Conclusie
1.Inleiding en samenvatting
deferred(uitgesteld) deel van de bonus over 2011 en de bonus over 2012) en [bankier 2] (bonus over 2012). ABN AMRO heeft zich voor die beslissing ten eerste erop beroepen dat [bankier 1] en [bankier 2] interne regels en procedures niet hebben nageleefd voordat zij belastende maatregelen hebben genomen tegen Oil Marketing & Trading International (OMTI). Ten tweede verwijt ABN AMRO [bankier 1] en [bankier 2] dat zij tot tweemaal toe hebben getracht een
personal feete bedingen van vertegenwoordigers van OMTI. ABN AMRO heeft [bankier 1] en [bankier 2] in 2013 op staande voet ontslagen. In dit geding hebben [bankier 1] en [bankier 2] uitbetaling van de bedoelde bonussen gevorderd. In eerste aanleg heeft de kantonrechter de vorderingen van [bankier 1] en [bankier 2] grotendeels toegewezen.
personal feedoor [bankier 1] en [bankier 2]
.Bij eindarrest heeft het hof bewezen geoordeeld dat [bankier 1] en [bankier 2] tot tweemaal toe hebben geprobeerd een
personal feete ontvangen van vertegenwoordigers van OMTI. Dat bewijs ligt volgens het hof onder meer besloten in een geluidsopname van een van de gesprekken en enkele getuigenverklaringen. Op grond hiervan heeft het hof de vorderingen van [bankier 1] en [bankier 2] tot uitbetaling van de bonussen alsnog afgewezen.
2.Feiten en procesverloop
business lineEnergy, Commodities & Transportation (hierna: ECT) gevestigd was.
subject‘Sale Recap 25KT FO +/-10% DES Fujairah / KFN => OMTI’:
periodic reviewover OMTI uitgebracht. Daarin werden geen veranderingen genoemd en heeft [bankier 2] de vraag ‘Does the client have an Iran nexus?’ negatief beantwoord.
big fouren hebben zij een
Collateral Management Agreement(hierna: CMA) geëist, inhoudende dat de herkomst van de olie en de verdeling daarvan aan boord wordt gecontroleerd.
certificats of origingevraagd met betrekking tot USD 66 miljoen aan buiten ABN AMRO om gerouteerde olietransacties.
personal feevan ongeveer USD 3,5 miljoen zouden hebben gevraagd en dat zij, toen OMTI weigerde, belastende maatregelen tegen haar hebben genomen.
personal feeaan OMTI op 19 september 2012 en 15 november 2012 en (ii) het nemen van vijf maatregelen tegen OMTI op 15 november 2012 of kort daarna. Een en ander is aan [bankier 1] en [bankier 2] bevestigd per brief van 26 maart 2013.
personal fee.De dragende overwegingen van het tussenarrest laten zich als volgt samenvatten:
personal feeaf te dwingen van OMTI. (onder 3.3)
personal feete bedingen van OMTI. (onder 3.12)
increased riskwaarbij andere afdelingen van ABN AMRO, waaronder de afdeling Risk en Compliance, moeten worden ingeschakeld, hetgeen [bankier 1] en [bankier 2] niet hebben gedaan. (onder 3.13)
personal feete verkrijgen van (een of meer vertegenwoordigers van) OMTI, zonder dat zij daartoe geautoriseerd waren door ABN AMRO, en dat zij, toen dit werd geweigerd, de hiervoor genoemde belastende maatregelen hebben genomen jegens OMTI. (onder 3.16)
personal fee. [bankier 1] en [bankier 2] hebben dit gemotiveerd ontkend. ABN AMRO heeft een digitaal geluidsbestand in het geding gebracht dat een opname zou behelzen van het gesprek op 15 november 2012. (onder 3.17)
personal fee, levert dit volgens het hof een zodanig verwijtbaar handelen op dat ABN AMRO terecht heeft geweigerd om de bonus over 2011 aan [bankier 1] te betalen, en voorts terecht geen bonus over 2012 heeft toegekend aan [bankier 1] en [bankier 2] . (onder 3.18)
personal fee. Het hof laat ABN AMRO tot bewijslevering toe. (onder 3.19)
personal feewilden ontvangen van (vertegenwoordigers van) OMTI. (onder 2.14)
3.Bespreking van het cassatiemiddel in het principaal beroep
personal fee.ABN AMRO heeft volgens de klachten gesteld, althans geïmpliceerd, dat [bankier 1] en [bankier 2] OMTI hebben gechanteerd met de
Enhanced Due Diligence(hierna: EDD)
ter verkrijgingvan de
personal fee. Die beweerde chantage, althans het beweerdelijk ‘zonder goede grond nemen van belastende maatregelen’ had volgens de klachten mede deel van de bewijsopdracht moeten zijn.
