Hoge Raad
Type
Conclusie
Rechtsgebied
Strafrecht
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorwaardelijke ongegrondverklaring van klaagschrift inzake beslag op sieraden

In deze zaak gaat het om een klaagschrift van de klaagster, geboren in 1964, die de teruggave van sieraden verzoekt die op 25 september 2017 onder haar ex-partner, [betrokkene 1], in beslag zijn genomen. De rechtbank Oost-Brabant heeft op 19 januari 2018 het klaagschrift ongegrond verklaard, maar onder de voorwaarde dat als het openbaar ministerie niet binnen twee weken na de uitspraak duidelijkheid verschaft over het conservatoir beslag, de teruggave van de sieraden aan de klaagster gelast zou worden. De klaagster heeft cassatie ingesteld, waarbij mr. B.G.J. de Rooij als advocaat optreedt. De advocaat heeft twee middelen van cassatie voorgesteld, waarbij het eerste middel zich richt tegen de voorwaardelijke ongegrondverklaring van het klaagschrift. De Procureur-Generaal bij de Hoge Raad, T.N.B.M. Spronken, concludeert dat de rechtbank ten onrechte een voorwaardelijke beslissing heeft genomen, aangezien de wet niet voorziet in een dergelijke beslissing op een klaagschrift ex art. 552a Sv. De conclusie van de Procureur-Generaal is dat de bestreden beschikking dient te worden vernietigd en dat de Hoge Raad een beslissing moet nemen over verwijzing of terugwijzing.

Conclusie

PROCUREUR-GENERAAL
BIJ DE
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
Zitting25 juni 2019
CONCLUSIE
T.N.B.M. Spronken
In de zaak
[klaagster] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1964,
hierna: de klaagster.

Inleiding

1. De rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats ’s-Hertogenbosch, heeft bij beschikking van 19 januari 2018 het klaagschrift van de klaagster, strekkende tot teruggave aan haar van de sieraden die onder een ander in beslag zijn genomen, onder voorwaarde ongegrond verklaard. De rechtbank heeft bepaald dat bij niet voldoening aan die voorwaarde, de rechter de teruggave aan de klaagster van alle sieraden gelast.
2. Het cassatieberoep is ingesteld namens de klaagster en mr. B.G.J. de Rooij, advocaat te Eindhoven, heeft twee middelen van cassatie voorgesteld.
Het eerste middel bevat een klacht over de omstandigheid dat de rechtbank de ongegrond-verklaring van het klaagschrift aan een voorwaarde heeft verbonden. Het tweede middel is gericht tegen de gronden die de rechtbank ten grondslag heeft gelegd aan die voor-waardelijke beslissing. Ik zal de middelen in omgekeerde volgorde bespreken, nu dit mijns inziens meer recht doet aan de volgorde die rechtbank bij de beoordeling van het klaagschrift moet hanteren.

