ECLI:NL:PHR:2024:1293

Parket bij de Hoge Raad

Datum uitspraak
10 december 2024
Publicatiedatum
2 december 2024
Zaaknummer
22/03867
Instantie
Parket bij de Hoge Raad
Type
Conclusie
Rechtsgebied
Strafrecht
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van de opgelegde gevangenisstraf wegens onduidelijkheid over in beslag genomen verdovende middelen

In deze zaak is de verdachte op 12 oktober 2022 door het gerechtshof 's-Hertogenbosch veroordeeld tot 21 maanden gevangenisstraf, waarvan 8 maanden voorwaardelijk, wegens het medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet. Het cassatieberoep is ingesteld door de verdachte, vertegenwoordigd door advocaten R.J. Baumgardt en M.J. van Berlo. De zaak draait om de afwijzing van een verzoek om getuigen te horen, waarbij de verdediging stelt dat de afwijzing onvoldoende gemotiveerd is. De verdachte is op 4 februari 2019 aangehouden in een bedrijfspand waar een grote hoeveelheid hasjiesj en hennep is aangetroffen. De verdediging betwist de hoeveelheid in beslaggenomen drugs en stelt dat er discrepanties zijn in de processen-verbaal van de verbalisanten. Het hof heeft de zaak heropend om meer duidelijkheid te krijgen over de in beslag genomen hoeveelheden. Uiteindelijk concludeert de Procureur-Generaal dat de bestreden uitspraak moet worden vernietigd, maar alleen wat betreft de duur van de gevangenisstraf, en dat het beroep voor het overige moet worden verworpen. De zaak illustreert de complexiteit van bewijsvoering in drugszaken en de noodzaak van een eerlijk proces.

Conclusie

PROCUREUR-GENERAAL
BIJ DE
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

Nummer22/03867

Zitting10 december 2024
CONCLUSIE
V.M.A. Sinnige
In de zaak
[verdachte] ,
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1980,
hierna: de verdachte
1. De verdachte is bij arrest van 12 oktober 2022 door het gerechtshof 's-Hertogenbosch wegens ‘medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod terwijl het feit telkens betrekking heeft op een grote hoeveelheid van het middel, meermalen gepleegd’ veroordeeld tot 21 maanden gevangenisstraf, waarvan 8 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. [1]
2. Het cassatieberoep is ingesteld namens de verdachte. R.J. Baumgardt en M.J. van Berlo, beiden advocaat in Rotterdam, hebben één middel van cassatie voorgesteld.
3. Het middel bevat klachten inzake de afwijzing van een getuigenverzoek. Nu het hof processen-verbaal van de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] voor het bewijs heeft gebezigd, is de afwijzing van dat verzoek volgens de steller van het middel onvoldoende met redenen omkleed. Voordat ik het middel bespreek, geef ik de bewezenverklaring en relevante delen van de bewijsvoering weer, alsmede delen van het procesverloop.

Bewezenverklaring, bewijsvoering en procesverloop

4. Het hof heeft ten laste van de verdachte bewezenverklaard dat:
‘hij op 4 februari 2019 te Etten-Leur, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 1795 kilo hasjiesj, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep (hasjiesj) waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd, en ongeveer 519 kilo hennep, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, zijnde hasjiesj en hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst 11.’
5. De bewezenverklaring steunt op de volgende Promis-bewijsvoering (met overneming onder vernummering van een aantal voetnoten):

