5.2De blijkens het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep door de raadsman voorgedragen pleitnota houdt, voor zover relevant, het volgende in:
1. Onderhavige zaak kent veel ‘haken en ogen’, in het bijzonder wanneer er gekeken wordt wat er allemaal is verklaard door aangever en de zijnen, en hoe wisselend en tegenstrijdig er is verklaard.
Wat mij echter het meeste in het oog springt in deze zaak is dat de rechtbank indertijd de gevangenhouding heeft bevolen (bevel gevangenhouding d.d. 14juli 2020), met als argument dat: “… het letsel van het slachtoffer ernstig is, en dat op dit moment op basis van het dossier verdachte de enige, kan zijn, die dat letsel heeft toegebracht.”
Tijdens het daartegen ingestelde hoger beroep is er door mij in raadkamer bij uw hof bepleit dat er sprake is van verklaringen van (kennelijk) (meer) objectieve getuigen, te weten [betrokkene 4] , [betrokkene 9] en [betrokkene 10] , waaruit volgt dat er geen sprake was van een 1-tegen-1-situatie, maar van een chaos waarbij het een gevecht was tussen meerdere personen aan weerszijden. Daarbij heb ik gewezen op de inhoud van het filmpje waaruit blijkt dat de familie [aangever] niet achter de man met rode shirt aan zit, maar achter een ander, hetgeen zich niet, althans niet goed, verhoud met de stelling dat de man met het rode shirt de sterker [ik begrijp: steker, MvW] zou zijn.
Uw gerechtshof heeft vervolgens de tenuitvoerlegging van de voorlopige hechtenis terecht (!) geschorst (bevel d.d. 10 september 2020). Dat doet het hof natuurlijk niet zomaar, wanneer de verdenking ziet op een poging tot doodslag (althans zware mishandeling).
Toch werd cliënt, ondanks de uitkomsten van de vele getuigenverhoren die wijzen in een andere richting, alsnog veroordeeld op het argument dat aangever alleen in gevecht / worsteling is geraakt met de man in het rode shirt, zodat die de steker moet zijn geweest, en cliënt de man in het rode shirt was.
Wij menen dat, in het licht van de bewijsmiddelen dat oordeel onbegrijpelijk en onjuist is.
2. Om op basis van de verschillende verklaringen aan te kunnen nemen dat cliënt steker is geweest, ben ik van mening dat het noodzakelijk is dat de feitelijke toedracht met voldoende zekerheid vastgesteld kan worden, in het bijzonder of het inderdaad zo is geweest dat alleen cliënt 1-op-1 in gevecht is geweest met aangever en het steken daardoor alleen binnen dat kader kan hebben plaatsgevonden en dus dat cliënt de steker is geweest.
Ik ben van mening dat die toedracht helemaal niet met voldoende zekerheid kan worden vastgesteld, omdat er veel bewijsmiddelen in het dossier duiden op een andere toedracht en doordat er steeds onderling alsmede innerlijk tegenstrijdig is verklaard.
3. De verklaringen van aangever ( [aangever] ), zijn broers ( [betrokkene 2] en [betrokkene 3] ) en [betrokkene 1] (vriend van aangever) zijn op essentiële punten innerlijk althans onderling tegenstrijdig en op essentiële punten, zoals het door aangever bij zich hebben van een krik / slagvoorwerp en het gebruik daarvan tegen cliënt, (mogelijk) zelfs kennelijke leugenachtig.
4. Zo verklaarden de getuigen tegenstrijdig over de beginsituatie toen de confrontatie tussen aangever en cliënt begon, zoals
wie waar stond:
- aangever verklaarde bij de rechter-commissaris dat hij in gesprek ging met cliënt, dat toen zijn broertje [betrokkene 2] er aan kwam lopen en dat cliënt samen met 2 anderen stond, dat cliënt recht tegenover aangever stond, maar de 2e persoon een beetje naast hem en de 3e persoon achter hem. Ondanks mijn daartoe strekkende verzoek heeft aangever de posities niet in een schets willen tekenen (wat op zich al een opmerkelijke onwelwillendheid was, want wat had aangever dan te verbergen?). Hij verklaarde:
“Mijn jongste broertje [betrokkene 2] kwam aan lopen van iets verder. Wij stonden recht tegenover elkaar, de jongen met het rode shirt en ik. Zijn twee bijrijders stonden er ook. De ene persoon stond een beetje achter mij en de andere persoon stond een beetje naast mij. Ze stonden dichtbij. Ik voelde opeens een duw van achter van een van de bijrijders in de Mercedes.
