ECLI:NL:PHR:2024:655
Parket bij de Hoge Raad
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanhoudingsverzoek in hoger beroep wegens gebrek aan onderbouwing
In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden de verdachte bij arrest van 23 mei 2022 met toepassing van artikel 416 lid 2 van het Wetboek van Strafvordering niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland van 16 september 2021. De verdachte, geboren in 1993, was niet verschenen op de zitting, noch was zijn raadsvrouw, mr. E.D. van Elst, aanwezig. De raadsvrouw had voorafgaand aan de zitting per e-mail een verzoek tot aanhouding ingediend, omdat zij geen contact met de verdachte had kunnen krijgen en niet kon bevestigen of hij op de hoogte was van de zitting.
Het hof heeft het verzoek tot aanhouding afgewezen, omdat het niet voldoende was onderbouwd. De voorzitter van het hof heeft meegedeeld dat de dagvaarding op juiste wijze was betekend en dat het aan de verdachte was om contact te zoeken met zijn raadsvrouw. De advocaat-generaal verzet zich tegen het aanhoudingsverzoek en stelt dat er geen grieven zijn. Na beraad heeft het hof besloten het aanhoudingsverzoek af te wijzen, omdat er geen reden was om de behandeling van de zaak aan te houden en de betekening in orde was.
De conclusie van de procureur-generaal bij de Hoge Raad, D.J.M.W. Paridaens, is dat het middel faalt en dat er geen grond is voor vernietiging van de bestreden uitspraak. De conclusie strekt tot verwerping van het beroep.