ECLI:NL:PHR:2025:1030

Parket bij de Hoge Raad

Datum uitspraak
11 november 2025
Publicatiedatum
22 september 2025
Zaaknummer
24/01840
Instantie
Parket bij de Hoge Raad
Type
Conclusie
Rechtsgebied
Strafrecht
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mishandeling en vrijspraak in eerste aanleg, cassatieberoep tegen bewezenverklaring

In deze zaak is de verdachte, geboren in 1991, bij arrest van 1 mei 2024 door het gerechtshof 's-Hertogenbosch veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes weken wegens mishandeling. De verdachte heeft cassatie ingesteld tegen deze veroordeling. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op 14 mei 2023 een onbekende vrouw heeft mishandeld door haar te duwen en meermalen te schoppen. De verdediging heeft aangevoerd dat er onvoldoende bewijs is voor de stelling dat de vrouw pijn of letsel heeft geleden. De verdachte heeft verklaard dat hij de vrouw alleen heeft willen afschrikken. Het hof heeft echter de verklaringen van getuigen en de camerabeelden als bewijs gebruikt om de verdachte schuldig te verklaren. De verdediging heeft in cassatie verschillende klachten ingediend, waaronder dat het hof ten onrechte heeft geoordeeld dat de bewijsmiddelen voldoende zijn voor een bewezenverklaring van mishandeling. De procureur-generaal heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep, waarbij is opgemerkt dat de aard van de gedragingen van de verdachte, namelijk het schoppen en duwen van de vrouw, op zichzelf al pijn kan veroorzaken. De Hoge Raad heeft de conclusie van de procureur-generaal overgenomen en het cassatieberoep verworpen.

Conclusie

PROCUREUR-GENERAAL
BIJ DE
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
Nummer24/01840
Zitting11 november 2025
CONCLUSIE
V.M.A. Sinnige
In de zaak
[verdachte] ,
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1991,
hierna: de verdachte

1.Inleiding

1.1
De verdachte is bij arrest van 1 mei 2024 [1] door het gerechtshof 's-Hertogenbosch wegens “mishandeling”, veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes weken, met aftrek van voorarrest.
1.2
Het cassatieberoep is ingesteld namens de verdachte. D. Marcus, advocaat in Goirle, heeft een middel van cassatie voorgesteld.
1.3
Het middel klaagt dat het hof “de namens [verdachte] gevoerde verweren [heeft] verworpen op gronden die deze verwerping niet kunnen dragen, althans is de verwerping onbegrijpelijk, althans onvoldoende met redenen omkleed”.

