Conclusie
AvroTros(eiseres tot cassatie),
[verweerders] in meervoud(verweerders in cassatie),
Multirisk(verweerster in cassatie onder 1) en
[verweerder 2](verweerder in cassatie onder 2).
1.Inleiding
2.Feiten
de stichting). Het doel van de stichting is om de ontevreden adverteerders op het digitale advertentieplatform [website] bijeen te brengen om een procedure tegen [verweerders] te starten. Die procedure is de stichting in november 2018 gestart, op dat moment ondersteund door 99 adverteerders. In die procedure vorderde de stichting het bedrag dat de bij haar aangesloten adverteerders aan [verweerders] hebben voldaan terug, met name omdat [verweerder 2] (opzettelijk) onjuiste mededelingen aan (potentiële) adverteerders zou hebben gedaan.
trailer) van de uitzending over [verweerders] is op de dag van de uitzending op televisie uitgezonden na het journaal van 20.00 uur. De vooraankondiging was op 5 maart 2019 ook te vinden op een YouTube-kanaal van AvroTros met de volgende tekst onder een stilstaand beeld (een zgn. ‘
still’) van [verweerder 2] uit het interview: “
Advertentiefraude, de bankpasbende en fraude met grondverkoop / Opgelicht?! (AVROTROS) (…) Vandaag weer een nieuwe uitzending van Opgelicht?! te zien om 21.25 op NPO1.” AvroTros heeft deze vooraankondiging geplaatst. Dit heeft (volgens AvroTros) alleen op de dag van de uitzending op het YouTube-kanaal gestaan. Het is mogelijk dat een derde de vooraankondiging met tekst vervolgens zelf op YouTube heeft gezet.
Malafide grondhandelaar […] [verweerder 2] ontmaskerd.”
3.Procesverloop
In eerste aanleg
de rechtbank). Zij hebben gevorderd dat de rechtbank:
Juridisch kader’ het volgende overwogen:
De belangenafweging’ het volgende overwogen:
De totstandkoming en inkleding van de uitlatingen’ overwoog de rechtbank onder meer:
frauduleuze handel in grond”. Deze terugblik wordt afgesloten met de mededeling dat er uiteindelijk twee personen (in deze terugblik eerder door een voice-over ook aangeduid als “
malafide grondhandelaars”) door justitie zijn aangehouden en dat zij via de [website] in contact kwamen met hun potentiële slachtoffers. Direct aansluitend op deze terugblik deelt de presentator in de uitzending van 5 maart 2019 mee dat tot zijn verbazing de [website] nog steeds in de lucht is, dat [verweerder 2] de man achter deze website is en dat de schijnhandel in grond gewoon is doorgegaan. Een dergelijke intro is niet zorgvuldig en ook tendentieus. De kwestie waar de uitzending in maart 2015 over ging komt namelijk niet overeen met de inhoud van het item van 5 maart 2019. Ook het tonen van een lege zaal, alsof [verweerder 2] zijn presentaties zonder publiek had gehouden is niet zorgvuldig […].
waanzinnig goed” gaat, dat hij in zes jaar tijd veertien honderd klanten heeft vergaard, en na “
twee, tweeënhalfjaar (…) 680, 660 stukjes grond heeft verkocht over eh, nog geen 400 klanten”.”
Slotsom’ heeft de rechtbank onder meer het volgende overwogen:
het hof). Zij hebben gevorderd dat het hof het vonnis vernietigt en:
Het toetsingskader’ onder meer het volgende overwogen:
uitzendingvan 5 maart 2019 (uiting 2) heeft het hof een onderverdeling gemaakt tussen ‘
introductie van het item over [verweerders]’ (onder 2a) en ‘
De rest van de uitzending over [verweerders]’ (onder 2b). Over de introductie van het item over [verweerders] (2a) heeft het hof het volgende geoordeeld:
Studio (…)
dat de schijnhandel in grond gewoon is doorgegaan’ zal de (gemiddelde) kijker met (gemiddelde aandacht) [verweerders] in verband brengen met frauduleuze grondhandel in strafrechtelijke/criminele zin. Die kijker zal denken dat [verweerder 2] die frauduleuze handel voort heeft gezet. Dit is een ernstige beschuldiging op nationale televisie die de reputatie van [verweerders] ernstig kan aantasten. De uitzending kon daarna ook nog online worden bekeken.
Afweging uitzending’ het volgende geoordeeld:
De mogelijkheid van schade van [verweerders] is aannemelijk’ onder meer het volgende overwogen:
het arrest). [verweerders] hebben een verweerschrift ingediend waarin zij concluderen tot verwerping van het cassatieberoep. Partijen hebben hun standpunten vervolgens schriftelijk doen toelichten. AvroTros heeft gerepliceerd.
