Conclusie
Nummer19/05166
Bewezenverklaring, bewijsmiddelen, verweer en bewijsoverweging
mededeling van verbalisanten:
mededeling van verbalisanten:
mededeling van verbalisant:
Kwitantiesvan de eigenaar van [A] Ltd. (zogenaamde APPRO notes).
Camerabeeldenwaarop te zien is dat cliënt de avond voor zijn aanhouding een grote hoeveelheid contant geld krijgt.
Bankafschriftenwaarop te zien is dat het bedrijf grote hoeveelheden contact geld inkoopt van een bank.
verpakt was in bankwikkelsafkomstig van dezelfde bank als waar het contact geld door [A] Ltd. werd besteld.
Een fotovan het in beslag genomen geld, waaruit blijkt dat een deel van het geld voorzien was van bankwikkels.
Een verklaring van de registeraccountantdat cliënt vaak de beschikking kreeg over grote geldbedragen.
De verklaring van [betrokkene 1] .
De verklaring van de curatorendie uit hun onderzoek constateren dat cliënt grote hoeveelheden contanten geld van [A] Ltd. ter beschikking kreeg om daarmee inkopen te doen.
Bespreking van de middelen
eerstemiddel klaagt over ’s hofs oordeel dat geen sprake is van een onherstelbaar vormverzuim, dan wel het oordeel dat niet is gebleken van een doelbewuste en grove veronachtzaming van de rechten van de verdachte, zodat aan dit vormverzuim geen gevolgen worden verbonden, en/of het oordeel dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in de vervolging.
curatoren melden dat er inderdaad veel in cash wordt gehandeld. De onderneming kocht en verkocht grote hoeveelheden juwelen, waarvan een groot deel in cash. Het bedrijf had 99 duizend Pond in kas, en 1.9 miljoen Pond in de kluis.Voorts blijkt uit de papieren dat [verdachte] inderdaad contant geld kreeg voor aankopen in België. Ook blijkt uit hun onderzoek dat er voor 4.5 miljoen pond aan inkopen zijn gedaan in België. Er zijn ook tal van facturen met Belgische klanten. Verder melden de curatorendat er uit hun onderzoek niets naar voren is gekomen dat duidt op betrokkenheid bij enig misdrijf.”
nergens uit zou blijken dat er juwelen werden gekocht in België.
Een officier van justitie die deze stellingen in haar requisitoir opneemt, terwijl ze de e-mail van de curatoren onder het tapijt heeft geschoven, heeft niet alleen de rechtbank misleid, maar vooral keihard gelogen.
noot: De rechtbank heeft zonder het processtuk uitspraak gedaan. (…) Daarnaast: client heeft geen eerlijk proces gehad, dit kan niet gecompenseerd worden in hoger beroep. Client heeft recht op een eerlijk proces in 2 feitelijke instanties]. Het belang dat met de geschonden voorschriften wordt gediend is evident. Bovendien is het een zeer ernstig verzuim. Sterker nog: ik vind dit een van de meest ernstige verzuimen die het openbaar ministerie kan maken.
the proceedings as a whole were not fair’. Dat oordeel getuigt niet van een onjuiste rechtsopvatting en is niet onbegrijpelijk. Het hof heeft het ter terechtzitting in hoger beroep gevoerde verweer van de verdachte ook toereikend gemotiveerd verworpen. [1]
tweedemiddel klaagt dat het hof geen beslissing heeft genomen op het uitdrukkelijk voorgedragen verweer dat strekt tot vrijspraak omdat het openbaar ministerie niet heeft voldaan aan de onderzoeksplicht die volgt uit de jurisprudentie rondom de bewezenverklaring van witwassen zonder bekend gronddelict. De steller van het middel wijst op de eerder weergegeven passages uit de pleitnotities (randnummer 6) en meent dat het hof op het daar ingenomen standpunt had moeten reageren.
NJ2019/298 m.nt. Rozemond eerdere rechtspraak over (kort gezegd) witwassen zonder bekend gronddelict als volgt samengevat: [2]
derdemiddel klaagt dat het hof in zijn bewijsoverweging een verkeerd beoordelingskader heeft gebruikt en/of van een onjuiste rechtsopvatting is uitgegaan. De steller van het middel wijst daarbij op twee zinnen in de bewijsoverweging. De eerste is: ‘Daar komt bij dat op de zich in het dossier bevindende videobeelden weliswaar te zien is dat er geld wordt overhandigd aan de verdachte, maar dit bewijst niet dit het geld betreft dat bij de verdachte in de auto is aangetroffen’. De tweede is: ‘Het hof acht de resultaten van het door het openbaar ministerie verrichte nadere onderzoek van dien aard dat het vermoeden van witwassen niet is ontzenuwd en dat mede op basis daarvan geen andere conclusie mogelijk is dan dat de ten laste gelegde gelden onmiddellijk of middellijk uit enig misdrijf afkomstig zijn’. Door de bewezenverklaring te baseren op deze overwegingen zou het hof feitelijk hebben geoordeeld dat de verdachte zijn onschuld niet voldoende heeft bewezen.
vierdemiddel klaagt dat ’s hofs oordeel dat het tenlastegelegde witwassen bewezen is omdat er geen andere conclusie mogelijk is dan dat de tenlastegelegde gelden onmiddellijk of middellijk uit enig misdrijf afkomstig zijn onbegrijpelijk is dan wel ontoereikend is gemotiveerd. Het middel valt blijkens de toelichting in enkele deelklachten uiteen.
eerstedeelklacht houdt in dat het hof niet heeft gemotiveerd waarom enkele processtukken die onverenigbaar zouden zijn met de conclusie dat ‘geen andere conclusie mogelijk is dan dat de ten laste gelegde gelden onmiddellijk of middellijk uit enig misdrijf afkomstig zijn’ niets afdoen aan die conclusie. De steller van het middel wijst erop dat bij pleidooi is aangevoerd dat het geld dat onder de verdachte in beslag is genomen van zijn werkgever afkomstig is en attendeert op de processtukken waar de raadsman in die context op heeft gewezen. Gelet op de aard en inhoud van deze processtukken en het geheel uitblijven van overwegingen over de bewijswaarde en/of betekenis van deze processtukken, zou ’s hofs oordeel onbegrijpelijk althans ontoereikend gemotiveerd zijn.
aangetroffengeld afkomstig is van [A] Ltd.
tweededeelklacht ziet op ’s hofs overweging dat de verklaring van [betrokkene 1] dat het bij de verdachte aangetroffen geld van het bedrijf [A] Litd afkomstig is ‘op geen enkele wijze met stukken is onderbouwd’. Volgens de steller van het middel bevinden zich in het dossier ‘diverse bewijsmiddelen die de verklaring van [betrokkene 1] ondersteunen:
derdedeelklacht ziet op ’s hofs oordeel dat de APPRO notes niet corresponderen met de bedragen die de verdachte bij zich had. De steller van het middel klaagt dat het hof heeft verzuimd te reageren op de verklaringen die de verdachte en [betrokkene 1] daarover ter terechtzitting in eerste aanleg hebben afgelegd. Uit de toelichting blijkt dat het de steller van het middel gaat om de passages waarin zij verklaren waarom de bedragen op de APPRO notes niet exact hetzelfde zijn als het geld dat de verdachte bij zich heeft’.