ECLI:NL:PHR:2021:1261

Parket bij de Hoge Raad

Datum uitspraak
9 november 2021
Publicatiedatum
25 januari 2022
Zaaknummer
20/02330
Instantie
Parket bij de Hoge Raad
Type
Conclusie
Rechtsgebied
Strafrecht
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging en terugwijzing van niet-ontvankelijkverklaring in hoger beroep wegens niet tijdig indienen van grieven

In deze zaak is de verdachte bij verstekarrest van 16 juli 2020 door het Gerechtshof Amsterdam niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep tegen een eerder vonnis van de politierechter, waarbij hij was veroordeeld tot een gevangenisstraf van 14 dagen wegens diefstal. De verdachte had hoger beroep ingesteld, maar het hof oordeelde dat er geen schriftuur met grieven was ingediend, noch mondelinge bezwaren waren opgegeven. Dit leidde tot de niet-ontvankelijkverklaring van de verdachte in zijn hoger beroep, gebaseerd op artikel 416, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering.

De verdediging stelde echter dat er wel degelijk tijdig grieven waren ingediend, en verwees naar een e-mail van de raadsvrouw, mr. A. Petrescu, die op 15 juli 2020 om 19:42 uur was verzonden. Deze e-mail bevatte bezwaren tegen het vonnis van de politierechter. De Hoge Raad oordeelde dat het hof niet voldoende had gekeken naar de inhoud van deze e-mail en dat er ernstige twijfels bestonden over de niet-ontvankelijkverklaring. De conclusie van de Procureur-Generaal was dat het middel slaagde en dat de bestreden uitspraak diende te worden vernietigd.

De Hoge Raad heeft de zaak terugverwezen naar het Gerechtshof Amsterdam, zodat de zaak opnieuw kan worden behandeld in het bestaande hoger beroep. Dit arrest benadrukt het belang van het tijdig indienen van grieven en de noodzaak voor de rechter om alle relevante stukken in overweging te nemen voordat een beslissing wordt genomen over de ontvankelijkheid van een hoger beroep.

Conclusie

PROCUREUR-GENERAAL

BIJ DE

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

Nummer20/02330
Zitting9 november 2021

CONCLUSIE

P.C. Vegter
In de zaak
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1981,
hierna: de verdachte.
1. De verdachte is bij verstekarrest van 16 juli 2020 door het Gerechtshof Amsterdam niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep tegen het verstekvonnis van de politierechter uit de rechtbank Amsterdam waarbij hij wegens diefstal is veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 14 dagen met aftrek overeenkomstig art. 27 Sr.
2. Het middel komt op tegen de niet-ontvankelijkverklaring door het hof van de verdachte in zijn hoger beroep.
3. Het hof heeft de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep en heeft daartoe overwogen:
“Door of namens de verdachte is geen schriftuur houdende grieven ingediend. Evenmin zijn mondeling bezwaren tegen het vonnis opgegeven. Ook overigens is niet gebleken van enig rechtens te respecteren belang dat is gediend met enig onderzoek van de zaak. Om die reden wordt de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het ingestelde hoger beroep, gelet op het bepaalde in artikel 416, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering.”
4. Bij de aan de Hoge Raad toegezonden stukken bevindt zich een "akte instellen hoger beroep", inhoudende dat op 20 april 2020 door mr. A. Petrescu namens de verdachte hoger beroep is ingesteld tegen het vonnis van de politierechter uit de rechtbank Amsterdam van 25 oktober 2018. Aan deze akte is geen "Grievenformulier Hoger Beroep" gehecht.
5. In (de toelichting op) het middel wordt gesteld dat het hof geen acht heeft geslagen op de inhoud van het door de raadsvrouw van verdachte per e-mail verzonden schrijven van 15 juli 2020 waarin grieven zijn opgenomen. Ter staving van die stelling zijn aan de cassatieschriftuur kopieën gehecht van:
i) een e-mail van 15 juli 2020 om 19.42 uur van mr. A. Petrescu gericht aan [de administratie van] het Gerechtshof Amsterdam (onder meer) inhoudende:

berichtgeving inz. [verdachte] /OM 6362.1.hb, parketnr. 23/001021-20, rolzitting 16-07-2020 om 09:30 uur
Edelgrootachtbaar College,
In de zaak met bovengenoemd parketnummer bericht ik u als volgt.
Cliënt stelt zich op het standpunt dat hij nimmer op de hoogte is gesteld van het feit dat zijn strafzaak op 3 juli 2018 om 16:05 uur, 10 september 2018 om 15:30 uur en vervolgens op 25 oktober 2018 om 15:00 uur behandeld zou worden. Hierdoor verzoekt cliënt de zaak terug te wijzen naar de rechter in eerste aanleg opdat hij zich in twee feitelijke instanties te kunnen verdedigen.
Subsidiair verzoekt cliënt hem een andere straf op te leggen, rekening houdend met zijn gewijzigde privé omstandigheden. Hij is thans ingeschreven in Nederland en heeft een baan. Daarnaast is hij sedert 2018 niet langer in aanraking geweest met politie en justitie.”
ii) een e-mail van 23 juli 2020 om 14.58 uur van mr. A. Petrescu gericht aan [de administratie van] het Gerechtshof Amsterdam (onder meer) inhoudende:

