ECLI:NL:PHR:2024:576
Parket bij de Hoge Raad
- Rechtspraak.nl
Cassatieberoep tegen veroordeling voor diefstal met valse sleutel
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep van de verdachte, die door het gerechtshof Amsterdam is veroordeeld voor diefstal en diefstal met een valse sleutel. De verdachte is op 23 mei 2022 veroordeeld tot een taakstraf van 150 uren, subsidiair 75 dagen hechtenis. Het cassatieberoep is ingesteld door de advocaat van de verdachte, M.A.C. de Bruijn, die één middel van cassatie heeft voorgesteld. Dit middel betreft de verwerping van het bewijsverweer dat door de raadsvrouw van de verdachte is gevoerd tijdens de terechtzitting. De raadsvrouw betwistte de betrouwbaarheid van het bewijs en stelde dat de verdachte niet de dader was van de ten laste gelegde feiten.
Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op 10 en 11 maart 2021 in [plaats] een portemonnee en geldbedragen heeft weggenomen van de aangever. De verdachte heeft dit gedaan door gebruik te maken van een valse sleutel, namelijk een pinpas en bijbehorende pincode van de aangever. De aangever was op het moment van de diefstal onwel en de verdachte was als chauffeur van de huisartsenpost aanwezig in de woning van de aangever. De raadsvrouw voerde aan dat er tegenstrijdigheden in het dossier waren en dat de gelijkenis tussen de verdachte en de pinner op camerabeelden niet overtuigend was.
Het hof heeft het bewijsverweer van de raadsvrouw verworpen en geconcludeerd dat er voldoende bewijs was dat de verdachte de dader was. De Procureur-Generaal heeft in zijn conclusie opgemerkt dat de redelijke termijn voor het cassatieberoep is overschreden, wat kan leiden tot strafvermindering. Uiteindelijk heeft de Procureur-Generaal geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar alleen wat betreft de duur van de opgelegde taakstraf, en tot verwerping van het beroep voor het overige.