Conclusie
Nummer22/04286
Inleiding
Het middel
NJ1999/246).
Parket bij de Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep ingesteld door de verdachte, die eerder door het gerechtshof 's-Hertogenbosch was veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie weken wegens bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht. Daarnaast had het hof een vordering van de benadeelde partij toegewezen en een schadevergoedingsmaatregel opgelegd. De verdachte heeft cassatie ingesteld, waarbij de advocaat R.J. Baumgardt een middel van cassatie heeft voorgesteld. Dit middel betreft de klacht dat het hof heeft verzuimd om in het arrest op te nemen dat de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van de benadeelde partij de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij doet vervallen, en vice versa. De conclusie van de Procureur-Generaal is dat het middel terecht is voorgesteld. Het hof heeft verzuimd om in het dictum op te nemen dat het hier gaat om een alternatieve vergoedingsplicht. De Hoge Raad kan de zaak zelf afdoen door te doen wat het hof had behoren te doen. De Procureur-Generaal heeft geen gronden aangetroffen die tot vernietiging van de uitspraak aanleiding geven, maar stelt voor om het arrest te vernietigen voor zover het niet de alternatieve vergoedingsplicht bevat. De Hoge Raad kan vervolgens bepalen dat voldoening aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij de verplichting tot betaling aan de Staat doet vervallen, en omgekeerd.