Ten aanzien van (b): personal fee
personal feete bedingen en (b) dat zij, na weigering van die
fee, jegens OMTI belastende maatregelen hebben genomen, met elkaar in verband had gebracht. Het hof heeft dit echter niet begrepen als een zodanige koppeling dat volgens ABN AMRO uitsluitend de optelsom van beide haar weigering rechtvaardigt om aan [bankier 1] en [bankier 2] bonussen uit te betalen. In plaats daarvan heeft het hof het standpunt van ABN AMRO zo opgevat dat het trachten te bedingen van een
personal feebij een cliënt van de bank
ook op zichzelf reedseen zodanig ernstig verwijt is, dat dit rechtvaardigt dat zij weigert de bonussen uit te betalen. Deze uitleg van de gedingstukken is voorbehouden aan het hof als rechter die over de feiten oordeelt. Onbegrijpelijk is die uitleg mijns inziens niet. Als ik het dossier goed lees hebben ook [bankier 1] en [bankier 2] van hun kant terecht niet beweerd dat het voor hen als medewerkers van ABN AMRO op zichzelf was toegestaan om bij cliënten van de bank een
personal feete bedingen. Dat maakt de door het hof gehanteerde lezing van de stellingen van ABN AMRO mijns inziens extra gepast. Het naslaan van de door steller van het middel vermelde plaatsen in de gedingstukken brengt mij niet op andere gedachten. Ik lees daar niet het door de steller van het middel bedoelde ‘onlosmakelijk verband’.
personal feeook zelfstandig het niet uitbetalen van de bonussen rechtvaardigt, stond het aan het hof vrij om de bewijsopdracht aan ABN AMRO daartoe te beperken. Geen rechtsregel verplichtte het hof om óók bewijs op te dragen van het verband met het treffen van belastende maatregelen door [bankier 1] en [bankier 2] jegens OMTI.
“ [letter][ [bankier 1] ]:
We didn’t ask for a …..we didn’t talk about a share that would be proportional to the amount of money we brought [up]”[letter] : We just say look. We’ve [done our share], give us some kind of [percentage]. And, nothing else. So we’re not asking to be [assured/a shareholder].”
share that would be proportional to the amount of money we brough” en dat hij de woorden “
give us some kind of” heeft gebruikt.
bring your chequebook along”. Zowel [directeur-aandeelhouder 2 van OMTI] en [directeur-aandeelhouder 1 van OMTI] hebben verklaard dat het gezelschap zich na het diner naar de ”cigar lounge” verplaatste.