(…)
Toen ik op die jongen afliep om met hem te praten kwamen de andere twee jongens er meteen bij. Ik was in hun cirkel, in hun ruimte.”
- [betrokkene 2] verklaarde bij de rechter-commissaris juist dat de 3 mannen tegenover [aangever] en hem zelf stonden, derhalve niet in een cirkel om [aangever] heen:
“Ik stond tegenover de drie mannen en naast [aangever] . Ik stond tussen mijn broer en de mannen in.”
Het was volgens [betrokkene 2] kennelijk eerder andersom qua cirkelvorming, omdat aangever samen met zijn broers en aanhang met zijn 6-en waren en:
“De situatie veranderde wel toen [betrokkene 3] er bij kwam. Ik denk dat de drie mannen zich omsingeld voelden.”
Dat de gedachte bij [betrokkene 2] opkomt dat cliënt en de 2 jongens die bij cliënt waren zich omsingeld zouden voelen, past natuurlijk alleen bij een situatie waarbij sprake is van een meerderheid aan betrokkenen aan de zijde van aangever. Dit past ook bij de verklaring van getuige [betrokkene 9] (zie hierna). Derhalve is dit een aanwijzing dat cliënt juist omsingeld werd en niet andersom.
- Volgens [betrokkene 1] (verklaring bij de rechter-commissaris) was het weer heel anders, omdat die bijrijders van de Mercedes nog in de auto zaten en niet eerst erbij zijn komen staan:
“Een broer en nog iemand renden meteen naar de Mercedes, deden daar de deuren open. Wat er daarna gebeurde heb ik niet gezien. De mannen uit de Mercedes stapten toen ook uit en het werd vechten.”
Zie ook zijn antwoord bij de rechter-commissaris bij vraag 21.
5. Over het hiervoor genoemde omsingelen en aanvallen wordt door getuige [betrokkene 9] juist voor cliënt ontlastend verklaard, omdat uit die verklaring in het licht van de overige bewijsmiddelen volgt dat cliënt en zijn vrienden van achteren aangevallen werden toen een broer van aangever erbij kwam.
6. Ook over het
begin van de escalatie (duw)wordt door aangever en de zijnen tegenstrijdig verklaard:
- aangever verklaarde bij de rechter-commissaris opeens een duw te voelen van achteren van een van de bijrijders uit de Mercedes, waardoor hij naar voren liep in de richting van cliënt:
“Ik voelde opeens een duw van achter van een van de bijrijders in de Mercedes. Toen kwam ik dichtbij de jongen in het rode shirt en zijn wij tweeën in gevecht geraakt.”
Op een vraag van de officier van justitie werd dit nog eens herhaald:
“De eerste duw kreeg ik wel van een van die twee jongens.”
Het lijkt er op dat aangever in zijn verklaring bij de rechter-commissaris hiermee goed wil praten dat hij toen cliënt met een krik heeft geslagen, omdat hij door die duw dicht bij cliënt kwam en aangever daardoor - zo gezegd - angstig werd. Zo zou dit slaan uit noodweer zijn verricht. Aangever verklaarde:
“Uit noodweer dacht ik ‘ik ga vechten, anders gaan zij mij echt iets aandoen.”
Dit onderdeel van de verklaring van aangever is echter overduidelijk in strijd met zijn eigen verklaring bij de politie waar hij verklaarde dat hij juist degene was die heeft geduwd (p. 46):
“Uit angst heb ik geduwd. Ik heb die jongen met het rode shirt geslagen met mijn vuist.”
Aangever verklaart dan ook zelf tegenstrijdig in zijn verklaringen over het geven c.q. het krijgen van een duw.
