Conclusie
Nummer22/03568
Het cassatieberoep
“overtreding van artikel 5a van de Wegenverkeerswet 1994”, 2.
“overtreding van artikel 9, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994”(rijden met een ongeldig verklaard rijbewijs) en 3.
“overtreding van artikel 8, vijfde lid, van de Wegenverkeerswet 1994”, veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier maanden, waarvan twee maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren.
Het middel
De bewezenverklaring
meerdere keren met een te hoge snelheid, te weten snelheden tussen de 70 en 120 kilometer per uur te rijden, en
tegen de verkeersrichting in een rotonde op te rijden en
meerdere keren door een rood licht te rijden, door welke verkeersgedragingen van verdachte levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor (een) ander(en) te duchten was;” [1]
De bewijsvoering
Meetgegevens:
Verdachte:
Een nadere omschrijving van de klacht
“enkele feitelijke samenspel van verkeersovertredingen”niet kan leiden tot het oordeel dat (dubbel) opzet aan de orde is, en dat uit het verhoor van de verdachte blijkt dat hij geen bewuste keuzemogelijkheden heeft gemaakt, maar dat het een
“aaneensluiting van feitelijke handelingen”betrof. Daarnaast betwist de steller van het middel dat door het handelen van de verdachte ‘levensgevaar of zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten was’, [3] nu uit de filmbeelden blijkt dat andere weggebruikers de verdachte opmerken en dat, zo betoogt de steller van het middel, de verdachte “
heel duidelijk rekening houdt met de andere weggebruikers”, waardoor niet kan worden gesteld dat er een reële vrees was voor een aanrijding met letsel of de dood tot gevolg.