4.Bespreking van het cassatiemiddel
Subonderdeel 1.1is, zo maak ik op uit de eraan voorafgaande inleiding, gericht tegen r.o. 3.13 en 3.16 t/m 3.24. Het subonderdeel bevat de klacht dat het hof blijk heeft gegeven van een onjuiste rechtsopvatting door de uitzending van 5 maart 2019 niet “
als geheel en in onderlinge samenhang” te beoordelen, maar in plaats daarvan de uitzending op te knippen in twee delen om die vervolgens geïsoleerd te beoordelen.
Afweging uitzending’). Het hof oordeelt vervolgens in de eerste zin van r.o. 3.24 dat “de uitzending” onrechtmatig is. Daartoe overweegt het hof dat AvroTros in de introductie van de uitzending op een misleidende manier een koppeling heeft gemaakt tussen frauduleuze grondhandel waarbij sprake was van strafbare feiten en de werkwijze van [verweerders] in de introductie van de uitzending. Omdat de introductie over een ander onderwerp gaat dan de rest van de uitzending, zo vervolgt het hof, doet zich hier niet de situatie voor dat de onjuistheid van de introductie in het licht van de verdere uitzending van ondergeschikt belang zou zijn of geen relevant gewicht in de schaal zou leggen. Het hof concludeert vervolgens dat het belang van [verweerders] om niet op lichtvaardige wijze te worden blootgesteld aan ernstige verdachtmakingen en beschuldigingen die gebaseerd zijn op onjuiste dan wel onvolledige feiten, zwaarder weegt dan het belang van AvroTros om misstanden aan de kaak te kunnen stellen, en dat dit meebrengt dat het belang van [verweerders] bij de bescherming van zijn privacy en zijn goede eer en naam (art. 8 EVRM) prevaleert boven het belang van AvroTros bij haar uitingsvrijheid (art. 10 EVRM). Uit het voorgaande blijkt dat het hof de uitzending integraal heeft beoordeeld. Het heeft bij de beantwoording van de vraag of de uitzending onrechtmatig is aan (de inhoud van) de introductie beslissende betekenis toegekend. Gelet op de aard van de gewraakte uitlatingen is dat ook goed te volgen: door dergelijke ernstige beschuldigingen aan het begin van de uitzending is het handelen van [verweerders] dat in de rest van de uitzending aan de orde komt feitelijk onjuist en onnodig in een strafrechtelijk/crimineel licht geplaatst (r.o. 3.18).
subonderdeel 1.2is in het licht van het vorige subonderdeel eveneens onjuist, althans onvoldoende (begrijpelijk) gemotiveerd het oordeel in r.o. 3.17-3.18 en 3.24 dat de introductie van de aflevering over [verweerders] onrechtmatig is, omdat [verweerders] feitelijk onjuist en onnodig in verband worden gebracht met frauduleuze grondhandel in strafrechtelijke/criminele zin. Volgens het subonderdeel had het hof de introductie van de uitzending in het licht van de gehele uitzending moeten beoordelen en moeten nagaan welke indruk de uitzending als geheel bij de kijker heeft achtergelaten, mede gelet op de centrale feitelijke bewering van de uitzending dat een aanzienlijk aantal deelnemers in het project van het advertentieplatform [website] ontevreden is en vraagtekens zet bij de werkwijze van [verweerders] Het onderdeel stelt dat het hof aan deze centrale bewering bovendien meer gewicht had moeten toekennen, gelet op het feit dat daaraan aanmerkelijk meer tijd is besteed dan aan de inleiding (14 minuten respectievelijk 2 minuten, zie r.o. 3.13).
de uitzending” onrechtmatig is, op de hiervoor weergegeven gronden. Anders dan het subonderdeel betoogt, heeft het hof de introductie van de uitzending, die over een ander onderwerp gaat dan de rest van de uitzending, niet afzonderlijk beoordeeld maar beschouwd in het licht van de gehele uitzending. [7] Het hof heeft in r.o. 3.24 namelijk beoordeeld of de onjuistheid van de introductie “in het licht van de verdere uitzending” van ondergeschikt belang zou zijn of geen relevant gewicht in de schaal zou leggen. Het hof heeft geoordeeld dat dit
niethet geval is. Met dit oordeel grijpt het hof terug op hetgeen het eerder in r.o. 3.17 en 3.18 heeft overwogen.
in strafrechtelijke/criminele zin. Dat kan (ook) worden afgeleid uit de volgende passages in de voorafgaande r.o. 3.17:
dat de frauduleuze handel in grond waar die uitzending over ging een strafrechtelijke/criminele connotatie had. De kwalificatie “frauduleuze handel in grond” heeft die connotatie al en dat wordt versterkt omdat in die (oude) fragmenten door justitie wordt verklaard dat twee mensen […] voor frauduleuze grondhandel
zijn aangehouden. […] Door dat bruggetje tussen de uitzending van 2015 en de uitzending over [verweerders] met de opmerking ‘
dat de schijnhandel in grond gewoon is doorgegaan’ zal de (gemiddelde) kijker met (gemiddelde aandacht)
[verweerders] in verband brengen met frauduleuze grondhandel in strafrechtelijke/criminele zin. Die kijker zal denken dat [verweerder 2]
die frauduleuze handelvoort heeft gezet. […].”