- [betrokkene 3] verklaarde wel over een duw, maar dat deze niet van achteren, maar juist van voren werd gegeven, waardoor [aangever] een paar stappen naar achteren deed (p. 39):
“Ik zag dat man 2, mijn broer, [aangever] , een duw gaf op de borst. Ik zag dat [aangever] enkele passen naar achteren liep.”
Derhalve kwam de gestelde duw helemaal niet van achteren en liep [aangever] daardoor niet naar voren, maar juist naar achteren. In de verklaring van [betrokkene 3] ligt dan ook besloten dat er geen sprake kan zijn geweest van een situatie zoals door aangever beschreven, van het angstig dichtbij de man met rode shirt geduwd worden en de noodzaak daardoor om te gaan slaan. De verklaringen van aangever [aangever] zijn dan ook tegengestrijd aan de verklaring van [betrokkene 3] .
- soortgelijk als [betrokkene 3] verklaarde [betrokkene 2] bij de rechter-commissaris, dat [aangever] geduwd werd en daardoor naar achteren liep. Ook deze verklaring is in strijd met de verklaring van [aangever] bij de politie (p. 46) en van [aangever] bij de rechter-commissaris (over het naar voren geduwd worden).
Bovendien zou [aangever] op die duw in 1e instantie niet gereageerd hebben, zo verklaarde [betrokkene 2] bij de rechter-commissaris. Dit past weer niet bij de verklaring van [aangever] dat het door die duw van achteren meteen vechten werd.
- getuige [betrokkene 9] verklaarde dat er een 5e auto bij kwam en dat het toen fout ging, omdat een van de mannen uit die 5e auto een jongen van achter aanviel (p. 21).
Inmiddels is duidelijk geworden dat [betrokkene 9] het hierbij heeft over een van de broers [aangever] , namelijk [betrokkene 3] . Belangrijk is dan ook dat getuige [betrokkene 9] hiermee het beginnen met vechten plaatst aan de zijde van aangever en zijn broers en juist niet aan de zijde van cliënt en de andere bij cliënt aanwezigen.
- Hierbij past immers de verklaring van getuige [betrokkene 4] (p. 91), dat er van de zijde van aangever is begonnen met het gevecht toen broer [betrokkene 3] erbij kwam:
“Toen [betrokkene 3] kwam ontstond gelijk de ruzie.”
Dit past dus goed bij de verklaring van [betrokkene 9] .
Bovendien bevestigde [betrokkene 2] bij de RC dat [betrokkene 3] verhaal kwam halen (2e blz. verhoor:
“Mijn andere broer, [betrokkene 3] , was ook ingelicht. Die kwam aan om verhaal te halen.”
Uit de verklaring van [betrokkene 4] volgt eveneens dat aangever begon met het geven van een duw (p. 91):
“Ik zag dat [aangever] , man 1 een duw op de borst gaf. Ik weet niet waarom [aangever] dit deed. Ik zag dat man 1 naar achteren liep.”
7. Over de aanwezigheid bij aangever en diens gebruik van een
slagwapen (krik / ploertendoder)wordt tegenstijdig verklaard, althans in mijn ogen volstrekt ongeloofwaardig en leugenachtig, kennelijk met als doel om aangever buiten schot te houden:
- aangever verklaarde bij de politie niets over een krik of een slagwapen;
Aangever verklaarde eerst bij de rechter-commissaris:
“Ik had een krik in mijn handen, dat was puur om die jongen een beetje bang te maken. Die heb ik uit mijn auto meegenomen. Die krik had ik in mijn rechterhand vast. Die hield ik achter mijn rug toen ik op die jongen afliep. Hij zag die krik niet toen ik op hem afliep. Later, toen wij in gevecht raakten haalde ik die krik vanachter mijn rug tevoorschijn.”