Bewijsmiddelen
(…)
Situatie in loods
Op 4 februari 2019 omstreeks 15:15 uur werd het bedrijfspand gelegen aan de [a-straat 1] te [plaats] binnengetreden. In het pand werd verdachte aangetroffen en aangehouden.
[verbalisant 3] zag bij het binnentreden dat er diverse kisten omver lagen waaruit knoflookbollen afkomstig waren. Op de knoflook die op de grond lag, lagen grote gripzakken met daarin waarschijnlijk hennep. Hij herkende dit ambtshalve aan de kleur en aan de wijze waarop dit verpakt was. Voorts zag [verbalisant 3] dat er diverse zakken met daarin dierenvoeding gemerkt waren met een zwart kruis. Deze zakken waren al geopend en in de directe omgeving van deze zakken lag een doorzichtige gripzak met daarin henneptoppen. Er lagen zeker een twintigtal zakken met daarin vermoedelijk 1 kg aan henneptoppen verspreid over de vloer in de loods.
Op 4 en 5 februari 2019 vond er vervolgens een doorzoeking ter inbeslagneming plaats in het pand. Aan de doorzoeking namen onder andere verbalisanten [verbalisant 2] , [verbalisant 1] en [verbalisant 4] deel. In het pand stonden pallets met daarop dozen met knoflook. Ook stonden er grijze 600 liter bakken gevuld met knoflook en er lag knoflook op de grond van omgegooide 600 liter bakken. Tussen de knoflook lagen zakken met daarin hennep. In de 600 liter bakken met knoflook werden verdovende middelen aangetroffen. Dit was hennep en hasj. In totaal werden er 13 x 600 liter bakken met hennep en 6 x 600 liter bakken met hasj gevuld en inbeslaggenomen. [verbalisant 4] verklaarde dat op de eerste verdieping van het pand zich onder andere een kantoorruimte en keukenruimte bevonden. In een aangrenzende ruimte werd meteen, ondanks dat er wat kleding overgegooid was, een zogenaamde hasjpers aangetroffen. Dit betreft een apparaat dat gebruikt wordt om hasj in blokken te persen.
Op 4 februari 2019 omstreeks 15:15 uur zag [verbalisant 5] dat een collega voor [a-straat 1] stond met dezelfde persoon die hij eerder die dag op de vorkheftruck had gezien. Hij zag dat deze man geboeid stond.
Onderzoek vermoedelijke drugs
Aan de inbeslaggenomen partij drugs is onderzoek verricht. [verbalisant 1] zag dat de partij bestond uit vermoedelijk twee soorten drugs. Hij zag dat het eerste deel, vermoedelijk hennep, 519,4 kilo woog en het tweede deel, vermoedelijk hasj, 1795,2 kilo woog. [2]
Voorafgaand aan die weging is door [verbalisant 2] uit de partij een aantal monsters separaat in beslag genomen voor technisch onderzoek. [verbalisant 2] verbaliseerde dat deze monsters bestonden uit:
- 516764: 1045,0 gram (netto) gedroogde bloemtoppen, verpakt in plastic sealbag;
- 516747: 50,6 gram (netto) bruine, samengeperste substantie, verpakt in folie voorzien van logo kroontje;
- 516748: 97,0 gram (netto) bruine, samengeperste substantie, verpakt in folie met opschrift Super +;
- 516749: 500,0 gram (netto) bruine, samengeperste substantie, verpakt in tape en folie;
- 516742: 1006,5 gram (netto) bruine, samengeperste substantie, verpakt in tape en folie.
De plantdelen, waaraan de hars niet was onttrokken, werden door de verbalisant herkend als materiaal van het geslacht Cannabis, beter bekend als hennep. De brokken bruine samengeperste substantie, werden door hem herkend als hasjiesj, een vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep. Uit elke aangeboden hoeveelheid materiaal werd door hem weer een representatief monster genomen. Deze monsters werden getest, waarbij gebruik werd gemaakt van MMC NARCOTEST Cannabis. De tests gaven (een positieve reactie, indicatief) voor THC zijnde de werkzame stof in hennep en hasjiesj, vermeld op Lijst 11, onderdeel b, van de Opiumwet. [3]
(…)
Verklaring verdachte
Verdachte heeft bij de politie en ter terechtzitting eerste aanleg van 6 februari 2020, verklaard - zakelijk weergegeven - dat hij werkzaam was voor het bedrijf [A] B.V. dat in het bedrijfspand aan de [a-straat ] te [plaats] gevestigd was en dat dit bedrijf zich bezighield met het opslaan, inpakken en verzenden van goederen, voornamelijk voor een Deense klant. Verdachte was degene die het bedrijf samen met een ander runde. Tevens heeft hij verklaard dat hij twee weken voor 4 februari 2019 door een kennis was benaderd om voor hem knoflook uit Spanje op te slaan. Het moest naar kleinere pallets worden overgezet. De afspraak was niet op papier gezet. Op 1 februari 2019 vroeg de kennis hem hoe laat hij maandag bij zijn loods aan de [a-straat 1] zou zijn als de knoflook gelost zou worden. Er zou een deel van de vrachtwagen bij verdachte worden gelost. De kennis had hem gevraagd om eerder dan de gebruikelijke 9:00 uur a 9:30 uur te komen. Wie de kennis is, wilde verdachte niet verklaren. Op 4 februari 2019, omstreeks 8:15 uur is verdachte naar het bedrijfspand gereden. Iets voor 9:00 uur werd er aangebeld aan de voordeur en zag hij een onbekende man voor de deur staan. Tevens reed er een vrachtwagen achteruit richting de roldeur van het bedrijfspand. Hij opende de roldeur en ging er vanuit dat deze mannen de knoflook kwamen lossen. Na het openen van de roldeur kwamen er plots twee mannen aangerend die het bedrijfspand betraden. Ook de chauffeur van de vrachtwagen en de man die aanbelde, kwamen het bedrijfspand binnen. Vervolgens is verdachte met de heftruck de vrachtwagen gaan uitladen. Vervolgens hoorde hij dat de vrachtwagen werd gestart en dat er mensen weg liepen naar een auto met groene kentekenplaten en sloot hij de roldeur. Vervolgens moest hij van de drie overgebleven mannen de grote grijze bakken met knoflook omgooien met de heftruck. Hij zag dat er onder de knoflook zakken zaten. Hij dacht meteen dat het foute boel was. Hij herkende de inhoud als hennep. Vervolgens zei hij tegen een van de mannen dat hij de heftruck terug moest brengen. Vervolgens bracht hij de heftruck terug, pakte daar zijn auto en reed naar huis. Vervolgens reed hij, in paniek, weer terug om de heftruck op te halen bij […] . Hij reed terug naar het bedrijfspand. Vervolgens werd hij door de politie in het bedrijfspand aangehouden.
Bewijsoverwegingen
Het hof acht op grond van de voornoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van het aanwezig hebben van ongeveer 1.795 kilo hasjiesj en ongeveer 519 kilo hennep.
De verdediging heeft ter terechtzitting in eerste aanleg en in hoger beroep bepleit dat verdachte integraal moet worden vrijgesproken nu op grond van het procesdossier niet kan worden vastgesteld dat de in het bedrijfspand in beslaggenomen partij drugs betrof. Het is op grond van de processen-verbaal van de verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 1] onvoldoende duidelijk dat de geteste monsters door [verbalisant 2] uit de partij komen. Ook het aanvullend proces-verbaal van 26 september 2022 dat door de politie is opgesteld naar aanleiding van het tussenarrest van het hof, schept daarover volgens de verdediging geen duidelijkheid.
Op grond van het proces-verbaal van bevindingen (pagina 91), het stamproces-verbaal (pagina 9), het proces-verbaal PVB testen drugs (pagina 89) en het aanvullend proces-verbaal van bevindingen stelt het hof vast dat er sprake was van een grote inbeslaggenomen partij drugs uit het bedrijfspand op het adres [a-straat 1] te [plaats] . Deze partij bestond volgens [verbalisant 1] uit twee substanties.
Voordatdeze partij werd gewogen heeft [verbalisant 2] monsters genomen om te onderzoeken of het verdovende middelen betrof.
[verbalisant 2] verbaliseerde, op pagina 89, dat hij
