2.2.Ik schets voor een goed begrip eerst het procesverloop in deze zaak aan de hand van de stukken die aan de Hoge Raad zijn toegezonden.
(i) Op 13 juni 2019 is door de verdachte hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank.
(ii) Bij appelschriftuur van 8 juli 2019 heeft de raadsman van de verdachte verzocht om [betrokkene 1] als getuige te horen. Dit verzoek is als volgt toegelicht:
“Onderzoekswensen
In het verdedigingsbelang wordt gevraagd om als getuige bij de Raadsheer-Commissaris te doen horen: de aangever (van geweld) [betrokkene 1].
Toelichting: Zie het bovenstaandeen de verklaringen van appellant dienaangaande tegenover politie en Rechter-Commissaris, alsmede tijdens het onderzoek ter terechtzitting”.
(iii) Uit het proces-verbaal van de terechtzitting van de inhoudelijke behandeling bij het hof op 18 augustus 2020 blijkt dat door de raadsman is opgemerkt dat hij persisteert bij het eerder gedane verzoek om [betrokkene 1] als getuige te doen horen door de raadsheer-commissaris. Het hof bleek van dit eerder gedane verzoek niet op de hoogte te zijn. Het proces-verbaal van de terechtzitting vermeldt hierover het volgende:
“De voorzitter vraagt de raadsman bij welke gelegenheid hij dat verzoek heeft gedaan, omdat het hof daarvan niet op de hoogte is. De raadsman deelt mede dat hij zich heeft vergist en dat het verzoek inderdaad niet eerder is gedaan.
De raadsman doet alsnog het verzoek om [betrokkene 1] als getuige te horen en licht dat toe, als volgt:
[betrokkene 1] heeft met betrekking tot het onder 1 tenlastegelegde verklaard dat cliënt jegens hem geweld heeft toegepast. Cliënt heeft dit gedetailleerd weersproken. Het is het woord van [betrokkene 1] tegen het woord van mijn cliënt. Voor de verklaring van [betrokkene 1] op dit punt bestaat geen steunbewijs.
[…]
Het hof onderbreekt vervolgens het onderzoek voor beraad. Na beraad wordt het onderzoek hervat en deelt de voorzitter als beslissing van het hof mede dat het verzoek van de verdediging om [betrokkene 1] als getuige te horen, wordt afgewezen. Het hof acht zich op basis van het huidige dossier voldoende voorgelicht en acht het horen van de getuige daarom niet noodzakelijk.”
(iv) Na het nemen van deze beslissing is het hof verder gegaan met de inhoudelijke behandeling van de zaak. Halverwege die behandeling is door de raadsman vervolgens het volgende opgemerkt:
“De raadsman voert het woord tot verdediging en deelt in dat verband mede:
Ik heb het verzoek tot het horen van [betrokkene 1] als getuige toch wél op een eerder moment gedaan, namelijk in mijn aan uw hof gerichte brief van 8 juli 2019. In die brief stel ik mij als raadsman, geef ik de grieven op tegen het vonnis en verzoek ik om het horen van de getuige. Het verzoek moet dus, anders dan uw hof zojuist heeft gedaan, worden beoordeeld aan de hand van het verdedigingsbelang. Ik herhaal dit verzoek en vraag uw hof hierop bij arrest te beslissen. De raadsman legt de genoemde brief van 8 juli 2019 aan het hof over en verzoekt het hof de brief te hechten aan het proces-verbaal.”
(v) Het hof heeft in zijn arrest van 1 september 2020 het verzoek tot het horen van getuige [betrokkene 1] opnieuw afgewezen, dit keer met de volgende motivering:
“
Getuigenverzoek
De raadsman heeft bij brief van 8 juli 2019 verzocht om [betrokkene 1] als getuige te horen. Op de terechtzitting in hoger beroep van 18 augustus 2020 heeft de raadsman dit verzoek herhaald. Nu het schriftelijke verzoek niet is gedaan binnen veertien dagen nadat hoger beroep is ingesteld, moet het verzoek worden beoordeeld aan de hand van het noodzaakcriterium. Gelet op de inhoud van het dossier en op hetgeen als onderbouwing aan het verzoek ten grondslag is gelegd, acht het hof het horen van de getuige niet noodzakelijk. Het hof acht zich voldoende voorgelicht en wijst het verzoek af.”