ECLI:NL:PHR:2025:1219

Parket bij de Hoge Raad

Datum uitspraak
11 november 2025
Publicatiedatum
7 november 2025
Zaaknummer
24/01650
Instantie
Parket bij de Hoge Raad
Type
Conclusie
Rechtsgebied
Strafrecht
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Conclusie van de procureur-generaal over poging tot afpersing, diefstal met geweld en vrijheidsberoving

In deze zaak gaat het om een conclusie van de procureur-generaal bij de Hoge Raad, D.J.C. Aben, in een strafzaak waarin de verdachte is veroordeeld voor poging tot afpersing in vereniging, diefstal met geweld in vereniging en medeplegen van wederrechtelijke vrijheidsberoving. De verdachte, geboren in 1967, is bij arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 24 april 2024 veroordeeld tot elf jaren en zes maanden gevangenisstraf. De zaak betreft een complexe situatie waarin de verdachte en medeverdachten betrokken waren bij het afpersen van een slachtoffer, die hen geld verschuldigd was. De conclusie behandelt verschillende klachten van de verdediging, waaronder het ontbreken van processen-verbaal van de terechtzittingen in hoger beroep, de bewijsvoering van de poging tot afpersing, en de afwijzing van een getuigenverzoek. De procureur-generaal concludeert dat de bestreden uitspraak moet worden vernietigd, maar uitsluitend voor wat betreft het niet vermelden van artikel 47 Sr en de strafoplegging, en dat het beroep voor het overige moet worden verworpen. De conclusie is ook relevant in samenhang met andere zaken, genummerd 24/01690 en 24/01752, die op dezelfde datum zijn behandeld.

Conclusie

PROCUREUR-GENERAAL
BIJ DE
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
Nummer24/01650
Zitting11 november 2025
CONCLUSIE
D.J.C. Aben
In de zaak
[verdachte] ,
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1967,
hierna: de verdachte
Inleiding
1.
De verdachte is bij arrest van 24 april 2024 (parketnummer 21-003404-21) door het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden wegens (feit 1 primair en feit 3 primair)“poging tot afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen”, (feit 2 primair)"diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen”, (feit 4 subsidiair) “diefstal, voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen"en“poging tot afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen”en (feit 5)“medeplegen van opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven en beroofd houden”veroordeeld tot elf jaren en zes maanden gevangenisstraf, met aftrek van voorarrest als bedoeld in artikel 27 Sr. Het hof heeft daarnaast een mobiele telefoon en personenauto verbeurdverklaard.
2.
Er bestaat samenhang met de zaken 24/01690 en 24/01752. In deze zaken zal ik vandaag ook concluderen.
3.
Het cassatieberoep is ingesteld namens de verdachte. A.W. Syrier, advocaat in Utrecht, heeft vijf middelen van cassatie voorgesteld.
4.
Het eerste middel betreft het ontbreken van processen-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep. Het tweede middel betreft de bewijsvoering van feit 1 primair. Het derde middel betreft de afwijzing van een getuigenverzoek. Het vierde middel betreft de bewijsvoering van feit 4 subsidiair. Het vijfde middel betreft de wettelijke voorschriften waarop de strafoplegging is gegrond.
Het eerste middel: ontbrekende stukken?
5.
Het middel bevat de klacht dat het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en de naar aanleiding daarvan gedane uitspraak nietig zijn, omdat bij de stukken van het geding de processen-verbaal van de terechtzittingen in hoger beroep van 6, 8 en 13 maart en 24 april 2024 ontbreken.
6.
Naar aanleiding van een verzoek overeenkomstig artikel 4.3.6.3 van het Procesreglement Hoge Raad der Nederlanden van de raadsman van de verdachte heeft de griffier van de Hoge Raad op 9 oktober 2024 aan de raadsman van de verdachte bericht dat een afschrift van de processen-verbaal van de terechtzittingen van het hof van 8 maart 2024 en 24 april 2024 in het digitaal dossier is geplaatst.
7.
Daarnaast is bij het hof nadere informatie ingewonnen omtrent de verzochte processen-verbaal van de terechtzitting van 6 en 13 maart 2024. Uit de reactie van het hof blijkt dat de inhoudelijke behandelingen van de zaken tegen de verdachten in de megazaak Bosuil zijn verdeeld over afzonderlijke dagen en dat de zaak van de verdachte alleen op 8 maart 2024 inhoudelijk is behandeld. Daarna is het onderzoek onderbroken tot de zitting van 24 april 2024. Op deze datum is het onderzoek hervat, vervolgens gesloten en is onmiddellijk uitspraak gedaan. Hieruit kan worden begrepen dat in de zaak van de verdachte géén processen-verbaal van een terechtzitting in hoger beroep van 6 en 13 maart 2024 zijn opgemaakt omdat de zaak van de verdachte op die dagen niet is behandeld, en dat die processen-verbaal dus ook niet bij de stukken van het geding (kunnen) ontbreken.

8.Gelet op het voorgaande faalt het middel bij gebrek aan feitelijke grondslag.

De klacht van het tweede middel: bewijs van oogmerk
9.
Het middel bevat de klacht dat het hof de bewezenverklaring van de onder feit 1 primair ten laste gelegde poging tot afpersing in vereniging ontoereikend heeft gemotiveerd omdat uit de gebruikte bewijsmiddelen niet kan worden afgeleid dat het bewezen verklaarde geweld tegen [slachtoffer] werd uitgeoefendmet het oogmerkom hem te dwingen tot de afgifte van geld of enig goed.
10.
Voordat ik het middel bespreek, geef ik eerst de bewezenverklaring van feit 1 primair en de bewijsvoering weer. Daarnaast geef ik een deel van de pleitnota van de raadsman van de verdachte weer.
Bewezenverklaring en bewijsvoering feit 1 primair en pleitnota

11.Ten laste van de verdachte is onder 1 primair bewezen verklaard dat:

