ECLI:NL:PHR:2021:456

Parket bij de Hoge Raad

Datum uitspraak
16 maart 2021
Publicatiedatum
7 mei 2021
Zaaknummer
19/03219
Instantie
Parket bij de Hoge Raad
Type
Conclusie
Rechtsgebied
Strafrecht
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mishandeling en omzetting vervangende hechtenis in gijzeling bij schadevergoedingsmaatregel

In deze zaak is de verdachte op 26 juni 2019 door het gerechtshof 's-Hertogenbosch veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier weken, met aftrek van de tijd doorgebracht in voorarrest. Daarnaast heeft het hof beslissingen genomen over de vordering van de benadeelde partij en een schadevergoedingsmaatregel opgelegd. De verdachte heeft cassatie ingesteld tegen deze uitspraak. De advocaten R.J. Baumgardt, P. van Dongen en S. van den Akker hebben twee middelen van cassatie voorgesteld. Het eerste middel betreft de vervangende hechtenis die aan de schadevergoedingsmaatregel is verbonden. De Hoge Raad oordeelt dat, op basis van HR 26 mei 2020, ECLI:NL:HR:2020:914, in plaats van vervangende hechtenis gijzeling van gelijke duur kan worden toegepast. Dit middel slaagt, wat betekent dat de Hoge Raad de bestreden uitspraak op dit punt zal vernietigen.

Het tweede middel betreft de overschrijding van de redelijke termijn in de cassatiefase, omdat het hof de stukken te laat heeft ingezonden. De Hoge Raad constateert dat er meer dan acht maanden zijn verstreken tussen het instellen van het cassatieberoep op 8 juli 2019 en de ontvangst van het dossier op 20 mei 2020. Ondanks deze overschrijding is er geen aanleiding om de opgelegde gevangenisstraf te matigen, en het middel wordt als tevergeefs voorgesteld. De conclusie van de procureur-generaal strekt tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar alleen voor zover het gaat om de vervangende hechtenis bij de schadevergoedingsmaatregel. De Hoge Raad bepaalt dat gijzeling van gelijke duur kan worden toegepast in plaats van vervangende hechtenis.

Conclusie

PROCUREUR-GENERAAL

BIJ DE

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

Nummer19/03219
Zitting16 maart 2021

CONCLUSIE

D.J.C. Aben
In de zaak
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1981,
hierna: de verdachte.
1. De verdachte is bij arrest van 26 juni 2019 door het gerechtshof 's-Hertogenbosch wegens “
mishandeling”, veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier weken met aftrek van de tijd doorgebracht in voorarrest. Het hof heeft tevens beslissingen genomen ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij en heeft aan de verdachte een schadevergoedingsmaatregel opgelegd.
2. Het cassatieberoep is ingesteld namens de verdachte. Mrs. R.J. Baumgardt, P. van Dongen en S. van den Akker, advocaten te Rotterdam, hebben twee middelen van cassatie voorgesteld.
3. Het
eerste middelis een klacht over de vervangende hechtenis die aan de opgelegde schadevergoedingsmaatregel is verbonden.
4. Dit middel is – gelet op HR 26 mei 2020, ECLI:NL:HR:2020:914 – terecht voorgesteld. De Hoge Raad kan met toepassing van artikel 6:4:20 Sv bepalen dat in plaats van vervangende hechtenis gijzeling van gelijke duur kan worden toegepast.
5. Het middel slaagt.
6. Het
tweede middelbevat de klacht dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 lid 1 EVRM in de cassatiefase is overschreden omdat het hof de stukken te laat heeft ingezonden.
7. Tussen het instellen van het cassatieberoep op 8 juli 2019 en de binnenkomst van het dossier bij de Hoge Raad op 20 mei 2020 zijn meer dan acht maanden verstreken. Gelet op de hoogte van de opgelegde gevangenisstraf is er evenwel geen aanleiding tot matiging daarvan en kan worden volstaan met de enkele constatering dat de redelijke termijn is overschreden. [1]
8. Het middel is tevergeefs voorgesteld.
9. Ambtshalve heb ik geen gronden aangetroffen die tot vernietiging van de bestreden uitspraak aanleiding behoren te geven.
10. Deze conclusie strekt tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar uitsluitend voor zover bij de schadevergoedingsmaatregel vervangende hechtenis is toegepast, tot bepaling dat ten aanzien van de schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van het slachtoffer met toepassing van artikel 6:4:20 Sv gijzeling van gelijke duur kan worden toegepast, en tot verwerping van het beroep voor het overige.
De procureur-generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden

AG

Voetnoten

1.HR 17 juni 2008, ECLI:NL:HR:2008:BD2578,