Waar aangever bij de rechter-commissaris eerst nog verklaarde dat cliënt met de linkerhand een hand gaf aan aangever, en aangever hiermee veinsde verontwaardigd te zijn en dat het hem daardoor wel duidelijk was dat cliënt kennelijk iets van plan was (p. 4 verhoor RC):
“Hij pakte met zijn linkerhand mijn linkerhand stevig vast. Op dat moment was het voor mij een alarm van hij gaat mij iets aandoen.”
kan uit voornoemde passage waarbij aangever alsnog erkende zelf een krik in de rechterhand tegen de rug te hebben gehouden afgeleid worden dat aangever zelf niet met de rechterhand een hand kon geven en kennelijk zelf al iets van plan was.
- [betrokkene 2] verklaarde bij de politie (…) gezien te hebben dat er een hand werd gegeven, zodat aannemelijk is dat hij ook de krik moet hebben gezien bij [aangever] , echter zwijgt [betrokkene 2] daar over (zie p. 32):
“Nee ik zag dat hij toen naar die jongens toe liep en ze een hand gaf.”
Specifiek over de aanwezigheid van een krik wordt dat ontkent en schiet [betrokkene 2] meteen in de verdediging (p. 34):
“Heb jij een kik gezien? Nee. Is dat ook op comera’s te zien. Kunnen ze dat bewijzen?”
Ook bij de rechter-commissaris verklaarde [betrokkene 2] geen krik o.i.d. bij [aangever] te hebben gezien, hetgeen volstrekt ongeloofwaardig is, door de bekentenis van [aangever] dat hij wel een krik bij zich had, terwijl [betrokkene 2] verklaarde op 1 tot 2 meter afstand aan de rechterkant van [aangever] te hebben gestaan. Bij de rechter-commissaris verklaarde [betrokkene 2] specifiek:
“U vraagt mij wat ik zag van [aangever] toen ik aan kwam rijden. Ik zag zijn rug. Toen ik aan kwam lopen stond ik naast [aangever] . U vraag op welke afstand dit was. Ik denk op ongeveer 1 tot 2 meter afstand. U vraag mij of ik iets heb gezien bij de broekband van [aangever] toen ik aan kwam lopen. Nee. Ik heb toen niets gezien wat erop wees dat [aangever] een krik bij zich had. Ik heb dit later gehoord. Ik stond rechts naast mijn broer [aangever] .”
[betrokkene 2] wil dan ook doen geloven dat hij èn de rug van [aangever] zag tijdens het aanlopen èn tijdens het naast [aangever] staan op geen enkel moment een krik heeft gezien bij [aangever] , zelfs niet waar [aangever] verklaarde daarmee cliënt hebben geslagen direct na de duw, derhalve op een moment dat [betrokkene 2] er nog steeds naast stond. [betrokkene 2] moet dan ook de krik hebben gezien welke [aangever] tegen de rug aan hield en waarmee [aangever] heeft geslagen. Het is mij ook hierdoor overduidelijk dat [betrokkene 2] in strijd met de waarheid heeft verklaard en liegt.
- [betrokkene 3] ontkent een krik te hebben gezien (p. 41).
- [betrokkene 1] verklaarde bij de politie geen krik te hebben gezien (p. 123/124). Daarbij verklaarde hij [aangever] op de rug te hebben gezien (p. 124).
Bij de rechter-commissaris blijft [betrokkene 1] bij die verklaring.
Het is echter, gezien de verklaring van aangever bij de rechter-commissaris, volstrekt onaannemelijk dat [betrokkene 1] niets van de krik zou hebben gezien, daar hij bij herhaling verklaarde (zowel bij politie als bij de rechter-commissaris) bij [aangever] in de auto te hebben gezeten, terwijl [aangever] die krik uit de auto heeft meegenomen, dat [betrokkene 1] vervolgens “schuin zicht op de rug van [aangever] ” had toen [aangever] naar de confrontatie liep en in gesprek raakte met cliënt. Op al die momenten hield [aangever] de krik in zijn rechterhand, gedurende enige tijd zelfs tegen de rug en dat zou [betrokkene 1] niet hebben gezien. Dit is volstrekt ongeloofwaardig en leugenachtig.