2.De bewezenverklaring, bewijsvoering en ter terechtzitting gevoerde verweren

2.1
Het hof heeft ten laste van de verdachte bewezenverklaard dat:
“hij op 14 mei 2023 te [plaats] een onbekend gebleven vrouw heeft mishandeld door die vrouw tegen het lichaam te duwen en meermalen tegen het lichaam te schoppen.”
2.2
Het hof heeft daartoe de volgende bewijsmiddelen gebruikt:
“1. Het proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 20 mei 2023, dossierpagina 4, voor zover inhoudende:
Op 20 mei verhoorde ik, [verbalisant 1] , telefonisch [getuige] . Door de [getuige] was al op papier gezet wat zij had gezien.
Als bijlage is bij dit proces-verbaal gevoegd de verklaring die [getuige] op papier had gezet.
2. Een geschrift, te weten een geschreven brief door [getuige] , dossierpagina 5, voor zover inhoudende:
Op 14 mei 2023 omstreeks 16.50 uur hoorde ik gerinkel buiten de flat. Ik zag een zilveren Mercedes en een aanhanger die was losgekomen. Ik zag dat de dader de achterklep van de aanhanger opende om vervolgens de inhoud op straat te dumpen. Dat was het moment dat ik besloot om te gaan filmen. Ik heb gezien dat de gehele inhoud van de aanhanger op straat werd gedumpt. Daarna zijn ze weggereden.
Even voor zeven diezelfde avond hoorde ik opnieuw gerinkel. Ik zag de heren terugkeren. Ik begon met filmen. Er was een vrouw die haar hond uitliet. Ik vermoed dat zij een opmerking maakte of iets te lang hun richting op keek, want de dader reageerde meteen agressief. Hij liep naar de vrouw toe en begon haar aan te vallen door te schoppen. Dit deed hij meerdere keren. De vrouw probeerde hem van zich af te zetten maar de dader bleef keer op keer teruglopen om meer schoppen uit te delen. Uiteindelijk werd het me teveel en besloot ik in te grijpen. Het enige wat ik kon doen was het balkon op lopen en schreeuwen in de hoop dat dit voldoende zou zijn om het schoppen te stoppen. Gelukkig was dat inderdaad voldoende en de dader droop af.
3. Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 19 mei 2023, dossierpagina’s 6-7, voor zover inhoudende als relaas van [verbalisant 2] :
(pagina 6)
Op 14 mei 2023 werd op de [a-straat] te [plaats] ter hoogte van [b-straat] afval gedumpt door twee mannen vanaf een aanhangwagen. Een paar uur later kwamen deze mannen terug en een van de twee mishandelde een vrouw. Van het dumpen van afval en de mishandeling waren filmpjes door de meldster gemaakt en overhandigd aan de politie.
Deze beelden waren reeds binnen de politie verspreid teneinde herkenning van de twee mannen te krijgen. Een van de twee mannen droeg een korte broek en shirt met korte mouwen, deze man werd herkend als [verdachte] . De man met de lange broek werd herkend als [medeverdachte] .
Ik bekeek de filmpjes.
Filmpje 3 genaamd VID_20230514-190032
Ik zag dat dit filmpje 2 minuten en 44 seconden lang was. Ik zag dat [medeverdachte] en [verdachte] achter de Mercedes stonden en dat er een derde man in de auto zat. Ik zag dat er een vrouw met hond langs liep. Ik zag dat [medeverdachte] en de onbekende man in de auto stapten en dat [verdachte] met iemand contact had. Ik zag dat [verdachte] vervolgens richting [b-straat] langs het eerder gedumpte puin liep. Ik zag dat [verdachte] de vrouw met hond duwde en dat de vrouw hierop reageerde. Ik zag dat [verdachte] hierop meerdere keren de vrouw schopt en duwt om vervolgens weg te lopen en weer terug te rennen en de vrouw te schoppen.
4. Het proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 20 mei 2023, dossierpagina’s 46-48, voor zover inhoudende als verklaring van de verdachte:
(pagina 46)
“Opmerking verbalisant:
Dit verhoor is opgebouwd middels de vraag/antwoord/opmerking-methode.
V = Vraag verbalisant
A = Antwoord
O = Opmerking”
(pagina 47)
O: Je wordt verdacht van mishandeling en het jezelf ontdoen van afvalstoffen door deze buiten een inrichting te storten.
A: Ik heb 14 mei 2023 ruzie gekregen met een vrouw. Bij de [c-straat] . Een vrouw riep van bovenaf: ik heb alles gefilmd. Toen liep ik weg (p. 48).
