Conclusie
1.Het cassatieberoep
- onder 2 “opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd”,
- onder 3 “om een feit bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet voor te bereiden of te bevorderen, voorwerpen voorhanden te hebben, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit,
- onder 4 “opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod”,
- onder 6 “medeplegen van overtreding van het voorschrift, gesteld bij of krachtens artikel 40 tweede lid van de Geneesmiddelenwet” en
- onder 7 “medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III en medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie”.
Ten aanzien van de feiten 1 en 5 is de verdachte door het gerechtshof ’s-Hertogenbosch veroordeeld wegens
- onder 1 “opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd” en
- onder 5 “overtreding van het voorschrift, gesteld bij of krachtens artikel 40, tweede lid, van de Geneesmiddelenwet, meermalen gepleegd”.
De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van drie jaren, met aftrek van het voorarrest.
2.Het procesverloop
- het opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd (feit 1);
- het opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd (feit 2);
- om een feit bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet voor te bereiden of te bevorderen, voorwerpen voorhanden te hebben, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit (feit 3);
- het opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod (feit 4);
- overtreding van het voorschrift, gesteld bij of krachtens artikel 40 tweede lid van de Geneesmiddelenwet, meermalen gepleegd (feit 5);
- het medeplegen van overtreding van het voorschrift, gesteld bij of krachtens artikel 40 tweede lid van de Geneesmiddelenwet (feit 6);
- het medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie Ill en medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie (feit 7).
hij in de periode van 1 oktober 2016 tot en met 2 november 2016 in de gemeente [plaats], meermalen, telkens een geneesmiddel waarvoor geen handelsvergunning geldt, te weten een hoeveelheid pillen bevattende een farmacologische actieve stof (pillen bevattende de stoffen Sildefanil, te weten zogenaamde Kamagra en/of Lovegra pillen) heeft verkocht en/of afgeleverd en/of ter hand gesteld.”
op 02 november 2016 in de gemeente [plaats], tezamen en in vereniging met een ander, een geneesmiddel waarvoor geen handelsvergunning geldt, te weten een grote hoeveelheid pillen bevattende een farmacologische actieve stof (pillen bevattende de stoffen Sildefanil, te weten zogenaamde Kamagra en/of Lovegra pillen), in voorraad heeft gehad.”
Vonnis waarvan beroep
3.Het middel
[…] de Geneesmiddelenwet, de artikelen 18, eerste lid, 28, eerste lid, 34, 37, derde lid, 38, eerste lid, 39, eerste lid, 40, eerste en tweede lid, 61, eerste lid, 62, eerste en derde lid, 67 en 67a, eerste lid; […]”
[…]”