2.9Het proces-verbaal van de zitting van 27 januari 2021 houdt – voor zover van belang – het volgende in:
“Als raadsman van de verdachte is ter terechtzitting aanwezig mr. J.G. Roethof, advocaat te Arnhem, die verklaart uitdrukkelijk door de verdachte gemachtigd te zijn de verdediging te voeren. Het hof stemt daarmee in.
De voorzitter stelt, aan de hand van de mededeling van de deurwaarder, vast dat [benadeelde] als benadeelde partij ter terechtzitting is verschenen.
De voorzitter deelt mede:
Gisteren heeft het hof een e-mailbericht ontvangen van verdachte met daarin een verzoek tot aanhouding van de zaak. Hieruit blijkt dat de verdachte in ieder geval op de hoogte is van de zitting vandaag. De oproeping is op 22 december 2020 in persoon aan de verdachte betekend. De zaak heeft tweemaal eerder op zitting gestaan, te weten op 5 juni 2020 en 9 oktober 2020.
Het hof zit vandaag in een andere samenstelling en zal het onderzoek, dat laatstelijk ter terechtzitting van 9 oktober 2020 werd geschorst, opnieuw aanvangen.
Ik ben door cliënt gemachtigd om zijn verdediging te voeren. Ik verzoek uw hof om de zaak aan te houden. Ik weet dat de zaak eerder reeds tweemaal is aangehouden en dat vandaag de benadeelde partij is verschenen. Mijn cliënt heeft in zijn e-mailbericht uitvoerig toegelicht waarom hij om aanhouding verzoekt. Cliënt heeft geen mogelijkheid om zelfstandig met de auto naar het hof te komen. Problemen me zijn hart verhinderen dat cliënt zelf kan rijden. Door deze problemen is het ook moeilijk voor hem om met het openbaar vervoer te komen. Cliënt heeft er veel belang bij om bij de inhoudelijke behandeling bij uw hof aanwezig te zijn. Deze zaak gaat cliënt aan het hart. Cliënt had er graag bij willen zijn om zijn onschuld aan te tonen. (…)
De voorzitter deelt mede dat gisteren, 26 januari 2021, door de verdachte een e-mailbericht aan de strafgriffie is verzonden met daarin de informatie dat verdachte bij de cardioloog is geweest en er een hartfilm is gemaakt. Voorts is de bloeddruk van verdachte hoog, is hij duizelig/draaierig en heeft hij veel hoofdpijn. Verdachte heeft gesteld dat hij niet met de auto kan reizen en het openbaar vervoer moeilijk is.
Ik had uw hof eerder al voorgehouden dat het volgens informatie op de website 9292.nl niet mogelijk is om op tijd op de zitting van vandaag te komen (
opmerking griffier: e-mailbericht van de raadsman d.d. 9 december 2020). Indien cliënt met het openbaar vervoer zou reizen dan zou hij een half uur te laat aanwezig zijn. Door uw hof is toen bericht dat cliënt wel op tijd aanwezig zou kunnen zijn, indien hij zelf vervoer had naar het station. Cliënt is daartoe niet in staat.
De oudste raadsheer merkt op:
In reactie op het e-mailbericht van de raadsman d.d. 9 december 2020 is op 10 december 2020 door het hof onder meer bericht dat er wel reismogelijkheden zijn om met het openbaar vervoer naar Den Bosch te komen en tijdig te arriveren. De voorzitter deelt mede dat op de zitting van 9 oktober 2020 aan de verdediging is gevraagd om informatie te verstrekken over het bezoek van verdachte aan de longarts, de huisarts en om de uitslag van de coronatest te overleggen. Het hof heeft echter tot op heden geen enkele medische informatie van de verdediging ontvangen.
Een nadere onderbouwing van de medische gegevens van cliënt moet ik u schuldig blijven. Ik heb niet meer informatie dan de informatie die uw hof heeft.
(…)
U, oudste raadsheer, vraagt mij of er niet iemand in de omgeving van cliënt is die hem kan rijden. Ik kan niet voor hem spreken, maar ik vermoed dat cliënt niemand wil belasten. U, oudste raadsheer, merkt op dat het hof heeft gevraagd om het overleggen van stukken, stukken die cliënt zo zou moeten kunnen geven. In principe zou cliënt die informatie moeten kunnen geven. Bij het verzoek om aanhouding was ook een stuk van een medicus gevoegd. Het overleggen van diverse stukken raakt ook het medisch beroepsgeheim. Ik begrijp dat bij het ontbreken van deze informatie een verzoek tot aanhouding kan worden afgewezen.