“hij op 12 januari 2020, te [plaats] , tezamen en in vereniging met anderen, ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededaders voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen, door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer] te dwingen tot de afgifte van geld en/of enig goed, met dat opzet die [slachtoffer] :
- thuis hebben opgezocht en diens woning zijn binnen gedrongen en/of
- een vuurwapen op het hoofd heeft/hebben gezet en gevraagd of hij de kogel wilde of mee ging naar het bos, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
- (meermalen) met een (vuur)wapen en/of een boksbeugel en/of met een of meer voorwerpen op/tegen het hoofd en/althans het lichaam hebben geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;”
12.
Het hof heeft de bewezenverklaring gebaseerd op de volgende bewijsmiddelen (met weglating van verwijzingen):
“1.Het proces-verbaal vanbevindingen, d.d. 12 februari 2020, (…), voor zover inhoudende als bevindingen van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 3] :
Op woensdag 12 februari 2020 omstreeks 11.45 uur hebben wij aan de [a-straat 1] in [plaats] in de woning van [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] 1983 te [geboorteplaats] een gesprek met hem gehad. Hij was afgelopen zondag, 4 weken geleden om 17.45 uur(het hof begrijpt: op 12 januari 2020)
in zijn woning. Een maat van hem, die nu nog vastzit in verband met een brand die hij gesticht heeft, kwam bij [slachtoffer] in de woning en zei dat nog een andere maat van hem langs zou komen. Op een gegeven moment zag [slachtoffer] nog een schim voor de woning langslopen en ging de bel. Hij deed de deur van de knip en gelijk werd de deur geopend en kreeg hij een klap met een boksbeugel op zijn hoofd. Vervolgens werd hij naar binnen geduwd en kwam hij op zijn rug op de bank terecht. Hij kreeg een vuurwapen op zijn hoofd en de vraag of hij de kogel wilde of naar het bos. Op het moment dat hij op de bank lag kreeg hij viermaal klappen met de achterkant van een wapen en tienmaal klappen van een boksbeugel op zijn hoofd. Tevens probeerde zijn maat hem ook nog op zijn hoofd te slaan. Hij kon geen kant op, omdat ze bovenop hem lagen. Alles duurde ongeveer een kwartier en daarna gingen ze allemaal weg. [slachtoffer] werd met een hevig bloedend gezicht/hoofd achtergelaten. Op de vraag of [slachtoffer] de namen van de personen wist die hem hadden geslagen, gaf hij aan dat hij wist wie het waren en dat de politie dat ook wel wist.
Wij vroegen [slachtoffer] of hij met zijn maat die de brand had gesticht en nog vast zat, [betrokkene 1] bedoelde. Hij gaf hier een bevestigend antwoord op. De man met het vuurwapen was een man die uit [plaats] kwam, een vriend van de man met de boksbeugel. Wij vroegen [slachtoffer] of de man uit [plaats] [verdachte] was genaamd. [slachtoffer] zei dat dit inderdaad [verdachte] was en de andere man die hem met een boksbeugel had geslaagde, noemde hij [medeverdachte 3] en die woont in de wijk achter hem. [slachtoffer] noemde [medeverdachte 3] de […] . Deze drie mannen hadden hem opgezocht en mishandeld, omdat [slachtoffer] iets van hun in zijn woning had. Dit iets was door iemand anders bij [slachtoffer] uit de woning gehaald en nu wilden [medeverdachte 3] en [verdachte] het weer terug hebben.
Ook heeft [medeverdachte 3] foto’s en een filmpje van de mishandeling en van het kapotte gezicht van [slachtoffer] gemaakt.
[slachtoffer] had onder andere verwondingen aan zijn voorhoofd. Dit kwam van het wapen en zijn rechteroog kwam van de boksbeugel. [slachtoffer] vertelde dat [verdachte] en [medeverdachte 3] na de mishandeling nog wel bij hem geweest waren om hun excuses aan te bieden. Zij waren op dat moment in een donkerblauwe auto van [verdachte] , volgens [slachtoffer] een Mitsubishi.
Ons verbalisanten is bekend dat:
[betrokkene 1] vast zit voor brandstichting in [plaats] ;
[medeverdachte 3] aan de [b-straat 1] woont. Dit adres is gelegen in de wijk achter de woning van [slachtoffer] ;
[verdachte] , verblijft aan de [c-straat 1] in [plaats] .
2.Het proces-verbaal van verhoor bij de rechter-commissaris vangetuige [slachtoffer], d.d. 6 april 2021 en 19 mei 2021, (…), voor zover inhoudende als zijn verklaring:
U houdt mij voor dat ik spreek over een boksbeugel en een vuurwapen en vraagt mij of er nog meer wapens in het geding waren. Ja, er was sprake van een ijzeren staaf. [betrokkene 2] heeft de ijzeren staaf gebruikt. [verdachte] heeft het vuurwapen gebruikt en [medeverdachte 3] de boksbeugel. U vraagt mij of ze geld van mij wilden. Ja, ze wilden iets van mij wat ik op dat moment niet in huis had. U vraagt mij of ik geld verschuldigd was aan de heren. Ja. Het was onder de € 1.000,- waar ze dit om gedaan hebben. Het precieze bedrag weet ik niet meer.
3.Het proces verbaal van verhoorverdachte [medeverdachte 4], d.d. 24 juni 2020, (…), voor zover inhoudende als zijn verklaring:
V = vraag verbalisant
A = antwoord verdachte
A: Als [medeverdachte 3] en [verdachte] vastzitten, dan hebben jullie zeker half [plaats] opgehaald?
V: Hoezo?
A: Ga maar vragen in [plaats] , zij hebben nog wel 20 of 30 mishandeld. Iedereen praat over die twee. [bijnaam slachtoffer] . Zijn ze zo trots op. [bijnaam slachtoffer] kan alles vertellen en haalt het er zo uit.
V: [slachtoffer] ?
A: Ja. Er zijn filmpjes van en dan schrik je je dood. Die gingen door heel [plaats] rond.
4.Het proces-verbaal vanverhoor verdachte [medeverdachte 3], d.d. 12 mei 2020, (…), voor zover inhoudende als zijn verklaring:
V = vraag verbalisanten
A = antwoord verdachte
V: Collega’s hadden het jou ook al gezegd, in jouw woning was de ID-kaart van [slachtoffer] aangetroffen.
A: Klopt ja.
(...) .
V: Hij zei dat hij alles zou terugbetalen, 120-150 euro of zo.
A: Dus je had die ID-kaart als soort van borg, omdat je nog wat van hem zou krijgen?
V: Ja.
5.Het proces-verbaal vanbevindingen met bijlagen, d.d. 24 september 2020, (…), voor zover inhoudende als bevinding van [verbalisant 2] :
Op donderdag 30 april 2020 heeft het Team Digitale Opsporing de gegevens van de telefoon, merk Samsung, type SM-G955FGalaxy S8 Plus, die bij de [verdachte] , geboren op [geboortedatum] 1967 te [geboorteplaats] , in gebruik en op woensdag 29 april 2020 in beslaggenomen is, overgenomen en opgeslagen op een harddisk van het TDO. Op [geboortedatum] 2020 zijn de gegevens onderzocht.
Tussen de hiervoor opgenoemde 17765 afbeeldingen trof ik onder andere de volgende afbeeldingen aan. Het betreffen allen schermafbeeldingen waarop afbeeldingen te zien zijn van een zogenaamde ‘Schuldenbeheer’ applicatie. De afbeeldingen zijn als bijlage bijgevoegd.
(DA: afbeelding van een applicatie getiteld ‘Schuldenbeheer’ waarin onder meer de naam ‘ [slachtoffer] ’ te zien is met daarnaast een bedrag van € 150,00)
6.Het proces-verbaal vanverhoor verdachte [betrokkene 1], d.d. 30 juni 2020, (…), voor zover inhoudende als zijn verklaring:
Verdachte verklaarde dat hij voor een ander strafbaar feit als verdachte in bewaring in de […] te [plaats] zit.
V = vraag verbalisanten
A = antwoord verdachte
V: Hoe lang verblijf je al bij […] ?
A: Vijf maanden.
V: Waar is dat voor?
A: Voor brandstichting.
(…)
V: De zondag die hier bedoeld wordt, is zondag 12 januari 2020. Citaat: "De man met het vuurwapen was een man die uit [plaats] kwam maar nu heel veel in [plaats] verbleef, zo vertelde [slachtoffer] ons, hij was een vriend van de man met de boksbeugel. Wij vroegen aan [slachtoffer] of de man uit [plaats] [verdachte] was genaamd, wij hoorden dat hij zei dat dit inderdaad [verdachte] was en de andere man die hem met de boksbeugel had geslagen noemde [slachtoffer] [medeverdachte 3] en die woont In de wijk achter hem. [slachtoffer] noemde [medeverdachte 3] , de […] . Waarom [medeverdachte 3] zo genoemd werd, wist hij niet. Wat kun jij hierover verklaren?
A: (...) Ik vermoed dat hun dat hebben gedaan.
V: Wie is [verdachte] dan?
A: Weet ik niet.
V: Je kent geen [verdachte] uit [plaats] ?
A: Misschien ken ik die wel (...)
A: Zij zitten vast en hebben dat geflikt.
V: (...) Je weet wel dat [verdachte] en [medeverdachte 3] vastzitten.
A: Ik weet dat ze mishandelingen hebben gedaan. (...) Ik ken [slachtoffer] verder niet. Alleen van mijn drugshandel. Ik kende hem alleen als ‘ [bijnaam slachtoffer] ’.
V: Is die ‘ [bijnaam slachtoffer] ’ dan degene die mishandeld is?
A: Dat denk ik wel. (...) Zij zouden naar hem toe gaan. [medeverdachte 3] en verder zeg ik niet.
V: We hebben [verdachte] genoemd.
A: Ik weet de achternaam van die [verdachte] niet. Ik ken alleen een [betrokkene 13] .
V: Hoe ziet [betrokkene 13] eruit?
A: Groot. Een oudere man van ongeveer 45, 50, langer grijs haar. Zoals jullie: [verdachte] omschrijven, komt hij wel overeen met [verdachte] in plaats van [betrokkene 13] .
(…)”

13.Het hof heeft over het bewezen verklaarde verder het overwogen:

“Het hof is van oordeel dat het door de verdediging gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het tenlastegelegde wordt, weersproken door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze in de bijlage van dit arrest zijn opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen.
Het hof overweegt daarbij nog het volgende. Het hof acht bewezen dat de datum waarop dit feit heeft plaatsgevonden 12 januari 2020 is geweest en niet 19 januari 2020 zoals door de rechtbank in het vonnis is vermeld. [slachtoffer] heeft immers op woensdag 12 februari 2020 tegen de politie verklaard dat hij, gerekend van “afgelopen zondag” (het hof begrijpt: 9 februari 2020) vier weken geleden (12 januari 2020) is mishandeld.
Het hof leidt onder meer uit de hierna opgenomen bewijsmiddelen 2 en 4 af, dat zowel [slachtoffer] als [medeverdachte 3] aangeven dat [slachtoffer] geld verschuldigd was aan de verdachten en dat de naam ‘ [slachtoffer] ’ in de app Schuldenbeheer zoals weergegeven in bewijsmiddel 5, ziet op [slachtoffer] .
Het hof acht daarmee wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot afpersing van [slachtoffer] , in vereniging gepleegd.”
14.
Uit het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 8 maart en 24 april 2024 blijkt dat de raadsman van de verdachte het woord tot verdediging heeft gevoerd overeenkomstig een overgelegde pleitnota. Deze pleitnota houdt onder meer het volgende in:
“Feit 1: [slachtoffer]
(…)
317 Sr: 13. Niet blijkt dat [slachtoffer] is gedwongen om iets af te geven, hij verklaart er zelf in ieder geval niet over dat hij concreet iets heeft moeten afgegeven. Hij kwam er pas later achter dat zijn ID en zijn telefoon weg was. Derhalve geen poging 317 Sr, maar een voltooide diefstal met geweld, maar dat is niet ten laste gelegd. Vrijspraak.”
De bespreking van het tweede middel
15.
Het hof heeft uit de bewijsmiddelen afgeleid dat [slachtoffer] geld verschuldigd was aan de verdachten en dat de naam ‘ [slachtoffer] ’ in de app Schuldenbeheer, zoals weergegeven in bewijsmiddel 5, ziet op [slachtoffer] . Deze vaststellingen worden in cassatie niet bestreden. Ook wordt in cassatie niet bestreden dat de verdachte en zijn medeverdachten de bewezen verklaarde feitelijke gedragingen hebben verricht. Het middel bestrijdt slechts het kennelijke oordeel dat deze gedragingen verricht werden met het oogmerk om [slachtoffer] te dwingen tot de afgifte van geld of enig goed.
16.
Het hof heeft blijkens de gebezigde bewijsmiddelen vastgesteld dat [slachtoffer] door drie mannen was opgezocht en mishandeld omdat hij iets van hun in zijn woning had en dat [medeverdachte 3] en [verdachte] dat terug wilden (bewijsmiddel 1), dat ze geld van [slachtoffer] wilden en dat ze ‘dit’ hebben gedaan om een bedrag van minder dan € 1.000,- (bewijsmiddel 2) en dat [medeverdachte 3] de ID-kaart van [slachtoffer] in zijn woning had omdat hij nog wat, 120-150 euro, van hem zou krijgen (bewijsmiddel 5). Gelet op deze vaststellingen is het kennelijke oordeel dat het bewezenverklaarde geweld en de bewezen verklaarde dreigende woorden gericht waren op het dwingen van [slachtoffer] de bij de verdachten openstaande schuld te voldoen, niet onbegrijpelijk. Dat oordeel is, ook gelet op wat de verdediging in hoger beroep op dit punt heeft aangevoerd, bovendien toereikend gemotiveerd.

17.Het middel faalt.

Het derde middel: de motivering van de afwijzing van een getuigenverzoek
18.
Het middel bevat de klacht dat het hof de afwijzing van het verzoek tot het horen van [betrokkene 3] ontoereikend heeft gemotiveerd.
19.
Namens de verdachte is op 26 juli 2021 hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank van 12 juli 2021. Op 27 juli 2021 is een appelschriftuur als bedoeld in artikel 410 Sv door de rechtbank Overijssel ontvangen. Deze appelschriftuur houdt onder meer in:
“In het kader van het hoger beroep heeft appellant – niet uitputtend – in ieder geval de navolgende onderzoekswensen:
(…)
- Het horen van de getuige [betrokkene 3] , de vriendin van [betrokkene 4] . Zij kan bevestigen dat [medeverdachte 3] noch [verdachte] ook maar iets kwaads van zin waren en dat [betrokkene 4] – onder invloed van drugs – paranoia was en blijkbaar de intenties van [medeverdachte 3] en [verdachte] verkeerd heeft geïnterpreteerd.”
20.
Op 6 juli 2022 heeft in hoger beroep een regiezitting plaatsgevonden. Het proces-verbaal van die terechtzitting houdt onder meer het volgende in:
“De raadsman voert, zakelijk weergegeven, als volgt het woord:
Ik heb vooralsnog geen behoefte de onderzoekswensen nader toe te lichten.
(…)
De voorzitter verklaart het onderzoek gesloten en deelt mede, dat volgens de beslissing van het gerechtshof de tussenuitspraak zal plaatsvinden ter terechtzitting van 20 juli 2022 te 14:00 uur.”
21.
Het hof heeft op 20 juli 2022 een tussenarrest gewezen. Dat tussenarrest houdt onder meer in:
Getuigenverzoeken
Op de terechtzitting van 6 juli 2022 heeft de raadsman – conform zijn appelschriftuur – het hof verzocht te beslissen dat de volgende personen zullen worden gehoord als getuige:
1. [betrokkene 3] ;
(…)
De advocaat-generaal heeft zich wel verzet tegen het horen van getuige [betrokkene 3] .
Het hof stelt voorop dat de getuigenverzoeken beoordeeld dienen te worden aan de hand van het verdedigingscriterium, nu deze verzoeken tijdig bij appelschriftuur zijn opgegeven.
Getuigenverzoek 1
De verdediging heeft het hof verzocht te beslissen dat [betrokkene 3] als getuige zal worden gehoord. Het hof wijst dit verzoek af. Hierbij heeft het hof overwogen dat, gelet op de aan het verzoek ten grondslag gelegde onderbouwing, niet is gebleken dat het horen van deze persoon als getuige redelijkerwijs van belang is voor enige in de strafzaak te nemen beslissing.
(…)
BESLISSING
Het hof:
(…)
Wijst af het verzoek tot het horen van [betrokkene 3] (…).”
22.
De genoemde getuige is bij tijdig ingediende appelschriftuur opgegeven. Die opgave geldt op grond van artikel 410 lid 3 Sv als een opgave in de zin van artikel 263 lid 2 Sv, waarop artikel 264 Sv van overeenkomstige toepassing is. Dat betekent dat (krachtens artikel 415 Sv ook in hoger beroep) het bepaalde in artikel 287 lid 3 sub a Sv jo. artikel 288 lid 1 Sv van toepassing was. Als de verdachte ter terechtzitting de oproeping van de opgegeven getuige had verzocht, had het hof daaraan dus gevolg moeten geven tenzij het daarvan afzag op één of meer van de in artikel 288 lid 1 Sv opgesomde gronden. [1]
23.
Hoewel op grond van de inhoud van het proces-verbaal van de terechtzitting van 6 juli 2022 gesteld zou kunnen worden dat namens de verdachte niet is verzocht de genoemde getuige op te roepen, heeft het hof hetgeen de raadsman heeft aangevoerd kennelijk wel opgevat als een dergelijk verzoek, doch dat verzoek afgewezen op de in artikel 288 lid 1 sub c genoemde grond. Op de voet van (het in hoger beroep toepasselijke) artikel 322 lid 4 Sv, blijft deze beslissing in stand, ook ingeval het onderzoek ter terechtzitting opnieuw wordt aangevangen (en dat is in de onderhavige zaak op de terechtzitting van 8 maart 2024 gebeurd). In cassatie kan daarover dus worden geklaagd. [2]
24.
Het hof heeft aan de afwijzing van het getuigenverzoek ten grondslag gelegd dat, gelet op de aan het verzoek ten grondslag gelegde onderbouwing, niet is gebleken dat het horen van deze persoon als getuige redelijkerwijs van belang is voor enige in de strafzaak te nemen beslissing. In aanmerking genomen dat de onderbouwing van het verzoek niet meer inhield dan dat de getuige kon bevestigen dat [medeverdachte 3] noch [verdachte] iets kwaads van zin waren en dat [betrokkene 4] paranoia was en blijkbaar de intenties van [medeverdachte 3] en [verdachte] verkeerd heeft geïnterpreteerd, zonder dat de raadsman daarbij is ingegaan op vraag hoe de verklaring die de getuige kon afleggen zich verhield tot de bewijsvoering van de rechtbank ten aanzien van feit 3, acht ik dat oordeel niet onbegrijpelijk en ook toereikend gemotiveerd. Ik merk daarbij op dat de bewijsvoering van de rechtbank niet alleen steunde op de verklaring van [betrokkene 4] , maar ook op getapte gesprekken, waaruit onder meer blijkt dat de verdachte heeft gezegd“Moet je luisteren, je bent drie keer je belofte niet nagekomen”,“Ik ben er klaar mee”en“Als ik je morgen zie, ga je in de kofferbak. Punt. Je zorgt maar dat je geld krijgt. Als ik je zie, pak ik je.”

