ECLI:NL:PHR:2025:1156
Parket bij de Hoge Raad
- Rechtspraak.nl
Conclusie over niet-ontvankelijkheid van cassatieberoep inzake profijtontneming
In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 19 april 2023 het vonnis van de economische kamer van de rechtbank Amsterdam van 17 september 2021 bevestigd. Dit vonnis hield in dat aan de betrokkene, geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1977, de verplichting tot betaling aan de Staat van een geldbedrag van € 55.000,- werd opgelegd ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel. De zaak is samenhangend met een andere strafzaak, genummerd 23/01699, waarover ook een conclusie zal worden getrokken.
De aanzegging van de cassatie is op 16 november 2023 aan de betrokkene betekend. Echter, er is niet binnen de vereiste termijn van twee maanden na deze betekening een cassatieschriftuur ingediend door een advocaat. Dit leidt volgens de relevante artikelen van het Wetboek van Strafvordering (art. 435 lid 1 jo. 437 lid 2 jo. 511h Sv) tot de niet-ontvankelijkheid van het cassatieberoep.
De conclusie van de procureur-generaal bij de Hoge Raad der Nederlanden, D.J.M.W. Paridaens, is dan ook dat de betrokkene niet-ontvankelijk moet worden verklaard in zijn cassatieberoep.