een aantal monstersnam en [verbalisant 1] verbaliseerde, op pagina 91, dat [verbalisant 2]
twee monstersnam. Het hof begrijpt dit op basis van het proces-verbaal van pagina 89 als volgt: [verbalisant 2] heeft vijf monsters genomen van de twee substanties uit de totale partij. Dat [verbalisant 1] het heeft over twee monsters en niet over monsters van de twee substanties, kan volgens het hof niet anders gezien worden dan een ongelukkige formulering. Het hof ziet ook overigens geen enkele aanleiding om te vermoeden dat [verbalisant 2] het op pagina 89 heeft over monsters uit een andere zaak. Hij is immers zelf aanwezig geweest bij de doorzoeking in het bedrijfspand en [verbalisant 1] heeft gerelateerd dat [verbalisant 2] voor technisch onderzoek monsters uit de partij in beslag heeft genomen. Uit het indicatieve onderzoek dat [verbalisant 2] heeft verricht bleek dat de monsters uit de partij een positieve reactie gaven voor THC zijnde de werkzame stof in hennep en hasjiesj. Daarnaast heeft [verbalisant 3] de henneptoppen ambtshalve als zodanig herkend.
Op grond van het bovenstaande is het hof van oordeel dat de partij in ieder geval bestond uit 1.795 kilo hasjiesj en 519 kilo hennep. Het hof verwerpt dan ook het verweer van de verdediging dat niet kan worden vastgesteld dat de in beslaggenomen partij bestond uit drugs.
De verdediging heeft ter terechtzitting van 28 september 2022 verzocht de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] als getuigen te horen, omdat het aanvullend proces-verbaal naar zijn mening onvoldoende duidelijk is. Het hof acht, in het licht van de hierboven opgenomen overwegingen, het horen van de verbalisanten niet noodzakelijk en zal het verzoek van de verdediging afwijzen.
(…).’
6. Het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 2 maart 2022 houdt onder meer het volgende in:
‘De verdachte verklaart als volgt:
Op 4 februari 2019 was ik werkzaam bij het bedrijf [A] B.V. De eigenaar van dat bedrijf was [betrokkene 1] , maar feitelijk werd het hiervoor genoemde bedrijf gerund door mij en [betrokkene 2] . Ten tijde van het tenlastegelegde incident had [betrokkene 2] vakantie, dus hij heeft daar destijds niets van meegekregen.
U, voorzitter, houdt mij voor dat er op 4 februari 2019 verdovende middelen zijn aangetroffen in de loods op het adres [a-straat 1] te [plaats] , welke loods destijds werd gehuurd door het hiervoor genoemde bedrijf. Ik zeg u daarop dat ik niet betwist dat er op die datum verdovende middelen zijn aangetroffen in de loods (…).
De voorzitter deelt als volgt mede:
Het voorhanden zijnde procesdossier bevat twee processen-verbaal die betrekking hebben op de aangetroffen hoeveelheden verdovende middelen.
In dit verband verwijs ik in de eerste plaats naar het proces-verbaal van bevindingen dat is opgemaakt door [verbalisant 1] en dat is weergegeven op dossierpagina 91. De hiervoor genoemde verbalisant heeft gerelateerd dat de in beslag genomen partij bestond uit twee delen. Het eerste deel, vermoedelijk hennep, woog volgens hem 519,4 kilogram en het tweede deel, vermoedelijk hasjiesj, woog 1.795,2 kilogram. In dit proces-verbaal wordt tevens verwezen naar rapporten en kennisgevingen van inbeslagneming, maar deze stukken heb ik niet aangetroffen.
Voorts verwijs ik in dit kader naar het proces-verbaal testen drugs dat is opgemaakt door [verbalisant 2] en dat is weergegeven op de dossierpagina’s 89 en 90. Voornoemde verbalisant heeft gerelateerd dat de in beslag genomen partij verdovende middelen bestond uit 1.045 gram gedroogde bloemtoppen en in totaal 1.654,1 gram bruine, samengeperste substantie. [verbalisant 2] heeft de genoemde plantdelen herkend als hennep en de brokken bruine samengeperste substantie als hasjiesj. Voorts heeft hij gerelateerd dat uit elke aangeboden hoeveelheid materiaal een representatief monster is genomen en dat de monsters vervolgens zijn getest. De tests gaven volgens hem telkens een positieve reactie, indicatief voor THC. In dit proces-verbaal wordt verwezen naar een sporenlijst die zich evenmin in het dossier bevindt.
Gelet op het vorenstaande kan worden vastgesteld dat de hoeveelheden verdovende middelen waarover in de hiervoor genoemde processen-verbaal wordt gesproken niet met elkaar overeenkomen. Bovendien is in deze processen-verbaal verwezen naar meerdere stukken die geen onderdeel lijken uit te maken van het procesdossier.
De advocaat-generaal deelt desgevraagd door de voorzitter mede dat zij niet weet of de hiervoor bedoelde stukken zich in het voorhanden zijnde procesdossier bevinden.
(…)
Voorts deelt de advocaat-generaal mede dat zij zojuist een zoekslag in het procesdossier heeft gemaakt en dat zij daarin geen kennisgeving van inbeslagneming omtrent de in beslag genomen verdovende middelen heeft aangetroffen.
(…)
De advocaat-generaal voert het woord tot requisitoir als volgt:
(…)
Ik ben met de rechtbank van mening dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het primair tenlastegelegde en dat het subsidiair tenlastegelegde op grond van het voorhanden zijnde dossier wettig en overtuigend is bewezen. Voorts kan ik mij geheel verenigen met de wijze waarop de rechtbank de bewezenverklaring heeft uitgestreept. Met betrekking tot de bewezenverklaarde hoeveelheden hasjiesj en hennep merk ik op dat er weliswaar een aantal stukken lijkt te ontbreken, maar naar mijn mening kan desalniettemin worden uitgegaan van de hoeveelheden die zijn genoemd in het proces-verbaal van bevindingen dat is opgemaakt door [verbalisant 1] en dat is weergegeven op dossierpagina 91. Immers, in combinatie met het proces-verbaal van doorzoeking kan mijns inziens voldoende feitelijk worden nagegaan welke hoeveelheden hasjiesj en hennep op voornoemde datum in beslag zijn genomen in de loods aan de [a-straat 1] te [plaats] .
(…)
De raadsman voert het woord tot verdediging als volgt:
(…)
Ter terechtzitting van heden heeft de voorzitter reeds melding gemaakt van enkele discrepanties tussen de tot het dossier behorende processen-verbaal die betrekking hebben op de in beslag genomen hoeveelheden verdovende middelen. In het proces-verbaal van bevindingen dat is opgemaakt door [verbalisant 1] en dat is weergegeven op dossierpagina 91 wordt immers gesproken over een hoeveelheid van 519,4 kilogram hennep en een hoeveelheid van 1.795,2 kilogram hasj, terwijl in het proces-verbaal testen drugs dat is opgemaakt door [verbalisant 2] en dat is weergegeven op de dossierpagina’s 89 en 90 melding is gemaakt van een andere partij verdovende middelen met aanzienlijk lagere hoeveelheden. Het is van belang daarbij op te merken dat in het laatstgenoemde proces-verbaal niet wordt gesproken over een monsterpartij of iets dergelijks. Naar mijn mening kan op basis van het voorhanden zijnde dossier niet worden vastgesteld wat er nu precies in de loods is aangetroffen en in beslag genomen. Indien uw hof van oordeel is dat cliënt zich schuldig heeft gemaakt aan het opzettelijk aanwezig hebben van verdovende middelen kan hierbij dan ook niet worden uitgegaan van de door de rechtbank bewezenverklaarde hoeveelheden hasjiesj en hennep, maar dient te worden uitgegaan van veel lagere hoeveelheden. Mijns inziens dient dit te leiden tot een forse strafvermindering en komt oplegging van een taakstraf wel degelijk in beeld.’
7. Op 16 maart 2022 heeft het hof tussenarrest gewezen en het onderzoek heropend. Dit tussenarrest houdt onder meer in:

Heropening van het onderzoek
Tijdens de beraadslaging in raadkamer is gebleken dat het onderzoek niet volledig is geweest. In dat verband overweegt het hof het navolgende.
De verdediging heeft ter terechtzitting in hoger beroep bepleit dat de verdachte integraal zal worden vrijgesproken van het tenlastegelegde. Daartoe is onder meer aangevoerd dat op basis van het voorhanden zijnde dossier niet kan worden vastgesteld welke hoeveelheden verdovende middelen in de onderhavige strafzaak in beslag zijn genomen, zodat – in geval van enige bewezenverklaring – niet kan worden uitgegaan van de in de tenlastelegging genoemde hoeveelheden hasjiesj en hennep. In dit kader heeft de verdediging gewezen op een aantal discrepanties tussen het proces-verbaal van bevindingen d.d. 7 februari 2019 dat is opgemaakt door [verbalisant 1] (zie dossierpagina 91) en het proces-verbaal testen drugs d.d. 7 februari 2019 dat is opgemaakt door [verbalisant 2] (zie dossierpagina’s 89 en 90). Immers, in het eerstgenoemde proces-verbaal wordt gesproken over een hoeveelheid van 519,4 kilogram vermoedelijk hennep en een hoeveelheid van 1.795,2 kilogram vermoedelijk hasjiesj, terwijl in het laatstgenoemde proces-verbaal melding is gemaakt van een, volgens de verdediging, andere partij verdovende middelen met aanzienlijk lagere hoeveelheden verdovende middelen. Alleen van deze laatstgenoemde partij zijn monsters genomen (zoals gewaarmerkt in een ontbrekende sporenlijst) die zijn getest met de Narcotest Cannabis.
Gelet op het voren omschreven verweer van de verdediging, alsmede gelet op de inhoud van het voorhanden zijnde procesdossier, is het hof van oordeel dat er thans onvoldoende duidelijkheid bestaat omtrent de in beslag genomen hoeveelheden (mogelijke) verdovende middelen. Het hof wijst daarbij in het bijzonder op de discrepanties tussen de hierboven genoemde processen-verbaal die zijn opgemaakt door de verbalisanten [verbalisant 1] respectievelijk [verbalisant 2] . Het hof wenst op dit punt dan ook nadere informatie te ontvangen teneinde alsnog duidelijkheid te verkrijgen omtrent vorenbedoelde hoeveelheden. Het hof zal de advocaat-generaal derhalve de opdracht geven een aanvullend proces-verbaal door voornoemde verbalisanten te laten opmaken teneinde deze informatie te verschaffen, zo veel mogelijk voorzien van onderliggende documenten.
Het hof zal om de hiervoor genoemde reden het onderzoek ter terechtzitting heropenen.