– dat niet valt te begrijpen waarom zij deze opname dan wel het transcript hiervan, niet gelijk tijdens het eerste verhoor aan SIM hebben overhandigd;
– dat het aannemelijk is dat [directeur-aandeelhouder 1 van OMTI] en [directeur-aandeelhouder 2 van OMTI] de opname hebben gefabriceerd;
– dat het ongeloofwaardig is dat getuigen [directeur-aandeelhouder 2 van OMTI] en [directeur-aandeelhouder 1 van OMTI] zich niet kunnen herinneren wie van beiden ( [bankier 1] en [bankier 2] ) is begonnen over de personal fee;
– dat [directeur-aandeelhouder 2 van OMTI] tegenover SIM niet heeft verteld dat hij [bankier 2] had uitgenodigd voor zijn ( [directeur-aandeelhouder 2 van OMTI] ’) verjaardagsfeest op 1 november 2012, terwijl hij als getuige onder ede heeft verklaard dat die uitnodiging verband hield met de afhankelijkheid van OMTI van ABN AMRO;
– dat het veel tijd heeft gekost om de getuigenverhoren te organiseren, terwijl [directeur-aandeelhouder 1 van OMTI] en [directeur-aandeelhouder 2 van OMTI] op afstand zijn gehoord zodat hun drukke agenda en het eventuele reizen daarvoor geen verklaring kunnen vormen.
de valsheid vande geluidsopname. Het hof heeft ABN AMRO belast met het bewijs van haar stelling dat [bankier 1] en [bankier 2] op 19 september 2012 en/of 15 november 2012 aan (vertegenwoordigers van) OMTI hebben verzocht om een
personal fee.De geluidsopnamen zijn in dát verband door het hof beoordeeld. [bankier 1] en [bankier 2] hebben de echtheid van de geluidsopnamen betwist. Die betwisting heeft het hof gepasseerd naar aanleiding van de door ABN AMRO in het geding gebrachte rapportages van TMFI [13] en Fox-IT [14] , en, zo blijkt uit rechtsoverweging 2.18, de plausibele verklaringen van [directeur-aandeelhouder 2 van OMTI] en [directeur-aandeelhouder 1 van OMTI] met betrekking tot de geluidsopname.
waarschijnlijkeronder scenario 1 dan onder scenario 2.’ [16]
vollediguitsluiten, is niet bepalend. De maatlat met betrekking tot bewijs in een civiele procedure ligt niet zo hoog dat absolute zekerheid vereist zou zijn. Waar het rapport van TMFI zich eventueel zo zou kunnen laten lezen dat het scenario van manipulatie slechts enigszins minder waarschijnlijk is, volgt uit het rapport van Fox-IT gemotiveerd dat manipulatie in dit geval zeer lastig zou zijn geweest.
op zichzelfnemen en daarin lezen dat het hof heeft aangenomen dat [bankier 1] en [bankier 2] de echtheid van de geluidsopname onvoldoende hebben betwist, dan zou dat inderdaad niet juist zijn, althans onbegrijpelijk. Van een partij die de echtheid van een geluidsopname betwist, kan mijns inziens maar beperkt een motivering worden verlangd, niet wezenlijk anders dan het in de wet gegeregeld geval van de ontkenning van de echtheid van de handtekening onder een onderhandse akte (die ontkenning mag zich beperken tot een stellige ontkenning, art. 159 lid 2 Rv).
zelfstandigbewijst dat de geluidsopname echt is en dat daarop [bankier 1] is te horen. Die betekenis is dat een en ander spoort met wat het hof als voldoende zeker (hoewel niet absoluut zeker) acht op grond van de optelsom van zowel de bevindingen van Fox-IT en TMFI als de consistente en geloofwaardige verklaringen van [directeur-aandeelhouder 2 van OMTI] en [directeur-aandeelhouder 1 van OMTI] .
personal fee.
onder III.1 en III.2).