- getuige [betrokkene 9] heeft iets gezien dat op een ploertendoder leek (p. 21), zodat dit past bij het door aangever meenemen van een krik en dat hij daarmee de confrontatie heeft opgezocht. Dat [aangever] een slagvoorwerp bij zich had was dan ook kennelijk overduidelijk zichtbaar vanaf grotere afstand, aangezien [betrokkene 9] niet onderdeel uitmaakte van de groep, maar een omstander betreft. Dit maakt te meer dat de ontkenningen van [betrokkene 2] , [betrokkene 3] en [betrokkene 1] volstrekt ongeloofwaardig zijn.
8. Dat er door [betrokkene 2] , [betrokkene 3] en hun vriend [betrokkene 1] gezwegen wordt over de krik bij aangever, getuigt van hun vooringenomenheid en hun wens aangever niet te belasten. Zij hebben dan ook overduidelijk niet volledig en niet naar waarheid gesproken. Zij liegen.
9. Hoe er gevochten is en of het steeds
1-tegen-1is geweest, derhalve of zich alleen de situatie heeft voorgedaan dat aangever en cliënt in gevecht waren en er enkel en alleen in dat kader gestoken kan zijn zodat cliënt de steker moet zijn geweest (wat voor de rechtbank argument was om tot een veroordeling te komen), ook dat kan niet zonder meer vast gesteld worden:
- aangever verklaarde bij de rechter-commissaris dat hij alleen een confrontatie had met de jongen in het rode shirt. Op de vaag of hij weet of die jongen die rechts naast hem stond dan ook iets heeft gedaan verklaarde hij:
Op vragen van de officier van justitie verklaarde aangever niet te weten of die andere twee jongens ook iets hebben gedaan.
Kennelijk heeft hij daar helemaal niet op gelet, zodat zijn waarnemingen het steken door een ander ook helemaal niet uitsluiten.
Ook is deze verklaring van aangever bij de rechter-commissaris weer frappant, aangezien in de handgeschreven verklaring van aangever vermeld staat dat aangever verklaarde (p. 50):
“Die jongens die erbij horen hebben mij ook geduwd.”
Die handgeschreven verklaring duidt dan ook wel op een confrontatie met meer betrokkenen dan bij een 1-tegen-1 situatie.
- [betrokkene 2] verklaarde bij de rechter-commissaris:
“De man naast de man met het rode T-shirt begon [aangever] te duwen. Hierna ontstond er een gevecht tussen [aangever] en de drie andere mannen.
(...)
Het gevecht begon met de man naast [verdachte] . Later zag ik dat [aangever] in worsteling was met [verdachte] .”
Dat het gevecht begon met de man naast [verdachte] , duidt erop dat er niet enkel een 1-tegen-1 situatie heeft bestaan en het een situatie betrof van geweld tussen [aangever] en de 3 andere mannen duidt ook op een andere situatie dan dat er alleen door aangever met cliënt werd gevochten, maar op een 3-tegen-1 situatie.
- dat er een gevecht is geweest, over een weer, waarbij niet steeds een 1-tegen-1 situatie heeft bestaan tussen aangever en cliënt, blijkt ook uit de verklaring van [betrokkene 4] (p. 91, 6e tekstblok):
“Ik zag dat alle drie de manen in gevecht raakte met [aangever] . Ik heb niet gezien [wie, RT] wat precies deed. Ik zag dat [aangever] vervolgens hiervan weg liep. Ik zag [aangever] bloedde in het zijn gezicht...”
Tevens op p. 91, voorlaatst tekstblok:
“Voor de duidelijkheid. Heb je alle drie de jongens zien vechten met [aangever] ?
A: Ja alle drie de jongens waren in gevecht met [aangever] .”
Ook hieruit volgt dat er door iemand gestoken is, maar dat helemaal niet vaststaat dat dit enkel en alleen cliënt moet zijn geweest, omdat zich een situatie van 3-tegen-1 heeft voorgedaan.
- dat het steeds slechts 1-tegen-1 is geweest blijkt niet te kloppen, getuige ook de verklaring van getuige [betrokkene 10] dat er iemand op de grond lag en daar twee mannen op doken (p. 28);
- bovendien was het volgens [betrokkene 2] 6 van zijn familie tegen 3 van de Mercedes (p. 32), zodat ook daarin besloten ligt dat een 1-tegen-1 situatie onwaarschijnlijk is.