BESLISSING

Het hof:
(…)

geeftde advocaat-generaal
de opdrachtom een aanvullend proces-verbaal te laten opmaken door de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] (beiden hoofdagent van politie, werkzaam bij de Eenheid Zeeland-West-Brabant), waarin informatie dient te worden verschaft omtrent de hoeveelheden (mogelijke) verdovende middelen die in het kader van de onderhavige strafzaak in beslag zijn genomen op het adres [a-straat 1] te [plaats] , zo veel mogelijk voorzien van onderliggende documenten.’
8. Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep is op 28 september 2022 opnieuw aangevangen. Het proces-verbaal van de terechtzitting van die dag houdt onder meer het volgende in:
‘De voorzitter deelt mede dat sinds de zitting van 2 maart 2022 de volgende stukken aan het dossier zijn toegevoegd:
 Een proces-verbaal van de terechtzitting van 2 maart 2022;
 Een tussenarrest van 16 maart 2022;
 Een bericht van het openbaar ministerie van 15 september 2022 over het gevraagde aanvullend proces-verbaal;
 Een aanvullend proces-verbaal van bevindingen van 26 september 2022;
(…)
(…)
De raadsman merkt op:
Ik ben het niet eens met de inhoud van het aanvullend proces-verbaal van bevindingen. Nu heeft [verbalisant 2] het proces-verbaal opgemaakt, terwijl ik het ook van belang acht dat [verbalisant 1] zijn visie geeft over de kwestie. [verbalisant 1] heeft immers in het proces-verbaal van bevindingen van 7 februari 2019 (pagina 91 van het procesdossier) anders gerelateerd dan nu in het aanvullend proces-verbaal van bevindingen is opgenomen. [verbalisant 1] relateerde dat voor technisch onderzoek twee monsters apart zijn gehouden en in beslag zijn genomen door [verbalisant 2] . Ik heb geen kennisgevingen van inbeslagname aangetroffen in het procesdossier. Ik vermoed dat er twee partijen geweest en dat van elke partij een monster is gewogen en getest. [verbalisant 2] heeft het echter telkens over vijf monsters. Ik denk dat de verbalisanten een en ander door elkaar hebben gehaald.
De voorzitter houdt pagina 89 van het procesdossier voor.
De raadsman merkt op:
[verbalisant 1] relateert dat er twee monsters zijn genomen en [verbalisant 2] heeft het over vijf monsters. Het aanvullende proces-verbaal van bevindingen schept geen duidelijkheid. Ik verzoek het hof om [verbalisant 1] te horen voor het verkrijgen van duidelijkheid over het aantal partijen en het aantal genomen monsters.
Het onderzoek wordt kort onderbroken voor beraad in raadkamer. Vervolgens wordt het onderzoek hervat.
De advocaat-generaal merkt desgevraagd op:
Ik begrijp de verwarring. De opdracht tot het opmaken van een aanvullend proces-verbaal was abusievelijk niet uitgezet. Ik heb daar de afgelopen weken achteraan gezeten. [verbalisant 1] was met verlof en kon dus het aanvullende proces-verbaal niet opmaken. Het is dus niet zo dat hij niet meer in dienst is van de politie of dat hij niet meer wist hoe het zat en daarom het proces-verbaal door [verbalisant 2] heeft laten opmaken. Ook ik tref in het procesdossier geen kennisgevingen van inbeslagname aan. Ik kan ook niet verklaren waarom er in het proces-verbaal van bevindingen opgemaakt door [verbalisant 1] over twee monsters wordt gerelateerd. [verbalisant 1] zou wat mij betreft hierover gehoord kunnen worden, maar ik denk dat een door hem opgemaakt aanvullend proces-verbaal ook volstaat. Daar gaat mijn voorkeur naar uit.
De raadsman merkt op:
De kwestie over de hoeveelheid inbeslaggenomen verdovende middelen en de daarvan genomen monsters had inmiddels opgehelderd moeten zijn. De zaken speelden zich meer dan drie jaar geleden af. Met het aanvullende proces-verbaal van bevindingen wordt de verwarring alleen maar groter. De verbalisanten doen constant dit soort zaken. Als ze nu gehoord zouden worden, zullen ze niet meer helder hebben hoe het zat met de partij(en) en monsters.
Er zijn vijf monsters getest. De vraag is, waar komen die monsters vandaan. De genoemde hoeveelheden in het aanvullend proces-verbaal zijn geen monsters maar partijen, kijkend naar de grootte van de monsters.
De voorzitter citeert uit het aanvullende proces-verbaal van bevindingen:
“Alle bovenstaande monsters waren dus afkomstig uit de totale partijen van 519,5 kilo hennep en 1795,2 kilo hasj voorafgaand aan de weging.”De voorzitter deelt mede dat zij het zo begrijpt dat het gewicht van de monsters opgeteld moet worden bij de twee voornoemde partijen. Er was één partij die gesplitst is in twee partijen, te weten hennep en hasj. [verbalisant 2] heeft van die partijen monsters genomen.
De raadsman merkt op:
Het aanvullende proces-verbaal van bevindingen beschrijft het volgende. Op 4 februari 2019 werd hennep en hasj in beslag genomen. Vervolgens worden er vijf gewichten genoemd, waaruit vijf monsters zijn genomen. Ik denk dat de vijf monsters in werkelijkheid partijen zijn. Wie neemt er nou monsters van 1000 gram (netto)? Op pagina 89 van het procesdossier staat ‘partij' en vervolgens staat één pagina later ‘vijf monsters’. Het is onduidelijk. Ik verwacht niet dat er duidelijkheid gaat komen na het horen van de verbalisanten.
De advocaat-generaal voert aan:
Wat mij betreft is het een voorbarige conclusie dat de verbalisanten niet meer weten hoe het zat met de inbeslagname van de verdovende middelen en de daarvan genomen monsters. Ik denk ook niet dat zij tegenstrijdig gaan verklaren. Ik hoor dat de raadsman veel zaken zelf aan het invullen is.
Ik vind het aanvullende proces-verbaal van bevindingen helder, alleen het strookt niet met pagina 91 van het procesdossier. Dat punt moet verhelderd worden. Dat kan met een aanvullend proces-verbaal. Mocht beslist worden tot het horen van een van de verbalisanten, dan ben ik van mening dat ook de andere verbalisant gehoord moet worden.
De raadsman persisteert bij wat hij eerder heeft opgemerkt.
Na een korte onderbreking van het onderzoek voor beraad in raadkamer deelt de voorzitter mede dat het hof meer tijd nodig heeft om hierover te beslissen dan nu beschikbaar is. Gelet daarop bepaalt het hof dat de beslissing zal worden gegeven bij tussenarrest of arrest.
De advocaat-generaal merkt desgevraagd op dat zij persisteert bij het requisitoir dat de advocaat-generaal op de terechtzitting in hoger beroep van 2 maart 2022 heeft gevoerd. Zij heeft haar twijfels over de voorliggende kwestie, maar gelet op het aanvullend proces-verbaal van bevindingen gaat zij uit van de gewichten en de positieve uitslagen van de drugstesten zoals die in de tenlastelegging staan.
De raadsman merkt desgevraagd op dat hij persisteert bij zijn pleidooi gevoerd op de terechtzitting in hoger beroep van 2 maart 2022. Hij voert aanvullend aan:
Het hof heeft in het tussenarrest geoordeeld dat onvoldoende duidelijk was in hoeverre er sprake was van hennep en hasj en hoeveel gram het betrof. Het hof heeft gevraagd om duidelijkheid. Het aanvullende proces-verbaal van bevindingen had duidelijkheid moeten verschaffen, maar de verwarring is alleen maar groter geworden. Ik vind dat er niet nogmaals een tussenarrest kan worden gewezen. Op enig moment houdt het op en moet er vrijspraak volgen.
De advocaat-generaal merkt op:
Ik twijfel over de kwestie. Zeker nu ook pagina 91 van het procesdossier een probleem blijkt te zijn. Hel is voor mij en voor de verdediging onduidelijk hoe het nu zit. Ik zou het niet passend vinden als er een vrijspraak zou volgen, omdat er ook bij het hof nog onduidelijkheid bestaat. In dat geval verzoek ik hel hof om opdracht te geven tot het opmaken van een aanvullend proces-verbaal of om de verbalisanten te horen.
De voorzitter deelt mede dat in het tussenarrest pagina 91 van het procesdossier ook al wordt genoemd.
De raadsman voert aan:
De opdracht van het hof was dat een aanvullend proces-verbaal zou worden opgemaakt door beide verbalisanten. Dat is niet gebeurd.