25.Het middel faalt.

De klacht van het vierde middel: het bewijs van de bijdrage van de verdachte aan feit 4
26.
Het middel bevat de klacht dat het hof de bewezenverklaring van de onder feit 4 subsidiair ten laste gelegde diefstal met geweld in vereniging ontoereikend heeft gemotiveerd op de grond dat uit de door het hof gebruikte bewijsmiddelen onvoldoende kan worden afgeleid dat de verdachte zelf heeft deelgenomen aan het geweld of daarin een aanzienlijk aandeel heeft gehad.
27.
In het bijzonder wordt aangevoerd dat slechts uit de verklaringen van [medeslachtoffer] kan volgen dat de verdachte hem heeft vastgehouden terwijl de rest op hem insloeg, en dat steunbewijs voor dit onderdeel van de verklaring van [medeslachtoffer] ontbreekt. Bovendien wordt aangevoerd dat de bewezenverklaring op dit punt onvoldoende is gemotiveerd vanwege het door het hof geformuleerde uitgangspunt voor het gebruik van de verklaringen van [medeslachtoffer] , namelijk dat deze uitsluitend worden gebruikt voor zover deze op van belang zijnde onderdelen steun vinden in andere bewijsmiddelen. Ook wordt aangevoerd dat de omstandigheid dat de verdachte [medeslachtoffer] zelf heeft geslagen, slechts uit de verklaring van [medeslachtoffer] volgt en niet wordt ondersteund door andere bewijsmiddelen.
28.
Ten slotte wordt aangevoerd dat wat betreft de omstandigheid dat de verdachte [medeslachtoffer] naar de waterplas heeft gereden en aanwezig is geweest terwijl hij onder water werd geduwd weliswaar steunbewijs aanwezig is (in bewijsmiddel 10) voor de verklaring [medeslachtoffer] , maar dat uit de bewijsmiddelen niet kan volgen dat de verdachte een aanzienlijk aandeel heeft gehad in de tegen [medeslachtoffer] uitgeoefende geweldshandelingen en daarbij actief betrokken is geweest.
29.
Voordat ik het middel bespreek, geef ik eerst de bewezenverklaring van feit 4 subsidiair en de bewijsvoering weer.
Bewezenverklaring en bewijsvoering feit 4 subsidiair

30.Ten laste van de verdachte is onder 4 subsidiair bewezen verklaard dat:

“hij in de periode van 11 april 2020 tot en met 17 april 2020, in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen,
- een geldbedrag en
- een telefoon en
- een sleutel en
- kleding en/of persoonlijke spullen,
die toebehoorden aan [medeslachtoffer] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [medeslachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken door die [medeslachtoffer]
- naar een bepaalde plek te lokken en/of
- (onder dwang) mee te nemen in een auto en naar een bos of een afgelegen plek en/of
- (met kracht) met een of meer (slag)wapen(s) en/of voorwerp(en) en/of gebalde vuist(en) op/tegen zijn hoofd en/of gezicht en/of het (boven)lichaam te slaan en/of te stompen en/of
- (met kracht) op/tegen het hoofd en/of gezicht en/of (boven)lichaam te trappen en/of te schoppen en/of
- een (vuur)wapen op/tegen het hoofd te zetten en/of te tonen en/of daarmee te dreigen en/of
- met zijn hoofd/lichaam onder water te drukken en/of gedrukt te houden en/of
- te (be)dreigen zijn vingers eraf te knippen en/of dat hij die dag dood zal gaan,
en
hij in de periode van 11 april 2020 tot en met 17 april 2020, in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededaders voorgenomen misdrijf om, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [medeslachtoffer] te dwingen tot afgifte van geld toebehorende aan voornoemde [medeslachtoffer] , onder meer die [medeslachtoffer]
- naar een bepaalde plek heeft gelokt
- (onder dwang) mee heeft genomen in een auto en naar een bos of een afgelegen plek en
- (met kracht) met een of meer (slag)wapen(s) en/of voorwerp(en) en/of gebalde vuist(en) op/tegen zijn hoofd en/of gezicht en/of het (boven)lichaam heeft geslagen en/of gestompt en
- (met kracht) op/tegen het hoofd en/of gezicht en/of (boven)lichaam heeft getrapt en/of geschopt en/of
- een (vuur)wapen op/tegen het hoofd heeft gezet en/of getoond en/of daarmee gedreigd en
- met zijn hoofd/lichaam onder water heeft gedrukt en/of gedrukt gehouden en/of
- heeft (be/ge)dreigd zijn vingers eraf te knippen en/of dat hij die dag dood zal gaan,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;”
31.
Het hof heeft de bewezenverklaring gebaseerd op onder meer de volgende bewijsmiddelen (met weglating van verwijzingen):
“3.Het proces-verbaal van bevindingen, d.d. 4 mei 2020, (…), voor zover inhoudende als verklaring van [medeslachtoffer] :
V: Vraag verbalisanten.
A: [medeslachtoffer]
V: Waar is je jas?
A: Die hebben hun gestolen! Ze hebben mijn telefoon gestolen! Ze hebben mijn geld gestolen! Mijn huissleutel gestolen! Mijn pet gestolen, mijn tas gestolen! Mijn ID-kaart gestolen! Alles hebben ze gestolen! Alles hebben ze gestolen!
V: Maar jij woont niet in [plaats] en toch kom je in [plaats] terecht.
A: Ik kwam in [plaats] terecht ja, die mongooltjes hebben mij meegenomen naar [plaats] . Mij daarheen gelokt. Zo met z’n zessen hebben ze mij in elkaar geslagen.
V: Wil je mij wel vertellen waar ze jou op hebben gehaald?
A: Ze hebben mij gelokt! Ze hebben mij gelokt met een vrouw waar ik verliefd op was. Hebben ze mij gelokt naar de waterkant.
A: Ze wilden mijn vingers eraf knippen met een betonschaar. Allemaal shit, dat ik vandaag dood ging en shit.
A: (..) in [plaats] , daar ben ik afgezet. Daar is dat wijf gekomen in een Seat.
A: Ze staan met zes man op mijn hoofd te trappen.
A: Ze hebben een pistool op mijn hoofd gezet.
A: Ja, stappen allemaal uit en beginnen mij te mishandelen en toen moest ik instappen in de auto tussen twee mensen achterin, en voor stonden er twee. Nog een pistool bij zich, nou pikkie als je nog gaat vluchten, schieten we je kapot.
V: En die vriendin he, die jou gelokt heeft.
A: Ja.
V: Is die al die tijd daarbij geweest?
A: Nee, zij heeft mij ook nog aangevallen, zij heeft mij ook nog klappen gegeven. Die ene jongen hield mij vast. En die andere mensen mochten allemaal slaan.
4.Het proces verbaal vanverhoor verdachte [betrokkene 5], d.d. 9 juni 2020, (…), voor zover inhoudende als haar verklaring:
V = Vraag verbalisanten.
A = Antwoord verdachte.
O = Opmerking verbalisanten.
V : Wat kan je nog meer over het kleine grijze gebakje (het hof begrijpt: bakje
) vertellen
A: Daar reed [betrokkene 6] in. Volgens mij een kleine Seat.
V: Je had het ook over een Mercedes van [medeverdachte 3] . Wie maakte er gebruik van deze auto?
A: [betrokkene 6] en [medeverdachte 3] . Maar het meeste [medeverdachte 3] . En die auto hebben ze ook gebruikt bij [medeslachtoffer] , voor zover ik weet.
V.: Wij hebben het al even kort over [medeslachtoffer] gehad en dat hij gemarteld is. Kan je vanaf het begin, tot aan het einde, hier alles over vertellen wat jij gezien en gehoord hebt?
A: Wat ik ervan gehoord heb is dat [medeverdachte 2] hem gelokt heeft door net te doen alsof zij verliefd op hem was. En toen was die daar uiteindelijk ofzo en toen hebben ze hem naar ergens achteraf gereden. Door [medeverdachte 4] is een gordel om zijn keel gezet zodat hij bleef zitten. [betrokkene 6] zei dat hij sterk was en heeft hem een keiharde elleboogstoot in zijn gezicht gegeven en toen hebben ze hem ergens achteraf gemarteld. Als het goed is hebben zij aangifte gedaan en heeft [medeverdachte 2] aangifte gedaan van aanranding maar dat is echt niet gebeurd dat heeft zij zelf tegen mij gezegd. Dat was een afleidingsmanoeuvre om [medeslachtoffer] ongeloofwaardig te maken.
V: Door wie is [medeslachtoffer] mishandeld?
A: Door [medeverdachte 2] , [medeverdachte 4] en [betrokkene 6] . Ik weet wel dat [verdachte] en [medeverdachte 3] erbij waren maar ik weet hun rol niet. [betrokkene 6] kwam op een gegeven moment bij mij met zijn shirt met bloedvegen en zei tegen mij dat ik mijn telefoon moest geven omdat hij [verdachte] en [medeverdachte 3] kwijt was en het moest snel en dat heb ik toen ook gedaan.
5.Het proces-verbaal van bevindingen, d.d. 21 juli 2020, (…), voor zover inhoudende als verklaring van[medeslachtoffer]:
[medeslachtoffer] : [medeslachtoffer]
[verbalisant 3] : [verbalisant 3]
[verbalisant 4] : [verbalisant 4]
[verbalisant 4] : Ik heb jou wel eerder gezien in [plaats] . April, toen jij die klappen hebt gehad. (...) En naar aanleiding van jouw verklaring en van andere verklaringen hebben wij een onderzoek opgestart.
[medeslachtoffer] : (... ) één van die mensen zat hier bij mij op de afdeling. [betrokkene 12] .
[verbalisant 3] : En hoe weet je dan dat die [betrokkene 12] erbij was?
[medeslachtoffer] : Omdat ik die zelf heb gezien natuurlijk. (...) Ik weet niet of al die namen er zijn, maar met zes man hebben ze mij gepakt. (...) En die andere, die [medeverdachte 3] , die zit in [plaats] . En dan heb je nog een meisje, ik weet ook hoe zij heet. Die zit als het goed is in [plaats] of in [plaats] .
[medeslachtoffer] : Er was een meisje, die voegde mij in één keer toe op WhatsApp. Zij heet [medeverdachte 2] . Haar achternaam is volgens mij [medeverdachte 2] . En toen hadden wij afgesproken. Ik heb met haar in een hotel in, hoe heet dat? Ergens in de buurt van [geboorteplaats] . Ik zou daar met haar gaan slapen. Maar toen kwam in één keer [betrokkene 12] . Hij zei tegen mij dat hij de stiefvader was van die [medeverdachte 2] . En toen moest zij in één keer zogenaamd een klusje doen voor die [betrokkene 12] of zo. Zei ze: ja ik moet weer weg. Toen ben ik ook weg gegaan. (...) daarna berichtte ze mij weer. Toen heb ik met haar afgesproken bij [A] in [plaats] , voor die discotheek op de parkeerplaats. En toen reed ze weg met die auto en toen zag ik dat haar achterlicht het niet deed. Toen zei ik nog tegen haar: je achterlicht doet het niet. Toen stopte ze in één keer bij de waterkant en voordat ik het wist, zaten er in één keer vijf of zes man in die auto.