O: Ik wil jou de camerabeelden laten zien van wat daar gebeurd is.
V: Herken jij jezelf op de camerabeelden?
A: Dat klopt.
O: Ik wil jou de camerabeelden laten zien van de mishandeling.
V: Wat wil je hierover verklaren?
A: Ik heb haar geduwd.”
2.3
Het hof heeft voorts overwogen:
“De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
De raadsman van de verdachte heeft vrijspraak bepleit wegens gebrek aan voldoende wettig en overtuigend bewijs. De verdachte verklaart dat hij niet raak heeft geschopt, maar de vrouw alleen heeft willen afschrikken, en op de beelden is ook niet te zien dat de verdachte met kracht een rake schop tegen de vrouw heeft gegeven. Daar komt bij dat de vrouw tegen [getuige] , die het voorval heeft gefilmd, desgevraagd te kennen gaf dat het goed ging met haar en zij niet gewond was. Gelet op het voorgaande kan in de visie van de verdediging niet worden vastgesteld dat de onbekende vrouw als gevolg van het handelen van de verdachte pijn of letsel heeft bekomen.
Het hof overweegt als volgt.
[getuige] , die vanuit haar woning zicht heeft gehad op het incident, heeft verklaard dat zij zag dat - naar later bleek - de verdachte de onbekende vrouw meerdere keren heeft geschopt. Ook [verbalisant 2] , die de camerabeelden heeft bekeken die [getuige] vanuit haar woning heeft gemaakt, heeft gerelateerd dat hij daarop zag dat de verdachte de vrouw meerdere keren heeft geschopt. Zij hebben het niet over een beweging om de vrouw af te schrikken (verdachte noemt het zelf ‘shocken’), maar verklaren duidelijk over het uitdelen van (naar het hof begrijpt: rake) schoppen aan de vrouw. Ook verklaren zij allebei dat de verdachte de mevrouw heeft geduwd.
Het hof heeft de camerabeelden ter terechtzitting in hoger beroep d.d. 17 april 2024 in aanwezigheid van de advocaat-generaal en de raadsman afgespeeld en bekeken. De raadsman heeft toen, in algemene zin, opgemerkt dat op de camerabeelden niet is te zien dat met kracht raak wordt geschopt door de verdachte. Met instemming van beide partijen heeft het hof de camerabeelden na sluiting van het onderzoek tijdens de beraadslaging nogmaals bekeken. Het hof ziet, na deze camerabeelden te hebben gezien, in hetgeen de raadsman heeft aangevoerd geen reden om aan de juistheid van de vermelding van de feitelijkheden weergegeven in het relaas van [verbalisant 2] te twijfelen. Het hof is van oordeel dat kan worden uitgegaan van het proces-verbaal van bevindingen met daarin zijn beschrijving van hetgeen is waar te nemen op de camerabeelden. Dit komt ook overeen met hetgeen [getuige] heeft verklaard.
Het hof acht derhalve wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte een onbekend gebleven vrouw meerdere keren heeft geschopt en heeft geduwd.
Het hof ziet zich voor de vraag gesteld of de verdachte door aldus te handelen zich schuldig heeft gemaakt aan mishandeling ex artikel 300 Wetboek van Strafrecht (Sr).
Onder “mishandeling” in de zin van artikel 300 Sr moet worden verstaan het opzettelijk aan een ander toebrengen van lichamelijk letsel of pijn, het opzettelijk benadelen van de gezondheid alsmede - onder omstandigheden - het opzettelijk bij een ander teweegbrengen van een min of meer hevige onlust veroorzakende gewaarwording in of aan het lichaam, een en ander zonder dat daarvoor een rechtvaardigingsgrond bestaat.
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat de verdachte de onbekende vrouw aanvalt door agressief naar haar toe te lopen, haar te duwen en meerdere keren te schoppen. De verdachte loopt meerdere keren terug naar de vrouw om haar weer opnieuw te schoppen. Het hof is onder deze omstandigheden van oordeel dat in de aard van de gedragingen van de verdachte – het meerdere keren opzettelijk gewelddadig schoppen tegen het lichaam van de onbekende vrouw – ligt besloten dat daardoor pijn bij de vrouw moet zijn toegebracht. De enkele omstandigheid dat de vrouw naderhand op de vraag van [getuige] of het goed met haar ging bevestigend antwoordt en zegt dat ze niet gewond is, doet aan het voorgaande niet af. Immers, de vrouw is enkele seconden daarvoor zomaar uit het niets door een voor haar onbekende man meerdere keren geschopt en geduwd. Het is alleszins voorstelbaar dat de vrouw hierdoor zodanig geschrokken en verslagen is, dat zij op dat moment niet helemaal helder kan antwoorden en daarom maar ‘ja’ antwoordt op de vraag of het goed gaat.