De behandeling van en de beslissing op het klaagschrift

3. De klaagster heeft op 30 oktober 2017 een klaagschrift ingediend waarin zij de teruggave verzoekt van de sieraden die op 25 september 2017 onder haar ex-partner, [betrokkene 1] , in beslag zijn genomen. Dit klaagschrift is voor het eerst op 18 december 2017 in raadkamer behandeld. De behandeling is toen in verband met lopend onderzoek aangehouden. Het proces-verbaal van de behandeling vermeldt met betrekking tot de aanhouding het volgende:
“De officier van justitie:
Er loopt nog een onderzoek naar de echtheid van de inbeslaggenomen sieraden. Indien uit dit onderzoek straks blijkt dat het om originele sieraden gaat met een beperkte waarde, dan kunnen deze sieraden worden teruggegeven aan klaagster. Deze sieraden werden inbeslaggenomen omdat ze vermoedelijk een waarde vertegenwoordigen. Voornoemd onderzoek zou binnen nu en één maand klaar kunnen zijn.
Raadsman:
Ik verzoek om aanhouding van de zaak, gelet op voornoemd onderzoek met betrekking tot de d.d. 25 september 2017 inbeslaggenomen sieraden.
De officier van justitie:
Ik zal mij niet verzetten tegen aanhouding van de zaak.
De rechter zal, gehoord de raadsman van klaagster en de officier van justitie, het onderzoek schorsen tot 19 januari 2018 te 11.25 uur, teneinde de officier van justitie in de gelegenheid te stellen om het rapport, opgemaakt naar aanleiding van het onderzoek naar echtheid van voornoemde sieraden, aan dit dossier toe te voegen en te doen toekomen aan de raadsman van klaagster.”
4. De behandeling in raadkamer is op 19 januari 2018 voortgezet. Het hiervan opgemaakte proces-verbaal houdt in:
“Officier van justitie:
Naar aanleiding van de eerdere behandeling van onderhavig klaagschrift d.d. 18 december 2017, is het dossier aangevuld met een overzicht van de inbeslaggenomen sieraden, waaruit blijkt dat een gedeelte echte sieraden betreffen. Momenteel is er in deze nog geen sprake van conservatoir beslag, maar het openbaar ministerie is ten aanzien hiervan in afwachting van de beslissing van de rechter-commissaris in strafzaken alhier.
Raadsman:
Ik heb inderdaad een overzicht gekregen van sieraden, maar kan hieruit niet opmaken of dit de sieraden van mijn cliënte betreffen. Er is in deze sprake van klassiek beslag in de zin van artikel 94 van het Wetboek van Strafvordering, ten behoeve van de waarheidsvinding. Nu niet is gebleken dat deze sieraden niet eerlijk zouden zijn, is er geen reden om het beslag nog langer te handhaven. Deze sieraden dienen te worden teruggegeven aan mijn cliënte. Zij heeft deze sieraden haar hele leven al gehad en kan dit met foto’s aantonen.
Officier van justitie:
De zaaksofficier van justitie heeft mij verzekerd dat voornoemd overzicht betrekking heeft op deze sieraden. Het eindproces-verbaal is nog niet gereed, maar het is niet onaannemelijk dat er in deze conservatoir beslag zal worden gelegd en een ontnemingsvordering zal volgen.
Klaagster:
Deze sieraden zijn mijn eigendom. Ik ben momenteel 52 jaar oud en heb van jongs af aan altijd mijn sieraden bewaard. Ik heb geen betaalbonnen meer van deze goederen, maar ik weet precies om welke sieraden het gaat. Deze sieraden betreffen geen recente cadeaus, ik heb ze zeker al meer dan 20 jaar.
Raadsman:
Onderhavige zaak werd op 18 december 2017 aangehouden ten behoeve van een rapportage omtrent de echtheid van deze sieraden, maar ik heb dit rapport niet aangetroffen. Het gaat hier om eerlijke sieraden, hetgeen geen beletsel kan zijn voor de teruggave aan cliënte. Er is in deze geen sprake van conservatoir beslag in de zin van artikel 94a van het Wetboek van Strafvordering, waardoor u zich daarover ook niet kunt uitlaten.
De rechter sluit het onderzoek en zal direct uitspraak doen.”
5. De bestreden beschikking houdt in:
“De officier van justitie heeft zich ter zitting van de openbare raadkamer op het standpunt gesteld dat het beslag gehandhaafd dient te blijven, nu uit het aangehecht overzicht is gebleken dat een gedeelte van de sieraden echt is en een waarde vertegenwoordigt, weliswaar nog geen sprake is van conservatoir beslag (94a Sv), maar het openbaar ministerie daartoe een vordering machtiging conservatoir beslag heeft gedaan, momenteel in afwachting is van de beslissing daarop van de rechter-commissaris alhier en het derhalve niet onaannemelijk is dat er later een ontneming zal volgen.
De raadsman heeft zich ter zitting van de openbare raadkamer op het standpunt gesteld dat het beslag dient te worden opgeheven en de sieraden dienen te worden teruggegeven aan klaagster, nu er in deze sprake is van klassiek beslag (94 Sv), het openbaar ministerie in de gelegenheid is gesteld om onderzoek naar de sieraden te doen, niet is gebleken dat deze sieraden niet echt zijn of van misdrijf afkomstig, er momenteel geen sprake is van conservatoir beslag en de rechtbank zich derhalve hierover niet kan uitlaten.
De beoordeling
Het klaagschrift is tijdig ingediend, immers binnen twee jaren na de inbeslagneming.
De rechter is van oordeel dat het belang van strafvordering zich op dit moment nog verzet tegen teruggave van voornoemde sieraden, nu de ex-partner van klaagster ( [betrokkene 1] ) kennelijk wordt verdacht van witwassen, het momenteel niet duidelijk is of deze sieraden nog nodig zijn voor onderzoek en het openbaar ministerie in afwachting is van de beslissing van de rechter-commissaris op de vordering machtiging conservatoir beslag in deze.
Derhalve zal de rechtbank het klaagschrift ongegrond verklaren, onder de voorwaarde dat het openbaar ministerie binnen 2 weken na deze uitspraak duidelijkheid zal verschaffen over het conservatoir beslag in deze. In het geval het openbaar ministerie hieraan niet voldoet, en genoemde voorwaarde niet wordt vervuld, gelast de rechter de teruggave van alle sieraden.
DE BESLISSING
De rechtbank verklaart het klaagschrift ongegrond, onder de voorwaarde dat het openbaar ministerie binnen 2 weken na deze uitspraak duidelijkheid zal verschaffen over het conservatoir beslag in deze. In het geval het openbaar ministerie hieraan niet voldoet, en genoemde voorwaarde niet wordt vervuld, gelast de rechter de teruggave van alle sieraden aan [klaagster] , klaagster.”