Bespreking van het middel

9. Het middel bevat de klacht dat het hof in strijd met de (post-)Keskin-rechtspraak een getuigenverzoek heeft afgewezen en vervolgens de verklaringen van de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] voor het bewijs heeft gebruikt, zonder te zijn ingegaan op de vraag of de procedure in haar geheel, na het gebruik van deze getuigenverklaringen voor het bewijs, nog voldoet aan de eisen van het recht op een eerlijk proces uit art. 6 EVRM.
10. In zijn arrest van 4 juli 2017, ECLI:NL:HR:2017:1015 heeft de Hoge Raad geoordeeld dat een tot de zittingsrechter gericht verzoek tot het horen van getuigen door de verdediging moet worden gemotiveerd. Deze motiveringsplicht houdt in dat de verdediging ten aanzien van iedere door haar opgegeven getuige moet toelichten waarom het horen van deze getuige van belang is voor enige in de strafzaak op grond van artikel 348 en 350 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) te nemen beslissing. Aan dit motiveringsvereiste ligt ten grondslag dat de rechter in staat wordt gesteld de relevantie van het verzoek te beoordelen, mede in het licht van de onderzoeksbevindingen zoals deze zich op het moment van het verzoek in het dossier bevinden.
11. Naar aanleiding van de uitspraak van het Europees Hof voor de rechten van de mens (hierna: EHRM) in de zaak Keskin tegen Nederland [4] heeft de Hoge Raad in zijn arrest van 20 april 2021, ECLI:NL:HR:2021:576 onder meer geoordeeld dat bij de beoordeling van verzoeken tot het oproepen en horen van getuigen door de feitenrechter, het belang bij het oproepen en horen van een getuige moet worden voorondersteld als het gaat om een getuige ten aanzien van wie de verdediging het ondervragingsrecht nog niet heeft kunnen uitoefenen, terwijl deze getuige al – in het vooronderzoek of anderszins – een verklaring heeft afgelegd met een belastende strekking. In dat geval mag van de verdediging geen nadere onderbouwing van dit belang worden verlangd (rechtsoverweging 2.9.2). Uit dit arrest volgt ook dat de rechter het verzoek om zo’n getuige op te roepen en te horen niettemin kan afwijzen, onder meer als hij tot het oordeel komt dat het (opnieuw) horen van de getuige voor de bewijsvoering van geen enkel belang zal zijn of geen toegevoegde waarde zal hebben. Dat kan zich bijvoorbeeld voordoen als de door de getuige afgelegde verklaring betrekking heeft op feiten en omstandigheden die door de verdachte niet worden betwist of als die feiten en omstandigheden door andere resultaten van het strafrechtelijk onderzoek al buiten redelijke twijfel zijn komen vast te staan (rechtsoverweging 2.9.3). Voor het oordeel dat zich een dergelijke situatie voordoet, zijn onder meer van belang de inhoud van de in de tenlastelegging tot uitdrukking gebrachte beschuldiging, de andere resultaten van het strafrechtelijk onderzoek die zich in het procesdossier bevinden, zoals verklaringen van andere getuigen, en de procesopstelling van de verdachte, een en ander in het licht van het verhandelde ter terechtzitting waaronder wat daar mogelijkerwijs nog door de verdediging naar voren is gebracht over het doel van de beoogde ondervraging, zo oordeelde de Hoge Raad in zijn arrest van 21 december 2021, ECLI:NL:HR:2021:1930 (rechtsoverweging 2.4.2).
12. Uit het hiervoor weergegeven procesverloop kan worden opgemaakt dat er in hoger beroep onduidelijkheid bestond omtrent de hoeveelheden verdovende middelen die in de onderhavige zaak in beslag zijn genomen. Deze onduidelijkheid zou, samenvattend, vooral te wijten zijn aan (vermeende) verschillen in de gerelateerde hoeveelheden in een proces-verbaal van bevindingen dat is opgemaakt door [verbalisant 1] (dossierpagina 89) en een proces-verbaal testen drugs dat is opgemaakt door [verbalisant 2] (pagina 89 en 90) en waarvan de raadsman ter terechtzitting in hoger beroep van 2 maart 2022 slechts heeft aangevoerd dat moet worden uitgegaan van veel lagere hoeveelheden dan de door de rechtbank bewezenverklaarde hoeveelheden. Dit heeft ertoe geleid dat het hof bij tussenarrest van 16 maart 2022 het onderzoek heeft heropend en de advocaat-generaal opdracht heeft gegeven om een aanvullend proces-verbaal te laten opmaken door de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] ‘omtrent de hoeveelheden (mogelijke) verdovende middelen die in het kader van de onderhavige strafzaak in beslag zijn genomen op het adres [a-straat 1] te [plaats] , zo veel mogelijk voorzien van onderliggende documenten’. Tijdens de behandeling ter terechtzitting op 28 september 2022 bleek dat er een aanvullend proces-verbaal was opgemaakt, doch slechts door [verbalisant 2] en niet (mede) door [verbalisant 1] . De raadsman van de verdachte heeft daarover onder meer opgemerkt dat het aanvullende proces-verbaal van bevindingen geen duidelijkheid schept, dat hij het hof verzoekt ‘om [verbalisant 1] te horen voor het verkrijgen van duidelijkheid over het aantal partijen en het aantal genomen monsters’. Ik merk op deze plaats vast op dat de raadsman geen verzoek heeft gedaan om [verbalisant 2] te horen. De raadsman heeft vervolgens opgemerkt dat de verbalisanten nu ‘niet meer helder zullen hebben hoe het zat met de partij(en) monsters’ en dat het de vraag is waar de vijf monsters die zijn getest vandaan komen. De voorzitter heeft vervolgens het aanvullend proces-verbaal van [verbalisant 2] dat in opdracht van het hof is opgemaakt voorgehouden: “Alle bovenstaande monsters
