ECLI:NL:PHR:2024:678

Parket bij de Hoge Raad

Datum uitspraak
25 juni 2024
Publicatiedatum
24 juni 2024
Zaaknummer
22/01788
Instantie
Parket bij de Hoge Raad
Type
Conclusie
Rechtsgebied
Strafrecht
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep niet-ontvankelijk verklaard wegens niet tijdig indienen van middelen van cassatie

In deze zaak heeft de Procureur-Generaal bij de Hoge Raad der Nederlanden, B.F. Keulen, geconcludeerd over een cassatieberoep dat is ingesteld namens de betrokkene, geboren in 1996. Het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden heeft op 10 mei 2022 vastgesteld dat de betrokkene wederrechtelijk verkregen voordeel heeft van € 84.963,55, en heeft hem de verplichting opgelegd dit bedrag aan de Staat te betalen. Daarnaast is de duur van de gijzeling vastgesteld op maximaal 1080 dagen.

De Procureur-Generaal wijst erop dat er samenhang is met verschillende andere zaken, waaronder 22/01882, 22/01883, 22/01779, 22/01896, 22/01755, 22/01849 en 22/01897. De aanzegging van het cassatieberoep, ingevolge artikel 511h van het Wetboek van Strafvordering (Sv) in samenhang met artikel 435, eerste lid, Sv, is op 6 oktober 2022 niet in persoon betekend aan de betrokkene. Hierdoor is er geen schriftuur met middelen van cassatie ingediend binnen de wettelijke termijn van zestig dagen.

Aangezien de betrokkene niet tijdig een schriftuur heeft ingediend, kan hij volgens artikel 511h in samenhang met artikel 437, tweede lid, Sv niet in zijn cassatieberoep worden ontvangen. De conclusie van de Procureur-Generaal is dan ook dat de betrokkene niet-ontvankelijk moet worden verklaard in het ingestelde beroep.

Conclusie

PROCUREUR-GENERAAL

BIJ DE

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

Nummer22/01788 P
Zitting25 juni 2024

CONCLUSIE

B.F. Keulen
In de zaak
[betrokkene] ,
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1996,
hierna: de betrokkene
Het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden heeft bij arrest van 10 mei 2022 het door de betrokkene wederrechtelijk verkregen voordeel vastgesteld op een bedrag van € 84.963,55 en aan de betrokkene de verplichting opgelegd tot betaling van dat bedrag aan de Staat ter ontneming van dat wederrechtelijk verkregen voordeel. Het hof heeft de duur van de gijzeling die ten hoogste kan worden gevorderd bepaald op 1080 dagen.
Er bestaat samenhang met de zaken 22/01882, 22/01883, 22/01779, 22/01896, 22/01755, 22/01849 en 22/01897. In deze zaken zal ik vandaag ook concluderen.
Het cassatieberoep is ingesteld namens de betrokkene. De aanzegging ingevolge art. 511h Sv jo. art. 435, eerste lid, Sv is op 6 oktober 2022 niet in persoon betekend. Namens de betrokkene is niet binnen zestig dagen nadien een schriftuur, houdende middelen van cassatie ingediend.
Nu de betrokkene niet binnen de bij de wet gestelde termijn bij de Hoge Raad door een raadsman een schriftuur houdende middelen van cassatie heeft doen indienen, kan hij ingevolge art. 511h jo. art. 437, tweede lid, Sv niet in zijn cassatieberoep worden ontvangen.
Deze conclusie strekt ertoe dat de betrokkene niet-ontvankelijk wordt verklaard in het ingestelde beroep.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden

AG