Bovendien zijn de handelingen van de verdachte handelingen die uit zichzelf bij een ander pijn veroorzaken. Dat daarvoor geen sprake hoeft te zijn van enige op dat moment uiterlijk waarneembare verwonding, spreekt voor zich.
Resumerend acht het hof, op grond van het vorenoverwogene en de gebezigde bewijsmiddelen, wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.”
2.4
Blijkens het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep heeft de gemachtigde raadsman van de verdachte aldaar het volgende aangevoerd:
“De raadsman voert het woord tot verdediging:
Voor een advocaat is het erg moeilijk om een vrijspraak in hoger beroep te verdedigen. Cliënt heeft al wat hij wil en het Openbaar Ministerie is het met die vrijspraak niet eens. Ik meen dat de politierechter op juiste wijze tot een vrijspraak is gekomen. We zijn het er allemaal over eens dat cliënt hier heel onsympathiek is geweest en anders had kunnen handelen. Maar de hamvraag is of bewezen kan worden dat cliënt de vrouw heeft mishandeld.
Dan moet kunnen worden vastgesteld dat sprake is geweest van pijn of letsel.
De verdediging heeft kennisgenomen van de appelschriftuur van het Openbaar Ministerie. Daarin valt op dat het volgende is opgenomen:
“In de visie van het Openbaar Ministerie zijn de bewijsmiddelen toereikend voor een bewezenverklaring van het tenlastegelegde feit. Daarbij wordt in het bijzonder verwezen naar de conclusie van PG Hofstee, gepubliceerd onder ECLI:NL:PHR:2020:1005, waarbij wordt verwezen naar Noyon/Langemeijer/Remmelink. Daarin wordt opgemerkt dat van mishandeling sprake kan zijn wanneer dit besloten ligt in de aard van de gedragingen die daartoe aanleiding hebben gegeven. Als voorbeeld voor gedragingen die uit zichzelf pijn of letsel meebrengen, noemt Machielse slaan, schoppen, krabben (...). Ook wanneer is bewezenverklaard dat verdachte opzettelijk mishandelend iemand heeft geduwd en tegen het lichaam heeft geschopt, is daarmee genoegzaam tot uitdrukking gebracht dat daardoor aan die persoon pijn is toegebracht.”
De volgende zin van Machielse is echter achterwege gelaten, te weten: “Wel moet vanzelfsprekend de bewijsvoering steeds de conclusie kunnen dragen dat sprake is geweest van pijn.”
Dat laatste is nu juist de crux in deze zaak. Uit de bewijsmiddelen blijkt niet genoegzaam dat aan mevrouw pijn of letsel is toegebracht. Zij heeft geen aangifte gedaan en cliënt zegt stellig dat hij niet raak heeft geschopt, maar de vrouw alleen heeft willen afschrikken of afhouden. Op de beelden zien we niet dat met kracht een schop wordt gegeven en dat die raak is.
Wel kan worden bewezen dat cliënt de vrouw heeft geduwd, dat bekent cliënt ook. Op de beelden is niet te zien dat hij een dermate hevige duwbeweging maakt, dat zij daardoor is gevallen en pijn of letsel heeft bekomen.
Daarbij komt nog dat de [getuige] die het filmpje heeft gemaakt, navraag doet bij de vrouw of het met haar gaat. [getuige] verklaart dat de vrouw zei dat alles goed ging en dat ze niet gewond was. Ook blijkt niet dat zij bijvoorbeeld in paniek was. Toen [getuige] haar vertelde dat ze aangifte kon doen, liep zij door.
Al met al meen ik dat er geen bewijs is dat cliënt pijn of letsel aan de vrouw heeft toegebracht. Ik verzoek uw hof het vonnis waarvan beroep te bevestigen.
(…)
De raadsman voert het woord tot dupliek:
Het gaat om de vraag of sprake was van letsel of pijn. Dat kan op basis van de stukken niet worden vastgesteld. Ze schreeuwt niet, geeft geen pijnkreet maar zegt juist dat ze oké is als [getuige] ernaar vraagt.”