(VS: ik begrijp de door [verbalisant 2] onderzochte monsters, door de raadsman aangeduid als de vijf monsters die zijn getest)waren dus afkomstig uit de totale partijen van 519,5 kilo hennep en 1795,2 kilo hasj voorafgaand aan de weging.” [5] Die hoeveelheden komen overeen met de hoeveelheden die worden genoemd in het proces-verbaal van [verbalisant 1] . De raadsman heeft vervolgens medegedeeld dat hij niet verwacht ‘dat er duidelijkheid gaat komen na het horen van de verbalisanten’, dat hij vindt dat er niet nogmaals een tussenarrest kan worden gewezen, dat het op enig moment ophoudt en er vanwege de onduidelijkheden vrijspraak moet volgen. De advocaat-generaal heeft zich vervolgens op het standpunt gesteld het niet passend te vinden als er een vrijspraak zou volgen omdat er ook bij het hof nog onduidelijkheid bestaat en dat zij in dat geval het hof verzoekt ‘om opdracht te geven tot het opmaken van een aanvullend proces-verbaal of om de verbalisanten te horen’.
13. Het hof heeft hetgeen ter terechtzitting van 28 september 2022 is aangevoerd kennelijk opgevat als een verzoek om de verbalisanten [verbalisant 1] én [verbalisant 2] als getuigen te horen, maar het verzoek om laatstgenoemde te horen is door de verdediging zoals gezegd niet gedaan. [6] Voor zover het middel van iets anders uitgaat, mist het feitelijke grondslag en faalt het reeds om die reden. Ik beperk mij in het navolgende daarom tot het verzoek om [verbalisant 1] als getuige te horen. Het hof heeft dat verzoek afgewezen omdat het het horen van de verbalisanten ‘in het licht van de hierboven opgenomen overwegingen’ niet noodzakelijk achtte. Het hof doelt daarmee op overwegingen waarin het – kort gezegd – uiteen heeft gezet waarom op grond van het samenstel van het proces-verbaal van bevindingen (pagina 91), het stamproces-verbaal (pagina 9), het proces-verbaal PVB testen drugs (pagina 89) en het aanvullend proces-verbaal van bevindingen van 26 september 2022 dat door de politie is opgesteld naar aanleiding van het tussenarrest van het hof, kan worden afgeleid dat de inbeslaggenomen partij in ieder geval bestond uit 1.795 kilo hasjiesj en 519 kilo hennep.
14. Het is de vraag in welk licht het verzoek van de raadsman en de beoordeling daarvan door het hof moeten worden bezien. Uit de opmerkingen van de raadsman ter terechtzitting in hoger beroep van 28 september 2022 volgt dat hij vooral vraagtekens zet bij de inhoud van het aanvullende proces-verbaal van [verbalisant 2] . Dat spitst zich blijkens het proces-verbaal van de zitting toe op de vraag waar de vijf monsters die [verbalisant 2] heeft getest vandaan komen. Nadat de voorzitter hem heeft voorgehouden dat die monsters volgens het aanvullend proces-verbaal van [verbalisant 2] afkomstig waren uit de totale partijen van 519,5 kilo hennep en 1795,2 kilo hasj, deelt hij vervolgens mede dat hij niet verwacht dat er duidelijkheid gaat komen na een verhoor, dat er niet nogmaals een tussenarrest zou moeten worden gewezen en bepleit hij vrijspraak. Daaruit zou kunnen worden afgeleid dat hij niet langer persisteert bij het verzoek om de getuige [verbalisant 1] te horen, maar het hof heeft toch aanleiding gezien op het verzoek in te gaan.
15. In de overwegingen van het hof ligt het oordeel besloten dat het oproepen en horen van [verbalisant 1] voor de bewijsvoering van geen enkel belang zal zijn of geen toevoegde waarde zal hebben. Het hof heeft in dat oordeel kennelijk betrokken dat de verdediging immers niet zozeer de inhoud van het proces-verbaal van [verbalisant 1] , voor zover dat voor het bewijs is gebruikt, betwist, maar het verzoek om [verbalisant 1] te horen toespitst op de vraag waar de door [verbalisant 2] geteste monsters vandaan komen. In de overwegingen van het hof ligt besloten dat de door de verdediging gestelde onduidelijkheden op dat punt door andere resultaten van het strafrechtelijk onderzoek, namelijk het aanvullend proces-verbaal van [verbalisant 2] , al buiten redelijke twijfel zijn komen vast te staan. Tegen de achtergrond van hetgeen vervolgens uit het proces-verbaal van [verbalisant 1] voor het bewijs is gebezigd, acht ik dat oordeel van het hof niet onbegrijpelijk en toereikend gemotiveerd.
16. Op grond van het voorgaande en in aanmerking genomen wat de verdediging ter onderbouwing van het getuigenverzoek heeft aangevoerd en het procesverloop nadien, meen ik dat het middel faalt voor zover het betoogt dat ’s hofs beslissing tot afwijzing van het verzoek van de verdediging om [verbalisant 1] als getuige te horen in het licht van de (post) Keskin-rechtspraak onbegrijpelijk is. Aan het oordeel van het hof dat in de onderhavige zaak de noodzaak tot het horen van deze getuige niet is gebleken, kleeft naar mijn inzicht geen motiveringsgebrek.
17. Ook het kennelijke oordeel van het hof dat het door artikel 6 EVRM gewaarborgde recht op een eerlijk proces en de daaraan verbonden notie van ‘the overall fairness of the trial’ niet in de weg staan aan het gebruik voor het bewijs van het proces-verbaal van [verbalisant 1] , is in het licht van voorgaande niet onbegrijpelijk en behoefde geen nadere motivering.
18. Het middel faalt.

