ECLI:NL:PHR:2024:1027
Parket bij de Hoge Raad
- Rechtspraak.nl
Cassatieberoep van verdachte wegens veroordeling voor het namaken van bankbiljetten
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep ingesteld door de verdachte, geboren in 1999, die door het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 10 mei 2022 is veroordeeld tot 12 maanden gevangenisstraf, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren. De veroordeling betreft meerdere feiten, waaronder het medeplegen van het namaken van bankbiljetten en deelname aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven. De verdachte heeft geen schriftuur met middelen van cassatie ingediend binnen de wettelijk gestelde termijn van zestig dagen na de aanzegging, die op 20 september 2022 in persoon is betekend. Hierdoor kan de Hoge Raad de verdachte niet-ontvankelijk verklaren in zijn cassatieberoep. De conclusie van de Advocaat-Generaal is dat de verdachte niet-ontvankelijk moet worden verklaard in het ingestelde beroep. Er bestaat samenhang met andere zaken, genummerd 22/01788, 22/01882, 22/01779, 22/01896, 22/01755, 22/01849 en 22/01897, waarin ook conclusies worden getrokken.