10. Over het steken zelf en of dat is waargenomen, blijkt tegenstrijdig verklaard te zijn, danwel blijkt dit niet gezien te zijn:
- aangever verklaarde bij de politie dat hij zag dat de jongen met het rode shirt hem met een mes begon te steken en dat hij dat steken zag en voelde (p. 46).
Daarbij moet worden vastgesteld dat de uitgewerkte versie van de verklaring (p.45 e.v.) niet gelijkluidend is aan de schriftelijke handgeschreven opname van datzelfde verhoor (p. 48: zelfde verbalisanten, zelfde tijdstip van verhoor genoemd).
Zo staat in het verhoor op p. 46, 2e tekstblok, dat aangever de jongen met het rode shit zag en voelde steken. Echter, in de handgeschreven versie (p. 48) staat:
“Uit angst heb ik hem geduwd. Hierna begon hij direct te steken. Eerst op mijn hoofd...”
Woorden als ‘zag en voelde’ werden dan ook blijkens deze handgeschreven verklaring niet gebruikt door aangever.
Bovendien staat in de handgeschreven versie over het mes genoteerd (p. 49):
“Mes? Ik heb dat
niet kunnen zienmaar ineens ging hij steken. 4x”
Dit staat niet vermeld in het uitgewerkte proces-verbaal van verhoor (p. 45 e.v.). Belangrijker nog: hieruit volgt dat aangever helemaal niet een mes heeft gezien!
Bij de rechter-commissaris verklaarde aangever dat hij dit beredeneerd heeft:
“U vraagt mij of ik gezien heb wat hij in zijn handen had. Ik heb dat niet gezien. Hij zei ‘Ik ga jou schieten’, dus ik dacht hij heeft een wapen of mes bij zich. Maar mijn ogen hebben dat niet gezien. Ik weet wel zeker dat ik gestoken ben door een mes als ik achteraf
beredeneerwat voor verwondingen ik heb opgelopen.”
- [betrokkene 2] verklaarde het steken niet te hebben gezien (p. 31)
“Ik heb het niet gelijk gezien, maar hij was met een jongen in het rood. Toen ik naar mijn broer keek en al het bloed zag was hij met die jongen in het rood.”
Over het mes verklaarde [betrokkene 2] ook opmerkelijk, namelijk eerst in termen van “ik denk”, zie p. 31:
“Hij droeg ook een Louis Verton tas. (...) Ik denk dat hij een mes daarin had.”
Verderop in het verhoor verklaarde [betrokkene 2] eerst niets in de handen bij de anderen te hebben gezien, waarna hij daarop terug komt en wel een mes gezien zou hebben (derhalve eerst niet, dan toch wel):
“Heb jij gezien dat anderen iets in hun handen hadden? Nee, niets gezien. Ja, ik heb wel wat gezien. Wat heb je gezien? Een mes, 100% een vlindermes.”
Dit zou hij echter pas achteraf hebben gezien toen hij naar zijn broer [aangever] liep (p. 34).
Ook bij de rechter-commissaris verklaarde [betrokkene 2] het steken niet te hebben gezien:
“Ik heb hem er niet mee zien steken, maar ik heb het mes wel in zijn hand gezien en hem er zwaaiende bewegingen mee zien maken.”
[betrokkene 2] heeft dan ook het steken zelf niet gezien, maar slechts momenten daarna. Uit zijn waarnemingen blijkt helemaal niet wie er gestoken heeft.
Daarbij past dat gerelateerd is door de politie dat op enig moment zich de broer van aangever, [betrokkene 2] , bij de politie meldde (27 juni 2020 rond 00:41 uur) en hij verklaarde dat (p. 13):
“hij aan kwam rijden op de [b-straat] en zag dat er ruzie was. Het ging allemaal heel snel. Zijn broer was gestoken tijdens de ruzie.
Hij wist niet door wie.”