Afronding

19. Het middel faalt en kan worden afgedaan met de aan artikel 81, eerste lid, RO ontleende motivering. Ambtshalve merk ik op dat Uw Raad meer dan twee jaren nadat het cassatieberoep is ingesteld uitspraak zal doen. Dat dient tot strafvermindering te leiden. Voor het overige heb ik geen gronden aangetroffen die tot vernietiging van de bestreden uitspraak aanleiding behoren te geven.
20.Deze conclusie strekt tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf, tot vermindering daarvan aan de hand van de gebruikelijke maatstaf, en tot verwerping van het beroep voor het overige.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
plv. AG

Voetnoten

1.In het arrest van 12 oktober 2022 was als kwalificatie opgenomen ‘medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd’. Bij herstel-arrest van 2 november 2022 heeft het hof deze kwalificatie hersteld op de wijze als in dit randnummer weergegeven.
2.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 7 februari 2019, p. 91.
3.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 7 februari 2019, p. 91 in combinatie met stamproces-verbaal d.d. 7 januari 2020, p. 9, proces-verbaal PVB testen drugs d.d. 7 februari 2019, p. 89 en 90 en aanvullend proces-verbaal van bevindingen d.d. 26 september 2022 (het aanvullend proces-verbaal maakt geen onderdeel uit van het doorgenummerde procesdossier).
4.EHRM 19 januari 2021, ECLI:CE:ECHR:2021:00119 (https://enterprisesearch.sgrhrn.drp.minjus/R2/Detail/Inventa/ECLI_CE_ECHR_2021_00119?zoekOpdracht=c6e7bb63-425b-45cc-bcf3-169dac615d3e&x-sessionId=9f65d87a-d08c-43e0-a0fd-e9a026dd1ed3&highlight=ECLI%3ANL%3AHR%3A2022%3A997)JUD000220516,
5.Dit leid ik af uit het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 28 september 2022. Het hof gebruikt dit proces-verbaal blijkens voetnoot 12 ook voor het bewijs, maar de precieze inhoud is daar vanwege de keuze voor een Promis-bewijsvoering niet zichtbaar.
6.Het was de advocaat-generaal bij het hof die – als een soort voorwaardelijk verzoek – bij dupliek opperde om beide verbalisanten te horen.