[verbalisant 3] : En daar was het achterlicht van stuk?
[medeslachtoffer] : Ja rechtsachter was kapot. En ik weet ook dat [medeverdachte 4] ook in de auto zat. [medeverdachte 3] zat in de auto. (...), nog zo’n andere gozer. En nog een andere gozer met zo’n tattoo in zijn nek.
[…] : Hoe zagen ze er ongeveer uit dan?
[medeslachtoffer] : Ja, die andere was een blanke jongen, had zijn haar helemaal opgeschoren. Hierboven iets langer, zo’n militairenkapsel-achtig. En die andere was met een tattoo in zijn nek. Hij was blank, hij was een beetje ouder. Hij had zwart haar en hij was best wel kort. Net zo groot als ik en gewoon iel postuur. Hij deed zich zogenaamd voor als de oom van dat meisje. Dus die [betrokkene 12] was haar stiefvader. Kwamen ze haar afzetten bij dat hotel. Hij kwam zogenaamd van het kamp.
[verbalisant 4] : Weet je nog hoe dat hotel heette dan?
[medeslachtoffer] : [B] !
[verbalisant 3] : En wat was dan de reden dat jij door die zes mensen in elkaar bent?
[medeslachtoffer] : Zij hebben mijn geld ook afgepakt en mijn jas, mijn schoenen, mijn riem en mijn tas en alles. Ze wilden daarna nog steeds € 12.000,- van mij.
[medeslachtoffer] : En toen hebben ze mij weer uit de auto gegooid. Nadat ik helemaal kapot was geslagen door hun.
[verbalisant 3] : Ja.
[medeslachtoffer] : En zeiden: ja we krijgen nog € 12.000 van jou, je hebt tot vrijdag.
[medeslachtoffer] : Ik had vier gebroken ribben, een gebroken neus, hier had ik een snee.
[medeslachtoffer] : Ik moet eigenlijk gewoon geopereerd worden aan mijn oogbal. Ik heb 30% schade aan mijn linkeroog.
[medeslachtoffer] : [betrokkene 12] was er eerst nog niet bij. Die anderen noemden [betrokkene 12] allemaal "de grote baas". Toen hun mij allemaal hebben geslagen, toen stapte die [betrokkene 12] als laatste in en die reed ergens naartoe. En toen stapten ze allemaal uit. En toen hield die [betrokkene 12] mijn armen zo achter mijn rug en toen mocht iedereen slaan, met boksbeugels en allemaal shit.
[medeslachtoffer] : Ze hebben mij ook op de grond, hebben ze heel vaak op mijn hoofd geslagen, hier aan de zijkant. Was ook allemaal zo dik. Ik ben ook een paar knock-out gegaan.
[verbalisant 3] : En je zegt [betrokkene 12] was er eerst niet bij.
[medeslachtoffer] : Nee.
[verbalisant 3] : En hoe was dat met die anderen. Waren die wel de hele tijd?
[medeslachtoffer] : [medeverdachte 4] zat achter mij. En toen ik met hun in de auto stapte, toen probeerde ik uit de auto te komen, had ik de deur van de auto los gedaan. Toen wilde ik uit de auto springen, maar toen hield die [medeverdachte 4] mij met die gordels bij de keel zo vast en toen ging hij met zijn voet in die stoel achter, ging hij dat zo aantrekken. En toen gingen die andere mensen naast hem gingen mij slaan en die bestuurder ging ook de hele tijd slaan zo. En toen hadden ze die deur weer dichtgetrokken en toen dacht ik: nu kan ik helemaal nergens meer heen.
(…)
[verbalisant 3] : Weet je nog hoe laat je bij [A] was.
[medeslachtoffer] : In de avond, rond half elf of zo?
[verbalisant 3] : Hoe lang duurde het dan voordat jé bij die waterkant was?
[medeslachtoffer] : Ik heb wel een paar uur in de auto gezeten. Ben overal mee naartoe genomen, naar [plaats] , naar het industrieterrein.
[verbalisant 3] : En toen stopte ze bij de waterkant en toen kwamen zes mensen.
[medeslachtoffer] : Dat was echt nog geen vijf minuten daarna, of drie minuten, dat was daar echt in de buurt.
[verbalisant 3] : Onder andere meegenomen naar een bos zeg je.
[medeslachtoffer] : Ja. En hoe laat was ik in het ziekenhuis? Ik denk in de ochtend pas. Dus al die uren hebben ze mij gewoon meegenomen.
[verbalisant 4] : Wat kun je je nog meer herinneren van die avond/nacht wat er allemaal gebeurd is?
[medeslachtoffer] : Nou zij hebben mij gewoon helemaal mishandeld. Ze wouden mij ook dood maken. Hadden ze het over. En ze hadden het ook over dat ze mijn vingers en mijn oog eruit zouden snijden. En ze hadden een hele tas met gereedschap bij zich, tangen, weet ik veel wat allemaal.
[verbalisant 3] : En ik hoorde je zeggen, ze hebben je met boksbeugels mishandeld. Nog met ander gereedschap of materiaal?
[medeslachtoffer] : Ja, zo’n knuppel van ijzer. Zo’n ploertendoder-achtig gedoe. En ze hadden ook volgens mij een pistool bij zich.
[verbalisant 3] : En je vertelde toen ook nog over water, kun je je daar nog wat van herinneren?
[medeslachtoffer] : ja dat ze ook geprobeerd hebben mij te verzuipen. Hebben ze mij de hele tijd onder water gehouden en weer boven water, onder water, weer boven water, was ook de hele tijd.
(…)
7.Het proces-verbaal vanbevindingen met bijlagen, d.d. 24 september 2020, (…), voor zover inhoudende als bevinding van [verbalisant 2] :
Op donderdag 30 april 2020 heeft het Team Digitale Opsporing de gegevens van de telefoon, merk Samsung, type SM-G955FGalaxy S8 Plus, die bij de [verdachte] , geboren op [geboortedatum] 1967 te [geboorteplaats] , in gebruik en op woensdag 29 april 2020 in beslaggenomen is, overgenomen en opgeslagen op een harddisk van het TDO. Op [geboortedatum] 2020 zijn de gegevens onderzocht.
Tussen de hiervoor opgenoemde 17765 afbeeldingen trof ik onder andere de volgende afbeeldingen aan. Het betreffen allen schermafbeeldingen waarop chatberichten staan die gevoerd zijn tussen verdachte [medeverdachte 2] en een persoon genaamd " [medeslachtoffer] ".
8.Het proces-verbaal vanbevindingen, d.d. 7 september 2020, (…), voor zover inhoudende als bevindingen van [verbalisant 2] :
Gesprek 1 (sessienummer 38061):
Uit de inhoud van een geregistreerd telefoongesprek van vrijdag 17 april 2020 te 00:59:30 uur kon blijken dat verdachte [medeverdachte 3] , met [telefoonnummer 2] , een gesprek voert met [telefoonnummer 2] , met [telefoonnummer 1] .
Opm: Meerdere stemmen te horen op de lijn van [verdachte] , daardoor moeilijk te verstaan en zijn de lijnen soms separaat beluisterd.
OPM: Op de lijn van [verdachte] hoor een mannenstem (NNM1) op de achtergrond zeggen: "wat moet ik zeggen dan, hun hebben mij mishandeld en ik heb hun een geld niet gegeven. Wat moet ik zeggen dan?”
Vervolgens hoor je een andere mannenstem (NNM2)
NNM2 : Luister jij bent geen domme jongen'
NNM1: Ik regel gewoon.. ntv..
NNM2: Dom met acties
Uit onderzoek is gebleken dat [medeverdachte 1] de gebruiker is van [telefoonnummer 3] .
Ik kan met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid stellen dat NNM2 [medeverdachte 1] betreft. Daarmee kan gesteld worden dat [medeverdachte 1] ten tijde van het gesprek in het voertuig bij o.a. [telefoonnummer 2] zat.
Gesprek 1 met sessienummer 38061, waarop [medeverdachte 1] te horen is, werd gevoerd op vrijdag 17 april 2020 te 00:59:30 uur. De telefoonmast waarover het gesprek gevoerd wordt is gelegen aan […] .
Op 17 april 2020 omstreeks 01:04 uur waren er mastgegevens beschikbaar. Dit is slechts 04:30 minuten later dan gesprek 1 met sessienummer 38061. Op dat moment straalt [telefoonnummer 3] aan op telefoonpaal […] . Deze paal is gelegen aan […] . Tussen […] en de […] zit slechts anderhalf kilometer afstand.
Bakengegevens Mitsubishi Carisma [kenteken] :
Uit nader onderzoek van de bakengegevens van de Mitsubishi Carisma, voorzien van [kenteken] is gebleken dat [telefoonnummer 2] zich ten tijde van gesprek met sessienummer 38061 bevind in voorgenoemde Mitsubishi Carisma.
