Conclusie
PROCUREUR-GENERAAL
BIJ DE
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CONCLUSIE
Art. 51 (oud) Sv [1] , luidende:
(i) namens verdachte is door mr. H. Weisfelt, advocaat te ’s-Gravenhage, op 2 februari 2017 tijdig hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag van 30 januari 2017, parketnummer 09/817186-17;
(ii) blijkens een akte van uitreiking is de dagvaarding van de verdachte in hoger beroep voor de terechtzitting van het hof van 13 september 2017 op 12 juli 2017 uitgereikt aan de persoon die zich op het adres van de verdachte bevond en zich bereid verklaarde de brief in ontvangst te nemen en onverwijld aan de geadresseerde te doen toekomen;
(iii) op de terechtzitting in hoger beroep is, blijkens het daarvan opgemaakte proces-verbaal, noch de verdachte noch een voor de verdachte optredend raadsman verschenen;
(iv) het hof heeft de verdachte op 13 september 2017 in het ingestelde hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard op grond van art. 416, tweede lid, Sv.
Parketnummer 09/817186-17
Rolnummer n.n.b.
[verdachte] / OM I b
Geachte heer, mevrouw,
Hiermee stel ik mij als raadsman van [verdachte] (geboren [geboortedatum] 1991) in ondergenoemde zaak.
Ik verzoek u mij afschrift van alle processtukken te doen toekomen.
(…)”