De advocaat-generaal brengt naar voren:
Op een gegeven moment moet de zaak tot een einde komen. Nu de verdachte geen onderbouwing voor zijn medische situatie naar voren brengt, is het moeilijk om het verzoek tot aanhouding te honoreren. Het stuk dat wel is overgelegd betreft een brief d.d. 7 oktober 2020 van een huisarts die door verdachte is gebeld over verkoudheidsklachten. Verdachte mag zich beroepen op het medisch beroepsgeheim, maar je kunt een aanhoudingsverzoek in verband met gezondheidsklachten niet onderbouwen zonder stukken. Iemand die aan het hof verzoekt om aanhouding dient met stukken te komen. Op 9 oktober 2020 is de zaak door het hof aangehouden en is in het proces-verbaal verzocht om alsnog de stukken over te leggen. Wederom komt er niets vanuit de verdediging. Verdachte moet aantonen waarom hij niet zou kunnen verschijnen. De vorige aanhoudingsverzoeken schoten al te kort, maar het gaat te ver om de zaak voor een derde keer aan te houden in verband met gestelde medische klachten (…) De e-mailberichten van verdachte die gisteren zijn binnengekomen, heb ik overigens niet meer gelezen.
In reactie op de advocaat-generaal wil ik naar voren brengen dat er niet altijd schriftelijk bewijs is van iemands medische toestand. Zo heeft cliënt de uitslag van de coronatest telefonisch medegedeeld gekregen. Het is in ieder geval duidelijk dat cliënt al geruime tijd in de Ziektewet zit en niet kan werken.
De advocaat-generaal brengt naar voren dat de gevraagde medische stukken niet alleen zagen op de uitslag van de coronatest.
De voorzitter ontbreekt de zitting voor kort beraad.
Na hervatting van de zitting deelt de voorzitter als beslissing van het hof mede:
Het verzoek tot aanhouding van de zaak wordt afgewezen. Aan het verzoek zijn twee argumenten ten grondslag gelegd. Het hof is van oordeel dat wat betreft de door de verdachte gestelde medische problemen van verdachte, hart, hoge bloeddruk en cholesterol problemen, het niet aannemelijk is geworden dat verdachte daardoor niet in staat is om naar ’s-Hertogenbosch af te reizen om vandaag bij de zitting aanwezig te kunnen zijn.
Voorts acht het hof het niet aannemelijk geworden dat er voor verdachte geen mogelijkheid bestaat om op tijd op de zitting te kunnen verschijnen indien hij met het openbaar vervoer zou reizen. Dit des te meer nu uit het e-mailbericht van de voorzitter d.d. 10 december 2020 volgt dat het wel mogelijk is om met het openbaar vervoer tijdig op de zitting te verschijnen. Het hof wil best aannemen dat verdachte kampt met bepaalde medische klachten, maar deze medische klachten zijn op geen enkele wijze onderbouwd met stukken, terwijl het hof dat op de zitting van 9 oktober 2020 wel had verzocht en dit in herinnering is gebracht bij de raadsman bij voornoemd e-mailbericht van 10 december 2020.
Het hof acht het niet aannemelijk geworden dat de door de verdachte gestelde medische klachten, die hij overigens niet met medische stukken heeft onderbouwd, een verhindering opleveren voor de verdachte om vandaag op de zitting te verschijnen.
Ten overvloede overweegt het hof nog, dat, al zou het zo zijn dat de door de verdachte gestelde medische problemen wel een verhindering hadden opgeleverd om heden ter terechtzitting te verschijnen, het hof het verzoek tot aanhouding eveneens had afgewezen, omdat het belang van een behoorlijke strafvordering, welke omvat de afdoening van de zaak binnen een redelijke termijn, ernstig in het gedrang komt indien het onderzoek ter terechtzitting opnieuw zou worden geschorst en dit belang zwaarder moet wegen dan het belang van verdachte bij aanhouding van het onderzoek ter terechtzitting. Daarbij heeft het hof acht geslagen op de volgende feiten en omstandigheden:
de zaak is reeds twee keer eerder aangehouden door het hof;
de verdachte ter terechtzitting in eerste aanleg d.d. 26 augustus 2019 is verschenen en een verklaring heeft afgelegd;
het uitvoerige relaas van de verdachte per e-mailberichten;
het feit dat verdachte door een uitdrukkelijk gemachtigd raadsman wordt vertegenwoordigd;
de belangen van het slachtoffer, de benadeelde partij, op een spoedige afdoening van de zaak.”