Uit de bakengegevens is tevens gebleken dat voorgenoemde Mitsubishi zich ten tijde van 17 april 2020 omstreeks 01:04 uur bevind aan […] . Deze locatie is op ongeveer twee kilometer afstand van de telefoonpaal […] , gelegen aan […] (locatie [telefoonnummer 3] ).
Door bovenstaande twee kaarten, en de daarbij behorende resultaten, over elkaar heen te leggen is duidelijk te zien dat het baken en [telefoonnummer 3] zich de gehele periode in elkaars nabijheid bevinden.
(…)
10.Het proces-verbaal vanbevindingen, d.d. 6 mei 2020, (…), voor zover inhoudende als bevindingen van [verbalisant 2] :
Gesprek 1 (Sessienummer 3528):
Uit de inhoud van een geregistreerd telefoongesprek van donderdag 16 april 2020 te 16:45:22 uur kon blijken dat verdachte [medeverdachte 3] , met [telefoonnummer 2] , een gesprek voert met [telefoonnummer 2] met [telefoonnummer 1] :
[medeverdachte 3] : Oké mooi, ik ga zo naar [medeslachtoffer] toe.
[medeverdachte 3] : Ik heb een app waarmee ik zijn locatie kan traceren. En zij heeft ook afgesproken.
[verdachte] : Dan blijf ik nu in [plaats] , en laat maar weten. Dan komen we.
[medeverdachte 3] : Zodra ik hem in zicht heb, bel ik je met zijn locatie, zodat je daar naartoe kan komen. Dan ga ik hem ondertussen wel in de kofferbak proberen te gooien. Maar [betrokkene 6] is er ook bij, dus dat komt wel goed.
[verdachte] : Is goed.
Gesprek 2 (Sessienummer 35491):
Uit de inhoud van een .geregistreerd telefoongesprek van donderdag 16 april 2020 te 18:25:20 uur kon blijken dat verdachte [medeverdachte 3] , met [telefoonnummer 2] , een gesprek voert met [telefoonnummer 2] , met [telefoonnummer 1] :
[medeverdachte 3] : Duidelijk. Wat doen wij met [medeslachtoffer] verhaal?
[verdachte] : Euh, ja jij was het plan aan het bedenken dus euh.
[medeverdachte 3] : Jij was bij die mannen geweest?
[verdachte] : Ik reed net bij die man weg.
[medeverdachte 3] : Ja wat zegt die dan? Kon die er wat mee of moeten we het op een andere manier oplossen?
[verdachte] : Euh moet je luisteren wij waren al naar [geboorteplaats] .
Op vordering van [Officier van Justitie] werd er een peilbaken geplaatst op het voertuig, te weten een Mitsubishi Carisma, voorzien van [kenteken] .
In gesprek 2 (sessie 3549) verklaarde [verdachte] dat hij zojuist bij ‘die mannen’ weggereden was en uit de gegevens van het peilbaken kon blijken dat het voertuig zojuist vertrokken was vanaf [plaats] .
Gesprek 3 (Sessienummer3551):
Uit de inhoud van een geregistreerd telefoongesprek van donderdag 16 april 2020 te 18:29:08 uur kon blijken dat verdachte [medeverdachte 3] , met [telefoonnummer 2] , een gesprek voert met [telefoonnummer 2] , met [telefoonnummer 1] :
[medeverdachte 3] : Ik weet niet hoe ze heet, [medeverdachte 2] (fon) ofzo.
[verdachte] : [medeverdachte 2] (fon).
[medeverdachte 3] : Zij zegt dat ik heb afgesproken dat als zij het adres zou regelen van die jongen, dat ik uiteindelijk tweeduizend euro heb gekregen. Ze zegt: Ik heb al twee keer het adres geregeld, hoe zit dat nou? Moet ik alvast duizend euro geven aan haar, of heb je andere afspraken?
[verdachte] : Moet je luisteren. De afspraak is: als wij hem te pakken hebben, dan zou dat geld verdeeld worden. Dat is de afspraak.
[verdachte] : Wij hadden een afspraak. Daar hebben wij het gisteren over gehad samen met [betrokkene 8] , dus laat ze niet liegen. Dan haal ik [betrokkene 8] er nog een keer bij.
[verdachte] : Als wij, als wij die [medeslachtoffer] wat, wordt de, buit verdeeld. Klaar.
[medeverdachte 3] : Oké. Duidelijk ik zal het haar zeggen als ik haar zie.
[verdachte] : De afspraak was. Ik was er klaar voor. Wij zouden hem meenemen, naar mijn bos heen. Wij zouden hem ophalen uit [B] . Zij zou daar heen gaan met het autootje. Wij daar achteraan rijden.
[verdachte] : En zouden wij dinges doen. Dat was het hele plan.
Gesprek 4 (Sessienummer 3553): Uit de inhoud van een geregistreerd telefoongesprek van donderdag 16 april 2020 te 18:35:45 uur kon blijken dat verdachte [medeverdachte 3] , met [telefoonnummer 2] , een gesprek voert met de gebruiker van [telefoonnummer 4] :
NNM: Broer heb jij dinges gevonden?
[medeverdachte 3] : Wat gevonden?
NNM: [medeslachtoffer] .
[medeverdachte 3] : We zijn ongeveer met een kwartiertje bij hem
[medeverdachte 3] : Ik heb al iemand die kant op gestuurd, die heeft contact, die ziet hem al en wij zijn met een kwartiertje ongeveer er ook, maar even tussen ons houden ja? Zodra ik hem in mijn handen heb, wanneer hij in mijn kofferbak ligt, bel ik jou op.
Gesprek 5 (Sessienummer 3558):
Uit de inhoud van een geregistreerd telefoongesprek van donderdag 16 april 2020 te 18:56:01 uur kon blijken dat verdachte [medeverdachte 3] , met [telefoonnummer 2] , een gesprek voert met de gebruiker van [telefoonnummer 4] :
[medeverdachte 3] : Broer, ik heb goed nieuws over [medeslachtoffer] .
NNM0515: Zweer het? Zeg alsjeblieft dat jullie het geld hebben gekregen.
[medeverdachte 3] : Nee, wij hebben geen geld gekregen, maar ze gaan [medeslachtoffer] naaien. Ik wil niet veel over de telefoon praten maar ze gaan die jongen doden.
NNM0515: Wat mij betreft mogen ze zelfs zijn moeder naaien, als wij het geld maar krijgen.
[medeverdachte 3] : Precies. Wij zijn nu aan het uitzoeken van hoe wij het gaan doen enzovoort, maar zeer waarschijnlijk einde oefening!
Gesprek 6 (Sessienummer 37985):
Uit de inhoud van een geregistreerd telefoongesprek van donderdag 16 april 2020 te. 22:57:11 uur kon blijken dat verdachte [medeverdachte 3] , met [telefoonnummer 5] , een gesprek voert met [telefoonnummer 2] , met [telefoonnummer 1] .
[telefoonnummer 5] bleek na CIOT (Centraal Informatiepunt Onderzoek Telecommunicatie) bevraging op naam te staan van: [medeverdachte 2] , [d-straat 1] te [plaats] . Uit dit gesprek kon o.a. blijken dat:
[medeverdachte 3] : Met [medeverdachte 3] .
[medeverdachte 3] : Wat doe je dan?
[verdachte] : Ik ben onderweg.
[medeverdachte 3] : Waar dan?
[verdachte] : Eerst [plaats] even wat regelen.
[medeverdachte 3] : Ik heb dat jochie maar zelf opgehaald. Hij zit hier bebloed naast mij.
[verdachte] : Waar zit jij dan? Dan kom ik er nu aan.
[medeverdachte 3] : Ik stuur de locatie via deze dame ja?
[verdachte] : Ja.
Gesprek 7 (Sessienummer 37988):
Uit de inhoud van een geregistreerd telefoongesprek van donderdag 16 april 2020 te 22:59:01 uur kon blijken dat [telefoonnummer 2] , met [telefoonnummer 1] , een gesprek voert met de gebruiker van [telefoonnummer 5] :
[verdachte] […] .
NNV: Ja. Luister we hebben hem nu in de auto en jij gaat nu klaar staan.
[verdachte] : Hoe praat jij met mij?
NNV: Sorry.
NNM1: Dag broer. Broer, ken jij [natuurgebied] ?
[verdachte] : Tuurlijk ken ik [natuurgebied] .
NNM1: We staan aan de achterkant, aan het kanaal. Bij [natuurgebied] .
[verdachte] : Ik kom er nou aan.
NNM1: [medeverdachte 3] zegt dat het heet hier is.
Dan hoor je een vrouw en meerdere mannen praten op de achtergrond bij […] .
NNM1: Kom maar aan de achterkant van [natuurgebied] , kom daar maar eerst heen, dan rijden we gezamenlijk wel naar een locatie.
[verdachte] : Is goed.
Uit de gegevens van het eerder genoemde peilbaken kon onder andere blijken dat het voertuig zich ten tijde van gesprek 6 (sessie; 37985) bevond aan […] , komende vanuit [plaats] en rijdend in de richting van [plaats] . Uit de gegevens van het peilbaken kon blijken dat het voertuig na het gesprek met [medeverdachte 3] rechtstreeks richting [plaats] reed en stopte bij ‘ [natuurgebied] ’ te [plaats] .
Gesprek 8 (Sessienummer 38005):
