Deze strafzaak draait om de dood van [slachtoffer] . Zijn zwaar verminkte lichaam werd op 24 februari 2009 aangetroffen in het IJmeer. Het hoofd en onderlichaam van [slachtoffer] waren van de romp gescheiden. Uit forensisch pathologisch onderzoek bleek dat het overlijden kon worden verklaard door zeker twee bij leven opgelopen steekletsels. Politieonderzoek wees uit dat het slachtoffer een Ierse criminele achtergrond had en in Nederland schuil ging onder de identiteit [...] . [slachtoffers] laatste tekenen van leven waren op 17 februari 2009, toen hij zijn vriendin naar Schiphol bracht en om 20.15 uur een sms stuurde naar een Iers telefoonnummer. Het hof is er van uitgegaan dat het slachtoffer later die avond in een woning in Rotterdam om het leven is gebracht. Deze woning stond werd formeel gehuurd door het slachtoffer, maar werd feitelijk bewoond door de verdachte. De verdachte heeft, na aanvankelijk te hebben gezwegen, [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] aangewezen als verantwoordelijken voor de dood van [slachtoffer] én het wegmaken van diens lijk. Later heeft [verdachte] bekend ook zelf een rol gespeeld te hebben bij het wegmaken van het lichaam. De verdachte is in eerste aanleg vrijgesproken van de ten laste gelegde moord en doodslag (zaak A) en veroordeeld voor kort gezegd het wegmaken van het stoffelijk overschot van [slachtoffer] (zaak B). Omdat het Openbaar Ministerie uiteindelijk berustte in de vrijspraak, was in hoger beroep ‘enkel’ zaak B aan de orde. Het hof heeft in die zaak bewezenverklaard dat:
“hij in de periode van 17 februari 2009 tot en met 23 februari 2009 te Rotterdam en/of Mijdrecht en/of Amsterdam, tezamen en in vereniging met anderen, het lijk van [slachtoffer] heeft verborgen, weggevoerd en weggemaakt, met het oogmerk om het feit en de oorzaak van het overlijden van [slachtoffer] te verhelen, immers hebben verdachte en zijn mededaders,
- het lijk van [slachtoffer] in stukken gedeeld en
- delen van het lijk van [slachtoffer] in plastic, een sprei, een hoeslaken, een dekbedovertrek en een handdoek gewikkeld en
- delen van het lijk van [slachtoffer] in een koffer, plastic tassen en vuilniszakken gestopt en
- voornoemde koffer, plastic tas en vuilniszak met daarin delen van het lijk van [slachtoffer] verplaatst en in de achterbak van een motorvoertuig gelegd en
- voornoemde koffer, plastic tas en vuilniszak met daarin delen van het lijk van [slachtoffer] naar Amsterdam vervoerd en
- voornoemde koffer, plastic tas en vuilniszak met daarin delen van het lijk van [slachtoffer] in het water gelaten.”