subonderdeel III.3.1.1)
personal feehebben gevraagd en volgens het niet onbegrijpelijke oordeel van het hof reeds dat de beslissing van ABN AMRO als werkgever rechtvaardigt om geen bonussen aan [bankier 1] en [bankier 2] uit te keren, is niet van belang of [bankier 1] en [bankier 2] op zichzelf goede gronden hadden om een EDD tegen OMTI in gang te zetten. (naar aanleiding van eveneens
subonderdeel III.3.1.1)
personal feehebben gevraagd (namelijk vanwege de door [bankier 1] en [bankier 2] geïnitieerde EDD), voor de waardering van het bewijs van belang kúnnen zijn. Zulke aanwijzingen zijn immers eventueel op te vatten als hulpfeiten die afbreuk doen aan de geloofwaardigheid van het bewijs van wat het hof heeft opgevat en mogen opvatten als het hoofdfeit (namelijk dat [bankier 1] en [bankier 2] om een
personal feehebben gevraagd). Of in verband hiermee de rechter in zijn bewijsmotivering ook aan zulke hulpfeiten aandacht dient te besteden, hangt echter onder meer ook af van de overtuigingskracht van het voorhanden bewijs voor het hoofdfeit. Naarmate die overtuigingskracht groter is, verliezen hulpfeiten die potentieel in een andere richting wijzen hun gewicht. Naar het kennelijke oordeel van het hof is de overtuigingskracht van het bewijs zoals dat besloten ligt in de geluidsopname en de (getuigen)verklaringen van [directeur-aandeelhouder 1 van OMTI] , [directeur-aandeelhouder 2 van OMTI] en [echtgenote van directeur-aandeelhouder 1 van OMTI] groot. Onbegrijpelijk is dat mijns inziens niet. En in verband daarmee is ook niet onbegrijpelijk dat het hof geen afzonderlijke motivering heeft gewijd aan een beweerd motief voor de getuigen om [bankier 1] en [bankier 2] valselijk te beschuldigen. (naar aanleiding van
subonderdeel III.3.1.2)
subonderdeel III.3.1.3)
personal feehebben gevraagd zodanig overtuigend, dat niet meer van belang of [directeur-aandeelhouder 1 van OMTI] en [directeur-aandeelhouder 2 van OMTI] in het verleden met betrekking tot ándere feiten niet naar waarheid hebben verklaard. (naar aanleiding van
subonderdeel III.3.1.4)
alleen ABN AMROheeft beweerd dat [directeur-aandeelhouder 1 van OMTI] en [directeur-aandeelhouder 2 van OMTI] aanvankelijk niets met de geluidsopname durfden te doen in verband met mogelijke consequenties verbonden aan het zonder toestemming maken van geluidsopnamen. [directeur-aandeelhouder 2 van OMTI] heeft als getuige ten overstaan van het hof verklaard dat de audio-opname pas in februari 2013 is overgelegd, omdat [directeur-aandeelhouder 1 van OMTI] en hij eerst een legal opinion wilden inwinnen over de rechtmatigheid van het gebruik van de opname. Ook heeft hij verklaard dat zij daarover zowel in Dubai als in Athene bij ABN AMRO advies hebben ingewonnen. [27] [directeur-aandeelhouder 1 van OMTI] heeft als getuige ten overstaan van het hof verklaard dat hij juridisch advies heeft ingewonnen over de opname en het gebruik daarvan, omdat hij daar onzeker over was. [28] Wat het hof in rechtsoverweging 2.18 hieromtrent overweegt als eigen verklaringen van [directeur-aandeelhouder 2 van OMTI] en [directeur-aandeelhouder 1 van OMTI] is dus geenszins onbegrijpelijk. (naar aanleiding van
subonderdeel III.3.1.4 onder ‘ten tweede’)
subonderdeel III.3.1.4 onder ‘Ten derde’)
due diligence. [29] [bankier 2] heeft aangegeven dat de achtergrond ‘just a business meeting’ was was. [30] [bankier 1] en [bankier 2] hebben dus wel degelijk onderling verschillend verklaard over de aanleiding van de bijeenkomst op 15 november 2012, althans het is niet onbegrijpelijk dat het hof hun verklaringen heeft gewaardeerd als onderling niet consistent.
personal feehebben gevraagd. Dit laatste is de feitelijke grondslag in de zin van art. 24 Rv waaraan het hof zich had te houden. Dat heeft het hof gedaan.
onderdeel IVdelen in het lot van de voorgaande onderdelen.