- [betrokkene 3] verklaarde dat zijn broertje, aangever, in gesprek was met 3 jongens (p. 38). [betrokkene 3] verklaarde dat hij op enig moment zag dat [betrokkene 2] samen met aangever weg liep naar een Ford Transit, dat aangever bloeddde en dat hij eerst daarna “vanuit zijn ooghoek” zag dat de jongen met rood shirt met een vlindermes in de hand wegliep (p. 39). Ook [betrokkene 3] heeft het steken zelf niet gezien.
“Heb je het steek incident gezien waarbij [aangever] gewond is geraakt? A: Nee ik heb dat niet gezien.”
Uit zijn waarnemingen volgt niet wie de steker is geweest, ook niet of dat de man met rood shirt geweest moet zijn.
11. Gelet op het voorstaande blijft volstrekt in het midden wie de steker moet zijn geweest. Het steken zal ergens binnen het tumult hebben plaatsgevonden.
Dat het een enorm tumult was, blijkt ook uit het gegeven dat niemand met zekerheid kan zeggen wie er gestoken heeft, omdat dit niet is waargenomen.
Er moet gelet op voorstaande verklaringen ernstig rekening worden gehouden met de mogelijkheid dat niet cliënt, maar een ander gestoken heeft. Dit zou namelijk ook [betrokkene 8] of de 3e aanwezige man geweest kunnen zijn.
12. De verklaringen van de getuigen passen bovendien niet bij de
filmpjeswelke door getuigen zijn gemaakt (de hierna te noemen screenshots heb ik reeds bij gelegenheid van de raadkamer bij het hof overgelegd, zodat ik er van uit ga dat deze reeds onderdeel uitmaken van het dossier):
- uit die filmpjes blijkt namelijk dat er van de zijde van aangever en zijn broers een gezamenlijk optreden was tegen een persoon in een grijs t-shirt, waarbij de jongen in het rode t-shirt (cliënt) volledig werd genegeerd.
- waar de politie omschrijft dat de man met een rood t-shirt een stekende/slaande beweging maakte richting een man met een gescheurd t-shirt (p. 19,20), blijkt dat bij het bekijken van de filmpjes niet te kloppen.
- wanneer de beelden worden bekeken, dan is zichtbaar dat een man met zwart shirt zich wil begeven naar een man met donkere broek / grijs shirt / heuptas (verder: man met heuptas, zie bijlage 2, screenshot WA0002_1_0006 sec, zoals ook door politie werd beschreven op p. 19, 2e alinea onder Man met gescheurde shirt).
- de man rechts van deze man met het zwarte shirt, een man met licht shirt, probeert de man met zwart shirt tegen te houden door met de rechterhand te grijpen. Links van de man met zwart shirt staat de man met rood t-shirt.
- op het moment dat de man met zwart shirt bij de schouder gegrepen wordt door de man met lichter shirt, maakt de man met rood t-shirt met zijn linkerhand een grijpende (niet stekende!) beweging richting de kraag van de man met zwart shirt (zie bijlage 3, screenshot WA0002_2_0009 sec).
- te zien is dat de man met rood t-shirt het zwarte shirt beet heeft. Doordat de man met zwart shirt naar voren loopt, glijdt het zwarte shirt half van diens lichaam af (zie bijlage 4, screenshot WA0002_3_0010 sec).
- de man met rood t-shirt laat vervolgens het zwarte shirt los, waarna het zwarte shirt nog bungelt aan de rechterarm/-schouder van de man met zwart shirt (zie bijlage S, screenshot WA002_4_0010 sec).
- de man met het rode t-shirt heeft dan ook in deze opname helemaal geen stekende beweging gemaakt, maar heeft enkel bij de kraag van de man met zwart t-shirt, dat t-shirt beetgenomen.
- bovendien is de man met het zwarte shirt niet de aangever, zodat het filmmateriaal niet duidt op het steken van aangever door de men met het rode shirt.
- opvallend is dat bij deze, en ook op de overige veiliggestelde, beelden de groep mannen, met name de man met het zwarte shirt, zich de hele tijd richt op de man met heuptas.
