“De vaststelling van het wederrechtelijk verkregen voordeel
Uit het strafdossier en het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep komt naar voren dat de betrokkene uit het bewezenverklaarde handelen en uit andere feiten, waarvoor een geldboete van de vijfde categorie kan worden opgelegd en waaromtrent voldoende aanwijzingen bestaan dat zij door hem zijn begaan, financieel voordeel heeft genoten.
Uit het door een opsporingsambtenaar opgestelde rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel [betrokkene] ex artikel 36e, lid 2, Sr met bijlagen d.d. 9 februari 2015 (hierna: het ontnemingsrapport) is aannemelijk geworden dat de betrokkene over de periode van 2003 tot en met 2006 opzettelijk onjuiste aangiften voor de inkomstenbelasting heeft gedaan of laten doen en aldus zich schuldig heeft gemaakt aan overtreding van artikel 69, lid 2, van de Algemene Wet inzake de Rijksbelastingen, dan wel aan valsheid in geschrift als bedoeld in artikel 225, lid 1, van het Wetboek van Strafrecht. Voorts is de betrokkene blijkens het uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 9 maart 2021 in zowel 1992 als in 2018 onherroepelijk tot aanzienlijke gevangenisstraffen veroordeeld wegens - kort gezegd - de invoer van harddrugs, waarbij het hof aantekent dat de laatstgenoemde veroordeling ziet op de periode van 31 december 2009 tot en met 4 januari 2010. Het is een feit van algemene bekendheid dat in de handel in harddrugs grote contante bedragen omgaan. Mede gelet op het uitgavenpatroon van de betrokkene, zoals dat blijkt uit de aan de betrokkene toebehorende, in beslag genomen luxe goederen en hoogwaardige vermogenscomponenten acht het hof aannemelijk dat de betrokkene in de periode van 2002 tot en met 2010 over grote contante geldbedragen beschikte die hij heeft verkregen uit de opbrengst van de hierboven bedoelde misdrijven.
Gelden Wechelderzande
Op 4 januari 2006 is aan de betrokkene een bedrag van € 448.272,57 betaald, zijnde de opbrengst van de verkoop van vijf appartementen in Wechelderzande in België. De koopprijs van de appartementen bedroeg € 413.083,-. De betrokkene heeft van dit bedrag € 326.015,- contant betaald en een bedrag van € 87.068,- per bank betaald. Voor de herkomst van de door de betrokkene geïnvesteerde bedragen heeft hij in het strafrechtelijk onderzoek, noch in het financiële onderzoek een plausibele verklaring afgelegd. De door de FIOD onderzochte administratie van het bedrijf genaamd [A] B.V. leverde, anders dan door de betrokkene verklaard, geen aanwijzing van een legale bron van de door de betrokkene geïnvesteerde bedragen. Evenmin is gebleken van een andere legale bron die de herkomst van bedoelde bedragen kan verklaren. Het hof acht het dan ook aannemelijk dat de betrokkene het totale bedrag van € 448.272,57 (inclusief vervolgprofijt) wederrechtelijk heeft verkregen uit het bewezen verklaarde witwassen en/of uit de andere, hierboven genoemde misdrijven.
Schuldbekentenissen
In de strafzaak heeft het hof met betrekking tot de onder 3 bewezen verklaarde valse schuldbekentenissen overwogen dat de constructie is opgezet met de intentie om een groot geldbedrag van de betrokkene wit te wassen en dat de aanwezigheid van deze valse schuldbekentenissen de conclusie wettigt dat de betrokkene een groot geldbedrag dat afkomstig was uit enig misdrijf heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad. Gelet op de hoogte van het bedrag dat volgens de (valse) schuldbekentenis aan de betrokkene is doorgeleend, acht het hof aannemelijk dat de betrokkene een bedrag van € 250.000,- door middel van of uit de baten van het bewezenverklaarde witwassen en valsheid in geschrift, dan wel van de andere, hierboven genoemde misdrijven heeft verkregen.
Op grond van het vorenstaande is het hof van oordeel dat het door de betrokkene wederrechtelijk verkregen voordeel kan worden geschat op een bedrag van (€ 448.272,57 + € 250.000,- =) € 698.272,57.”