ECLI:NL:PHR:2024:678
Parket bij de Hoge Raad
- Rechtspraak.nl
Cassatieberoep niet-ontvankelijk verklaard wegens niet tijdig indienen van middelen van cassatie
In deze zaak heeft de Procureur-Generaal bij de Hoge Raad der Nederlanden, B.F. Keulen, geconcludeerd over een cassatieberoep dat is ingesteld namens de betrokkene, geboren in 1996. Het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden heeft op 10 mei 2022 vastgesteld dat de betrokkene wederrechtelijk verkregen voordeel heeft van € 84.963,55, en heeft hem de verplichting opgelegd dit bedrag aan de Staat te betalen. Daarnaast is de duur van de gijzeling vastgesteld op maximaal 1080 dagen.
De Procureur-Generaal wijst erop dat er samenhang is met verschillende andere zaken, waaronder 22/01882, 22/01883, 22/01779, 22/01896, 22/01755, 22/01849 en 22/01897. De aanzegging van het cassatieberoep, ingevolge artikel 511h van het Wetboek van Strafvordering (Sv) in samenhang met artikel 435, eerste lid, Sv, is op 6 oktober 2022 niet in persoon betekend aan de betrokkene. Hierdoor is er geen schriftuur met middelen van cassatie ingediend binnen de wettelijke termijn van zestig dagen.
Aangezien de betrokkene niet tijdig een schriftuur heeft ingediend, kan hij volgens artikel 511h in samenhang met artikel 437, tweede lid, Sv niet in zijn cassatieberoep worden ontvangen. De conclusie van de Procureur-Generaal is dan ook dat de betrokkene niet-ontvankelijk moet worden verklaard in het ingestelde beroep.