3.Bespreking van het middel

3.1
In de toelichting op het middel zijn verschillende klachten te ontwaren. Ik onderscheid de volgende deelklachten:
(i) het hof heeft ten onrechte geoordeeld dat het proces-verbaal verhoor [getuige] en de schriftelijke verklaring van [getuige] twee separate bewijsmiddelen zijn;
(ii) het door de verdachte geschetste alternatieve scenario is onvoldoende onderzocht door de politie;
(iii) het hof is ten onrechte tot een bewezenverklaring van mishandeling gekomen omdat:
a. uit de bewijsmiddelen niet kan worden afgeleid dat de onbekende vrouw pijn of letsel heeft geleden dan wel dat sprake is geweest van het teweegbrengen van een min of meer hevige onlust veroorzakende gewaarwording in of aan het lichaam;
b. de vrouw heeft aangegeven dat het goed met haar ging en de overweging van het hof daaromtrent onbegrijpelijk is;
(iv) mocht de Hoge Raad van mening zijn dat wel pijn, letsel of een onlust veroorzakende gewaarwording uit de camerabeelden dan het proces-verbaal kan worden afgeleid, dan wil de verdachte naar voren brengen dat de vrouw hem racistisch bejegende en meerdere malen met een hondenriem sloeg, als gevolg waarvan sprake was van een situatie waarin de verdachte in hevige woede opzettelijk in het wilde weg om zich heen slaande iemand heeft getroffen (onder verwijzing naar HR 9 februari 1965,
NJ1965/261).
3.2
Naar mijn mening kunnen niet al deze klachten worden aangemerkt als cassatieklachten in de zin van de wet. Een cassatiemiddel moet zich keren tegen handelingen en beslissingen van de rechter die de bestreden uitspraak heeft gewezen. [2] Deelklachten (ii) en (iv) voldoen daar niet aan. Ten aanzien van de andere deelklachten is het verband tussen middel (dat klaagt over de verwerping van gevoerde verweren) en toelichting mij niet helemaal duidelijk. [3] Bezien in samenhang met de toelichting begrijp ik het middel zo dat wordt bedoeld te klagen dat – mede gelet op hetgeen in hoger beroep is aangevoerd – de bewezenverklaring niet uit de bewijsmiddelen kan worden afgeleid. Het gaat de steller van het middel er daarbij vooral om – zo begrijp ik – dat niet blijkt dat aan de onbekende vrouw pijn en/of letsel is toegebracht.
3.3
Onder mishandeling in de zin van art. 300 Sr moet worden verstaan het opzettelijk aan een ander toebrengen van lichamelijk letsel of pijn, het opzettelijk benadelen van de gezondheid alsmede – onder omstandigheden – het opzettelijk bij een ander teweegbrengen van een min of meer hevige onlust veroorzakende gewaarwording in of aan het lichaam, een en ander zonder dat daarvoor een rechtvaardigingsgrond bestaat. [4] Uit de bewijsmiddelen zal moeten kunnen worden afgeleid dat daarvan sprake is, maar dat betekent niet noodzakelijk dat de bewijsmiddelen een verklaring van het slachtoffer daaromtrent moet bevatten. Ook in de aard van de handeling die daartoe aanleiding heeft gegeven kan besloten liggen dat sprake is van pijn, letsel of een onlust veroorzakende gewaarwording. Er zijn lichamelijke aanrakingen die uit zichzelf pijn of letsel met zich brengen. Machielse somt op: “slagen, schoppen, krabben, steken of snijden met scherpe werktuigen, alle verwondingen”. [5]
3.4
Het hof heeft bewezenverklaard dat de verdachte een onbekende vrouw heeft geduwd en meermalen heeft geschopt. Voor het bewijs daarvan heeft het hof onder meer gebruik gemaakt van de schriftelijke verklaring van de [getuige] , de bevindingen van een verbalisant over een filmpje dat de [getuige] heeft gemaakt en de verklaring van de verdachte zelf. Aan het als bewijsmiddel 1 gebezigde proces-verbaal van verhoor getuige, dat inhoudelijk slechts verwijst naar de als bewijsmiddel 2 gebezigde brief van de [getuige] , komt weinig zelfstandige betekenis toe. Maar een rechtsregel die meebrengt dat dit proces-verbaal niet als separaat bewijsmiddel mag worden gebruikt is mij niet bekend en wordt door de steller van het middel niet genoemd. [6] Deelklacht (i) faalt daarom. De bewijsmiddelen houden in dat de verdachte die dag ruzie had met een vrouw. De verdachte verklaart dat hij haar heeft geduwd. De [getuige] bevestigt dat en verklaart bovendien dat de verdachte de vrouw meermalen heeft geschopt. Dat wordt ondersteund door de beschrijving van een verbalisant van de camerabeelden die de [getuige] heeft gemaakt. Het hof heeft die schoppen aangemerkt als rake schoppen. Naar aanleiding van de opmerking van de raadsman dat op de camerabeelden niet is te zien dat met kracht raak wordt geschopt heeft het hof heeft – na de camerabeelden zelf te hebben gezien – voorts overwogen geen reden te hebben om aan de juistheid van de vermelding van de feitelijkheden weergegeven in het relaas van de verbalisant te twijfelen. Het hof heeft vervolgens geoordeeld dat in de aard van de handelingen van de verdachte, te weten het meerdere keren opzettelijk gewelddadig (raak) schoppen tegen het lichaam van een onbekende vrouw, besloten ligt dat daarmee de vrouw pijn moet zijn toegebracht. Dat schoppen pijn doet, heeft het hof kennelijk aangemerkt als een feit van algemene bekendheid dat geen bewijs behoeft. Dat lijkt mij niet getuigen van een onjuiste rechtsopvatting en evenmin onbegrijpelijk. Ook niet onbegrijpelijk is dat het hof vervolgens heeft overwogen dat een bevestigend antwoord van de vrouw op de vraag van [getuige] of het goed met haar en de opmerking dat zij niet gewond is, dat niet anders maken. Dat kan ik volgen, het ontbreken van letsel sluit pijn immers niet uit. Deelklacht (iii) faalt dus in beide onderdelen.