Het tweede middel

6. Het middel bevat de klacht dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat de omstandigheid dat (mogelijk) conservatoir beslag op grond van art. 94a zal worden gelegd, een strafvorderlijk belang is op grond waarvan een ex art. 94 Sv gelegd beslag kan worden voortgezet.
7. De rechtbank heeft vastgesteld dat op de sieraden waarvan de klaagster de teruggave verzoekt, op grond van art. 94 Sv beslag is gelegd en dat op deze sieraden (nog) geen beslag op de voet van art. 94a Sv ligt.
8. Dit betekent dat in het onderhavige geval, waarin de desbetreffende sieraden onder een ander dan de klaagster in beslag zijn genomen, de rechtbank als maatstaf voor de beoordeling van het klaagschrift moet aanleggen (a) of het veiligstellen van de belangen waarvoor art. 94 Sv de inbeslagneming toelaat, het voortduren van het beslag nodig maakt, en zo nee, (b) of de klaagster die stelt rechthebbende te zijn van de sieraden, inderdaad redelijkerwijs als rechthebbende daarop kan worden aangemerkt. [1]
9. De belangen waarvoor art. 94 Sv inbeslagneming toelaat zijn:
(i) dat het inbeslaggenomen voorwerp kan dienen om de waarheid aan de dag te brengen en/of om wederrechtelijk verkregen voordeel aan te tonen; en/of
(ii) dat het niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, de verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer van het voorwerp zal bevelen.
10. De rechtbank heeft in het onderhavige geval geoordeeld dat het belang van strafvordering zich verzet tegen teruggave van de sieraden, onder andere omdat het openbaar ministerie in afwachting is van de beslissing van de rechter-commissaris op de vordering machtiging conservatoir beslag.
11. De klacht dat de rechtbank ten onrechte het veiligstellen van voorwerpen voor conservatoir beslag als belang van strafvordering in de zin van art. 94 Sv aanmerkt, is terecht. Een door de RC (op vordering van de officier van justitie) nog te geven beslissing als bedoeld in art. 103 Sv is geen strafvorderlijk belang waarvoor art. 94 Sv de (handhaving van de) inbeslagneming toelaat. [2]
12. De vervolgvraag is of dit tot cassatie moet leiden. De rechtbank heeft haar oordeel, dat het belang van strafvordering zich nog verzet tegen teruggave van de sieraden, immers ook gebaseerd op de omstandigheid dat [betrokkene 1] (de beslagene) kennelijk wordt verdacht van witwassen en dat het (nog) niet duidelijk is of de sieraden nodig zijn voor “onderzoek”.
13. Mij lijkt dat ook deze grond het oordeel van de rechtbank, dat het belang van strafvordering zich tegen teruggave van de sieraden verzet, niet kan dragen.
Dat [betrokkene 1] , de beslagene, kennelijk wordt verdacht van witwassen, brengt immers niet zonder meer mee dat de handhaving van het beslag op de sieraden nodig is voor de waarheidsvinding of voor het aantonen van wederrechtelijk verkregen voordeel, dan wel met het oog op een (niet hoogst onwaarschijnlijk) latere verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer van die sieraden.
14. Indien de sieraden nog nodig zijn voor (nader) onderzoek, ligt het uiteraard anders. De rechtbank overweegt echter dat “momenteel niet duidelijk is of de sieraden nog nodig zijn voor onderzoek”. Waarom deze ‘onduidelijkheid’ de voorzetting van het beslag op de sieraden noodzaakt, ontgaat mij, met name gelet op hetgeen de officier van justitie in raadkamer naar voren heeft gebracht.
15. Tijdens de raadkamerbehandeling van 18 december 2017 heeft de officier van justitie te kennen gegeven dat er een onderzoek liep naar de echtheid van de sieraden en dat, indien uit dit onderzoek zou blijken dat het om originele sieraden gaat met een beperkte waarde, de sieraden aan de klaagster kunnen worden teruggegeven. De rechtbank heeft de behandeling in raadkamer toen aangehouden, opdat het rapport dat naar aanleiding van dit onderzoek zou worden opgemaakt aan het dossier zou worden toegevoegd en aan de raadsman van de klaagster zou worden verstrekt.
16. Het klaagschrift is op 19 januari 2018 verder behandeld in raadkamer. Daar heeft de officier van justitie naar voren gebracht dat “naar aanleiding van de eerdere behandeling van (…) 18 december 2017, het dossier [is] aangevuld met een overzicht van de inbeslaggenomen sieraden, waaruit blijkt dat een gedeelte echte sieraden betreffen”. De officier voert verder nog aan dat “momenteel (…) geen sprake [is] van conservatoir beslag, maar het openbaar ministerie ten aanzien hiervan in afwachting [is] van de beslissing van de rechter-commissaris” en dat “het eindproces-verbaal nog niet gereed [is], maar het niet onaannemelijk [is] dat er in deze conservatoir beslag zal worden gelegd en een ontnemingsvordering zal volgen”.
17. Ik vermoed dat het overzicht, waaraan de officier van justitie refereert, de aan de bestreden beschikking gehechte omschrijving betreft van de inbeslaggenomen sierraden en hun waarde. Zie ik het goed, dan was het lopende onderzoek naar de sieraden ten tijde van de behandeling in raadkamer van 19 januari 2018 al afgerond. Hetgeen de officier van justitie verder heeft aangevoerd geeft de indruk dat het belang van strafvordering bij voortzetting van het beslag op de sieraden alleen nog gelegen was in de omstandigheid dat het niet onaannemelijk was dat conservatoir beslag op de sieraden zou worden gelegd en een ontnemingsvordering zou volgen. Dit zijn echter geen strafvorderlijke belangen die de voortzetting van een op de voet van art. 94 Sv gelegd beslag rechtvaardigen.
18. Welk ander onderzoeksbelang de handhaving van het beslag op de sieraden volgens de rechtbank nog noodzaakt, kan noch uit de motivering van de rechtbank, noch uit hetgeen tijdens de behandeling in raadkamer is voorgevallen, worden afgeleid.
19. Indien de rechtbank inderdaad heeft gemeend dat er een onderzoeksbelang aanwezig is, dan is het op zijn minst bevreemdend dat de rechtbank het klaagschrift vervolgens ongegrond verklaart, onder de voorwaarde dat indien het openbaar ministerie binnen twee weken na de uitspraak geen duidelijkheid verschaft over het conservatoir beslag, de rechter de teruggave van alle sieraden aan de klaagster gelast.
20. Mijn slotsom is dan ook dat het oordeel van de rechtbank dat het belang van strafvordering zich op het moment dat de rechtbank over het klaagschrift oordeelde nog verzette tegen teruggave van de sieraden, zonder een nadere motivering, die ontbreekt, niet begrijpelijk is.
21. Het middel slaagt.
Ik vervolg met een bespreking van het eerste middel, voor het geval de Hoge Raad daarover anders denkt.