- de andere man, die met het rode t-shirt, wordt op de camerabeelden letterlijk en figuurlijk door de man met zwart shirt links gelaten (zie bijlage 6, screenshot WA0002_5_0011 sec).
- dit past niet goed bij het scenario dat de man met rood t-shirt heeft gestoken en past veel beter bij het scenario dat de man met heuptas de steker was, omdat die de hele tijd achterna gezeten wordt.
- deze man met heuptas is de 3e nog onbekend gebleven persoon en is niet cliënt en ook niet [betrokkene 8] .
- de man met heuptas rommelt bovendien bij zijn broekzak (zie bijlage 6, screenshot WA0002_6_0018 sec), grijpt naar zijn heuptas (zie bijlage 7, screenshot WA0002_7_0021) en raapt iets van de grond (zie bijlage 8, screenshot WA0002_8_0026 sec), wat hij vervolgens lijkt weg te stoppen (zie ook p. 19). Ook dit past bij het scenario dat deze man met heuptas een mes bij zich had.
13. Ik wens nog op te merken dat [betrokkene 3] ook nog eens kennelijk leugenachtig heeft verklaard over het vernielen van de Mercedes. Hij erkende wel de Mercedes in te zijn gegaan, volgens zijn zeggen om de sleutels te pakken (p. 39), maar zou niets vernield hebben. Uit politie onderzoek blijkt de pook vernield te zijn, waardoor de Mercedes niet weg kon. Terzake is aangifte gedaan door [betrokkene 8] terzake van vernieling (p. 120). [betrokkene 3] heeft kennelijk die pook vernield.
14. Ik stel mij dan ook op het standpunt dat allerminst op basis van dit dossier aangenomen kan worden dat cliënt de steker is geweest.
15. In dit geval wordt er zeer verschillend verklaard over de toedracht, over de eigen rol van aangever, maar in het bijzonder ook over het wel of niet bestaan van een 1-tegen-1 situatie tussen aangever een cliënt. Uit meerdere getuigenverklaringen volgt dat er meer dan dat heeft plaatsgevonden, namelijk dat ook de andere inzittenden van de Mercedes gevochten hebben met aangever en het een enorm tumult was. Doordat de identiteit van de 3e, gevluchtte, jongen niet vastgesteld is, blijft ook het scenario open dat die jongen gestoken heeft en cliënt niet de steker is geweest.
16. Cliënt heeft steeds ontkend te hebben gestoken. Zijn verklaring staat niet op zichzelf. Daarbij past (onder meer) dat cliënt, korte tijd nadat aangever zich naar het ziekenhuis heeft begeven, door de politie ter plaatse is gezien en gecontroleerd is, waarbij er niets op duidde dat cliënt steker moet zijn geweest.
Er werd bij cliënt geen steekwapen aangetroffen en er werden ook geen sporen van bloed bij cliënt waargenomen:
- zie p. 3, dit contact met politie is ook te zien op videobestand WA0001;
- zie p. 11: de politie geeft een duidelijke omschrijving van hoe cliënt er direct bij het 1e contact uit zag. Niets duidt op bloedsporen o.i.d. aan zijn handen, aan zijn kleding, of op zijn schoenen of aan / in tas;
- cliënt liet bij die gelegenheid ook de inhoud van zijn tas laten zien en de politie heeft daarbij geen bijzonderheden waargenomen (zie p. 3, p. 12).
- [betrokkene 8] verklaarde bij de rechter-commissaris dat cliënt zich in de tussentijd niet heeft omgekleed, niet zijn handen is gaan wassen en ook niet schoon heeft gemaakt omdat hij niets aan zijn handen had.
- ook bij de doorzoeking is niets aangetroffen dat het verwijt van cliënt als zijnde de steker ondersteunt.
17. Dat cliënt vervolgens ook
niet gevluchtis, terwijl hij daar alle gelegenheid voor heeft gehad, duidt op een situatie waarbij cliënt niet de steker is geweest, want anders had hij zich wel uit de voeten gemaakt. Opvallend hierbij is dat de 3e persoon die bij cliënt in de auto zat wel gevlucht is.”