2.3Deze bewezenverklaring berust – voor zover hier relevant – op de volgende bewijsmiddelen:
“Ten aanzien van de bewezenverklaring onder parketnummer 02-019936-20
Hierna wordt - tenzij anders vermeld - steeds verwezen naar het eindproces-verbaal van de politie-eenheid Zeeland-West-Brabant, district Hart van Brabant, basisteam Leijdal, opgemaakt door [verbalisant 4], brigadier van politie Eenheid Zeeland-West-Brabant, registratienummer PL2000-2020020372, gesloten d.d. 23 januari 2020, bevattende een verzameling op ambtseed dan wel ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal van politie met doorgenummerde dossierpagina’s 1-62. (…)
8. Proces-verbaal van aangifte d.d. 22 januari 2020, dossierpagina’s 23-25, voor zover inhoudende als verklaring van aangever [verbalisant 1]:
Ik ben werkzaam als brigadier bij de nationale politie binnen het district Hart van Brabant, Team Leijdal (
het hof begrijpt: Eenheid Zeeland-West-Brabant: zie volgende bewijsmiddel). Op 22 januari (
het hof begrijpt: 22 januari 2020) was ik samen met mijn collega wijkagent [verbalisant 2] werkzaam om te anticiperen op meldingen vanuit de meldkamer en werkzaamheden te verrichten in onze wijken als wijkagent. Ik hoorde van mijn collega [verbalisant 2] dat een inwoner van onze wijk mocht worden aangehouden voor onder andere vernieling. Het ging om [verdachte], welke woont op de [a-straat 1] te [plaats].
(...)
Samen met collega [verbalisant 2] ben ik naar het adres van [verdachte] gegaan. Na enkele seconden zag ik dat er kalende man in een onderbroek hard op ons af kwam gelopen. Ik hoorde dat de man schreeuwde. Ik zag dat hij een agressieve blik in zijn ogen had en versneld op ons af kwam lopen. Ik zag en hoorde dat mijn collega de man wilde aanspreken maar op dat moment zag ik de man een slaande/zwaaiende beweging maken met zijn linkerarm naar mijn collega [verbalisant 2]. Ik zag wat geduw en getrek tussen mijn collega, de deur en de wat later bleek [verdachte] was. Om aan deze dreigende situatie een einde te maken is er pepperspray ingezet tegen de verdachte. Naast collega [verbalisant 2] was ook collega [verbalisant 3] aangesloten vanwege de dreigende houding van de verdachte. De verdachte was continu aan het schreeuwen en hij riep beledigende teksten richting ons als politie. Hij riep woorden als pannenkoeken, mongolen en verschillende woorden met de ziekte kanker. Toen hij in de deuropening van de badkamer stond, keek [verdachte] mij aan en hij wees met zijn vinger naar mijn hoofd, terwijl hij mij aankeek, uitte hij de volgende bedreiging: "Jij bent de mijne, ik ga jou opzoeken en ik maak je kapot’, ‘jij gaat eraan, ik maak je dood'. Deze woorden heeft hij minuten lang herhaald terwijl hij mij aankeek en met zijn vinger telkens met gestrekte arm naar mijn hoofd wees. De gehele rit van ongeveer 10 minuten heeft [verdachte] mij bedreigd. Hij riep het volgende: ‘Jou ga ik niet vergeten, jij bent de mijne, ik zoek je thuis op en klim door je raam naar binnen. Ik snijd je ogen uit en maak je kapot. Ik ben steigerbouwer dus ik klim via je dak thuis naar binnen. Ik maak je vader en moeder dood. Ik zit dan wel geboeid maar ik trap je dadelijk helemaal in elkaar vuile tyfuslijer’. Om deze bedreigingen 25 minutenlang aan te horen gaat door merg en been. Aan niemand werd het recht of de toestemming gegeven tot het plegen van het feit. Ik voelde mij ernstig bedreigd door de woorden en bewegingen die [verdachte] richting mij uitte.
9. Proces-verbaal van bevindingen d.d. 22 januari 2020, dossierpagina 26, voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 3]:
Op 22 januari 2020 was ik, [verbalisant 3], hoofdagent van politie Eenheid Zeeland-West-Brabant, belast met incident afhandeling. Op 22 januari 2020 hoorde ik portofonisch dat een verdachte zich onttrokken had aan zijn aanhouding. Aldaar waren politieambtenaren [verbalisant 2] en [verbalisant 1] ter plaatse. Ik ging vervolgens ter plaatse ter ondersteuning van de politieambtenaren. [verdachte] was de gehele tijd agressief in onze richting. Ik zag vervolgens dat [verdachte] naar politieambtenaar [verbalisant 1] keek en riep: "Ik maak jou af, ik weet jou wel te vinden!!" Hierbij wees hij in de richting van politieambtenaar [verbalisant 1].
10. Proces-verbaal van bevindingen d.d. 22 januari 2020, dossierpagina’s 27-29, voor zover inhoudende als relaas van verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 1]:
Wij, verbalisanten, [verbalisant 2], brigadier van politie Eenheid Zeeland-West-Brabant en [verbalisant 1], brigadier van politie Eenheid Zeeland-West-Brabant, verklaren het volgende:
Wij zijn op 22 januari 2020 naar het woonadres van de verdachte, de [a-straat 1] te [plaats], gegaan om te kijken of verdachte daar aanwezig was.
(...)
Ik, [verbalisant 2], heb gezegd dat wij de deur van de woning open wilde houden om zicht te houden. Op enig moment zag ik een manspersoon die ik direct als [verdachte] herkende met versnelde pas richting de voordeur lopen.
(...)
Op de locatie is de machtiging ter aanhouding opgemaakt en hebben wij de woning betreden. In afwachting tot verdachte onder de douche vandaan kwam hebben wij, verbalisanten, ons opgehouden in de woonkamer. Aldaar zag ik, [verbalisant 1], een voorwerp liggen welke ik ambtshalve herkende als een verborgen wapen, het was een stroomstootwapen in de vorm van een zaklamp. Ik heb deze verborgen wapens al vaker gezien. Ik, verbalisant, heb het voorwerp in beslag genomen, wat afzonderlijk via een proces-verbaal wordt afgewerkt. Verdachte beledigde vervolgens zowel mij, [verbalisant 1] als [verbalisant 3]. Vervolgens begon verdachte [verbalisant 1] te bedreigen. Wij hoorden de verdachte meerdere malen zeggen dat hij mij [verbalisant 1] kapot zou maken en dat hij mij op zou gaan zoeken. Hij zou mijn woning binnen gaan en mij hier kapot maken. Hierbij wees hij met zijn vinger richting mij, [verbalisant 1]. Wij, verbalisanten, hoorden verdachte zeggen dat hij de ogen van [verbalisant 1] zou uitsnijden en deze hemzelf zou laten opeten. Ook zei hij dat hij via het raam de woning van mij [verbalisant 1] zou binnenklimmen en mij daar dan kapot zou maken.”