Conclusie
Nummer22/02721
Inleiding
Het eerste middel
Een proces-verbaal van aangifted.d. 12 februari 2020 van de politie Eenheid Rotterdam met nr. PL1700-2020045975-1. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven - (blz. 17 e.v.) :
als de op 12 februari 2020 afgelegde verklaring van [slachtoffer]:Op 11 februari 2020 kwam [verdachte] naar een hotelkamer, waar ik al was. Ik opende de deur en zag [medeverdachte] erbij. Ze kwamen samen naar binnen. Ik was boos. [verdachte] was even weg uit de kamer.
(...)
Ik ging de hotelkamer uit en liep naar de voordeur van het hotel. [verdachte] stond daar met drinken en dit gooide ik in zijn gezicht.
(...)
Ik draaide me om en begon met hem (het hof begrijpt: de verdachte) te vechten.
(...)
Ik ben lopend naar huis gegaan.
Op 12 februari kwam [verdachte] samen met [medeverdachte] in haar auto naar mijn woning (adres: [a-straat] té [plaats]). [verdachte] pakte mijn gezicht gelijk stevig vast. Ik zag [medeverdachte] uit de auto stappen met een fles alcohol of een stalen pijp. [verdachte] had me nog vast, maar zij gooide die pijp of die fles naar me. [medeverdachte] sloeg me op mijn hoofd. [verdachte] sloeg mij op mijn hele lichaam meerdere keren. Ik heb pijn op mijn rug, achterkant rechter bovenbeen, linkerzij en mijn linkerhand. Hij sloeg ook nog tegen mijn achterhoofd, want ik voelde twee keer een harde knal daar. [medeverdachte] had mijn telefoon afgepakt. Ik ging op de rand van hun auto zitten zodat ze niet weg konden. [verdachte] wilde dat [medeverdachte] de telefoon teruggaf, zodat zij weg konden. [medeverdachte] gooide, mijn telefoon naar me en toen ben ik de auto afgestapt.
Een proces-verbaal van verhoor verdachted.d. 12 februari 2020 van de politie Eenheid Rotterdam met nr. PL1.700-2020.045975-16. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven - (blz. 60 e.v.):
als de op 12 februari 2020 afgelegde verklaring van [medeverdachte]:We begonnen naar Zuid toe te rijden, naar waar zij (het hof begrijpt: aangeefster) verblijft. Daar stond ze (het hof begrijpt: aangeefster) buiten, achter een auto. [verdachte] stapte uit en ik ging naast de auto staan.
[verdachte] werd helemaal gek en pakte haar (het hof begrijpt: aangeefster) vast. Het werd, een (...) worsteling. Ze (het hof begrijpt: aangeefster) viel op de grond. Ik. heb haar (het hof begrijpt: aangeefster) een trap gegeven bij haar benen en voeten.
Een proces-verbaal van bevindingend.d. 12 februari 2020 van de politie Eenheid Rotterdam met nr. PL1700-2020045975-2 . Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven - (blz. 35):
Op 12 februari 2020 kregen wij verbalisanten het verzoek om te gaan naar [a-straat] in verband met een mishandeling.
[getuige] gaf mij de volgende verklaring:
"Ik .zat in mijn geparkeerd staande auto aan [a-straat]. Ik zag dat een meisje met een staart een meisje met kort haar, nader te noemen slachtoffer, hard sloeg. Een man pakte het slachtoffer bij haar hoofd. Hij was agressief. Ik zag dat het slachtoffer op.de grond viel. Ook toen, bleven de jongen en het meisje met de staart op het gevallen slachtoffer inslaan en schoppen.
Een geschrift, zijnde een geneeskundige verklaringd.d. 3 april 2020, opgemaakt en ondertekend door de arts D: van den Bogart. Deze geneeskundige verklaring houdt onder meer in -zakelijk weergegeven- (p. 140):
als relaas van deze arts:betreffende: [slachtoffer] Informatie ontvangen van chirurg van Ikazia Ziekenhuis over bezoek op spoedeisende hulp op 12-02-2020.
Er was sprake van: Een verwonding tot op het onderhuidse bindweefsel met een lengte van 4 centimeter, ter plaatse van de rechter zijde van het voorhoofd.”
(…)
Voorts verzoek ik primair de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in haar vordering, dan wel de vordering te matigen tot nihil, nu er sprake is van medeschuld.”