4.Slotsom

4.1
Het middel faalt. Nu de verdachte is veroordeeld voor een feit waarvoor hij in eerste aanleg door de politierechter is vrijgesproken, ligt afdoening van de middelen met de aan art. 81 lid 1 RO ontleende motivering niet in de rede. [7]
4.2
Ambtshalve heb ik geen gronden aangetroffen die tot vernietiging van de bestreden uitspraak aanleiding behoren te geven.
4.3
Deze conclusie strekt tot verwerping van het beroep.
De procureur-generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
A-G

Voetnoten

1.Parketnummer 20-002410-23.
2.A.J.A. van Dorst & M.J. Borgers,
3.Het is de bedoeling dat in de toelichting uiteen wordt gezet wat met het middel wordt bedoeld. De toelichting zelf mag geen nieuwe klachten bevatten, vgl. Van Dorst & Borgers,
4.Vgl. HR 9 september 2014, ECLI:NL:HR:2014:2677; HR 8 oktober 2019, ECLI:NL:HR:2019:1554 en HR 12 november 2019, ECLI:NL:HR:2019:1751.
5.A.J.M. Machielse, in:
6.Waar de klacht – indien terecht – toe zou moeten leiden is mij ook niet duidelijk.
7.HR 24 januari 2023, ECLI:NL:HR:2023:40,