berichtgeving inz. [verdachte] /OM 6362.1.hb, parketnr. 23/001021-20, rolzitting 16-07-2020 om 09:30 uur.
Edelgrootachtbaar College,
Zojuist ontving ik het arrest in de zaak met bovengenoemd parketnummer waaruit blijkt dat cliënt ter terechtzitting van 16 juli 2020 niet-ontvankelijk is verklaard in hoger beroep omdat er geen grieven zouden zijn ingediend. Telefonisch is mij door [betrokkene 1] van de Strafgriffie van het Gerechtshof Amsterdam dat er telefonisch geen contact kan worden opgenomen met de raadsheren en werd ik verzocht om hierover te mailen.
Op 15 juli 2020 om 19:42 uur zijn de bezwaren tegen het vonnis van de Politierechter in deze zaak schriftelijk ingediend. Zie hieronder.
Graag verneem ik van u waarom cliënt alsnog niet-ontvankelijk is verklaard in hoger beroep.
Uw spoedige reactie hieromtrent zie ik met belangstelling tegemoet.
Ik vertrouw u hiermede naar behoren te hebben ingelicht en dank u bij voorbaat voor de door u te nemen moeite.”
iii) een e-mail van 23 juli 2020 om 15.20 uur van mr. A. Petrescu gericht aan [de administratie van] het Gerechtshof Amsterdam (onder meer) inhoudende:

berichtgeving inz. [verdachte] /OM 6362.1.hb, parketnr. 23/001021-20, rolzitting 16-07-2020 om 09:30 uur.
Geachte heer, mevrouw,
Hartelijk dank voor uw mailbericht. Zojuist heb ik telefonisch vernomen van [betrokkene 2] van de Strafgriffie van het Gerechtshof Amsterdam dat het mailbericht inhoudende de grieven wel degelijk vóór de zitting naar de zittingscombinatie was doorgestuurd door het desbetreffende team.
Cliënt is het uiteraard niet mee eens, nu er wel degelijk en tijdig voor de rolzitting grieven zijn ingediend.”
iv) een e-mail van 23 juli 2020 om 15.24 uur van de strafgriffie van het Gerechtshof Amsterdam gericht aan [de administratie van] het Gerechtshof Amsterdam (onder meer) inhoudende:

berichtgeving inz. [verdachte] /OM 6362.1.hb, parketnr. 23/001021-20, rolzitting 16-07-2020 om 09:30 uur.
Geachte mr. A. Petrescu,
Namens de voorzitter laat ik u weten dat hij niet over de grieven beschikte. Mocht u het niet eens zijn met de uitspraak dan kunt u cassatie instellen.
Hopende u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd.”
6. Van deze bijlagen bevindt zich alleen een afschrift van het onder i) genoemde emailbericht bij de op voet van art. 434, eerste lid, Sv aan de Hoge Raad gezonden stukken. Het dossier bevat geen (afschriften van) correspondentie waaruit zou kunnen worden afgeleid dat de overige emailberichten door het hof zijn ontvangen. [1] In aanmerking genomen dat het in de genoemde berichten genoemde email-adres het destijds in gebruik zijnde (algemene) faxnummer van het hof Amsterdam betreft [2] , bieden de aan de schriftuur gehechte stukken, in ieder geval het schrijven onder i, grond voor het ernstig vermoeden dat namens de verdachte (tijdig en kort) vóór het onderzoek ter terechtzitting op 16 juli 2020 een schriftuur houdende grieven is ingediend. Op grond daarvan moet in cassatie ervan worden uitgegaan dat een dergelijke schriftuur is ingediend.
7. Gelet op het voorgaande is het oordeel van het hof dat de verdachte op de voet van art. 416, tweede lid, Sv niet-ontvankelijk wordt verklaard in het hoger beroep, niet begrijpelijk.
8. Het middel slaagt.
9. Deze conclusie strekt tot vernietiging van de bestreden uitspraak en tot terugwijzing van de zaak naar het hof Amsterdam, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden

AG

Voetnoten

1.Inmiddels is er in cassatie een afschrift van bijlage 1 aan het dossier toegevoegd.
2.Het mailadres van de strafgriffie van het hof Amsterdam, , is ook nu nog in gebruik. Zie hiervoor de pagina van het hof Amsterdam op rechtspraak.nl via deze