Het eerste middel

22. Het middel bevat de klacht dat de rechtbank het klaagschrift ten onrechte
voorwaardelijkongegrond heeft verklaard, nu de wet niet voorziet in een dergelijke voorwaardelijke beslissing.
23. Het middel is terecht voorgesteld. Is de rechter van oordeel dat het belang van strafvordering zich (nog) verzet tegen de teruggave van de inbeslaggenomen voorwerpen, dan dient hij het klaagschrift waarin de teruggave van die voorwerpen wordt verzocht ongegrond te verklaren. Is daarvan geen sprake dan dient teruggave te worden gelast. Meer smaken zijn er niet.
24. Mocht het tweede middel falen, dan kan de Hoge Raad doen wat de rechtbank had behoren te doen.

Conclusie

25. Ambtshalve heb ik geen gronden aangetroffen die tot vernietiging van de bestreden beschikking aanleiding behoren te geven.
26. Deze conclusie strekt tot vernietiging van de bestreden beschikking en tot zodanige beslissing met betrekking tot verwijzing of terugwijzing als de Hoge Raad gepast voorkomt.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG

Voetnoten

1.Vgl. HR 28 september 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL2823.
2.Vgl. HR 22 december 2015, ECLI:NL:HR:2015:3711 en HR 22 mei 2007, ECLI:NL:HR:2007:BA1637.