Uit de inhoud van een geregistreerd telefoongesprek van donderdag 16 april 2020, te 23:14:19 uur kon blijken dat [telefoonnummer 2] , met [telefoonnummer 1] , een gesprek voert met verdachte [medeverdachte 3] en de gebruiker van [telefoonnummer 5] :
NNV: Ja?
[verdachte] : Ik ben bij het [natuurgebied] , maar ik zie niks.
NNV: Waar ben je?
[verdachte] : Bij het [natuurgebied] , achter bij het kanaal.
NNV: [verdachte]
[medeverdachte 3] SV: Bel [medeverdachte 4] of [betrokkene 6] even. We zijn met twee verschillende auto's.
Gesprek 10 (Sessienummer 38032):
Uit de inhoud van een geregistreerd telefoongesprek van donderdag 16 april 2020 te 23:45:53 uur kon blijken dat [telefoonnummer 2] , met [telefoonnummer 1] , een gesprek voert met de gebruiker van [telefoonnummer 6] .
[telefoonnummer 6] bleek na CIOT bevraging op naam te staan van: [betrokkene 5] .
Op de lijn van […] hoor je afwisselend twee onbekende mannen praten, soms door elkaar. Op de lijn van [verdachte] hoor je op de achtergrond meerdere mannenstemmen en een vrouwelijke stem.
[verdachte] : Ja, maar moet je luisteren. Rij naar [plaats] heen.
NNM1: Ja, [plaats] . Alweer? Daar kom ik net weg.
[verdachte] : Rij er nou maar gewoon heen.
NNM1: Oké. Waar moet ik zijn?
Dan hoor je op de achtergrond bij lijn [verdachte] meerdere stemmen, onder andere wordt er gezegd door NNM3: “onverzekerd”, “carpool is ook goed” en “auto switchen”. Dan hoor je op achtergrond van lijn […] : NNM1 en een andere NNM2 zeggen: “maar broer luister”, “beetje [plaats] rond”, “kost jullie gewoon meer” en “Ik mag wel tien rooien meer vragen, zoveel als ik aan het rijden ben”.
NNM1: Waar moet ik komen?
[verdachte] : Hier rij hier maar naar industriegebied.
NNM1: Wat voor industriegebied, waar hebben jullie het nu over.
NNM2: Jongens ik moet duidelijke taal, vandaar, daar, waar moet ik naartoe?
[verdachte] : Wacht even.
[verdachte] : Bij [naam 2] ?
Dan hoor je een NNM op de achtergrond bij [verdachte] zeggen: Ja.
[verdachte] : Rij maar naar [naam 2] daarachter.
NNM1: Dan rijden we even naar [naam 2] daar.
[verdachte] : Even van auto switchen.
Een andere NNM4 bij [verdachte] : En kleding.
NNM1: Even van auto switchen, doen wij.
Gesprek 11 (Sessienummer 38034):
Uit de inhoud van een geregistreerd telefoongesprek van donderdag 16 april 2020 te 23:48:48 uur kon blijken dat [telefoonnummer 2] met [telefoonnummer 1] , een gesprek voert met de gebruiker van [telefoonnummer 6] :
[verdachte] : Ja mien jongen.
NNM: Ik sta daar bij de wasstraat.
NNM1: Dan kom je normaal naar buiten heen, ik sta daar op parkeerplaatsje, kunnen jullie zo wisselen.
NNM1: Ik sta buiten, buiten de auto.
[verdachte] : Aan de achterkant van [naam 2] .
NNM1: Ja ik sta aan de achterkant, weet je waar dat autobedrijf aan zit, [C] daar sta ik.
[verdachte] : Ja oké, ik rij nu tussen het paadje door.
NNM1: Nou, dan zie je mij zo. Ik zie je al.
Uit de gegevens van het peilbaken kon blijken dat dat het voertuig na voorgenoemd gesprek (Sessienummer 38034) parkeerde ter hoogte van [C] .
Gesprek 12 (Sessienummer 38048):
Uit de inhoud van een geregistreerd telefoongesprek van vrijdag 17 april 2020 te 00:34:54 uur kon blijken dat [telefoonnummer 2] met [telefoonnummer 1] , een gesprek voert met verdachte [medeverdachte 3] , met [telefoonnummer 6] :
[medeverdachte 3] : Je bent er al weg?
[verdachte] : Ik ben al lang, ik rij nou naar het water, ik ga nu weg.
[verdachte] : Hij gaat even kijken hoe de vissen aan de onderkant zwemmen.
Uit de gegevens van het eerder genoemde peilbaken kon o.a. blijken dat het voertuig zich ten tijde van gesprek 12 (sessie 38048) bevond aan de […] ter hoogte van [plaats] . Vervolgens is het voertuig, zonder tussenstop, doorgereden naar […] .
Gesprek 13 (Sessienummer 38061):
Uit de inhoud van een geregistreerd telefoongesprek van vrijdag 17 april 2020 te 00:59:30 uur kon blijken dat verdachte [medeverdachte 3] , met [telefoonnummer 2] , een gesprek voert met [telefoonnummer 2] , met [telefoonnummer 1] :
Mastgegevens: […] .
[verdachte] : Ja.
[medeverdachte 3] : Broer, is [medeverdachte 4] bij jou?
[verdachte] : [medeverdachte 4] is bij mij.
[medeverdachte 3] : Hij heeft de telefoon van mijn vader nog als het goed is.
Dan hoor je op de lijn van [verdachte] een mannenstem zeggen: “Wat moet ik zeggen dan, hun hebben mij mishandeld en ik heb hun een... ntv... gegeven, wat moet ik zeggen dan". Dan een man: “Luister, jij bent geen, domme jongen".
[medeverdachte 3] : De telefoon van [medeverdachte 4] , de telefoon van mijn vader ligt bij [medeverdachte 4] .
[verdachte] : Bij [medeverdachte 4] thuis?
[medeverdachte 3] : Nee. [medeverdachte 4] had ik net de telefoon in zijn handen gegeven, voordat we uitstapten. Dat is de telefoon van mijn vader.
[medeverdachte 3] : [medeverdachte 4] , ik gaf je net die telefoon in handen toch, van kijk wat er op staat.
[medeverdachte 4] : Ja.
[medeverdachte 3] : Die telefoon is van mijn vader, die moet terug hebben, weet je waar die is?
[medeverdachte 4] zegt iets onverstaanbaars
[medeverdachte 3] : Hè? [plaats] ? [medeverdachte 4] ? Hallo.
Gesprek 14 (Sessienummer38064):
Uit de inhoud van een geregistreerd telefoongesprek van vrijdag 17 april 2020 te 01:01:41 uur kon blijken dat verdachte [medeverdachte 3] , met [telefoonnummer 2] , een gesprek voert met [telefoonnummer 2] , met [telefoonnummer 1] :
[verdachte] : Ja Broer
[betrokkene 6] : Mag ik [medeverdachte 4] één keer broer?
[verdachte] : Ja. Hier.
[medeverdachte 4] : Ja?
[betrokkene 6] : Ja luister eens, [betrokkene 6] .
[medeverdachte 4] : Ja.
[betrokkene 6] : Waar is die telefoon wat [medeverdachte 3] jou gaf?
Dan hoor je op de achtergrond lijn [verdachte] een NNM zeggen: "Waarom gaan jullie mij nou af... ntv...",
[betrokkene 6] : Misschien ligt hij in de Mercedes?
[medeverdachte 4] : Dat denk ik dan.
Gesprek 18 (Sessienummer 38251):
Uit de inhoud van een geregistreerd telefoongesprek van vrijdag 17 april 2020 te 12:03:42 uur kon blijken [telefoonnummer 2] , met [telefoonnummer 1] , een gesprek voert met de gebruiker van [telefoonnummer 7] :
NNM zegt dat hij een vraagje heeft en vraagt of die jongen hun gisteren heeft opgelicht.
[verdachte] zegt: Ja.
NNM: Hij heeft jullie niet betaald?
[verdachte] : Nee.
NNM: Oké, dan is het een beetje zijn eigen schuld, alleen met vijf man is het een beetje laf.
[verdachte] : Moet je eens luisteren, met vijf man, (...) heeft hij klappen gehad, eentje daartussen was een vrouw.
(…)
[verdachte] : Gisteren heeft hij mijn andere broer gezien.
NNM: Die [verdachte] ?
[verdachte] : Nee nee nee, [betrokkene 8] . En die heb hem nog gewaarschuwd, foto gepakt
NNM: Ja dat zei hij nog, eentje had vuur in zijn ogen, was… n.v.t.
[verdachte] : die hebt de foto naar al zijn jongens gestuurd
NNM: Ja ze wouden hem nog vermoorden, hij had een vuurrode blik zegt ie. (NNM lacht.)
[verdachte] : Dan geef je je woord er op, hebben we hem laten wassen, rustig aan, heeft hij nog een vestje meegekregen dat hij het niet te koud had. [betrokkene 9] opgebeld, [betrokkene 9] heeft hem opgehaald.
(...)
[verdachte] : En nou heeft hij echt met de verkeerde, gisteren was echt de verkeerde erbij.
NNM: Ja.
[verdachte] : En nou heeft hij met de [familie medeverdachte 1] gedaan, nou ja sorry, neem me niet kwalijk.
11.Het rapportanalyse historische verkeersgegevens, d.d. 17 september 2020, (…), voor zover inhoudende als bevindingen van [verbalisant 5] :
[medeverdachte 3] ( [telefoonnummer 8] ). Op basis van de gesprekken is te zien dat [medeverdachte 3] in [plaats] was. Opvallend is dat zowel het nummer van [medeslachtoffer] (SO) als van [medeverdachte 3] omstreeks 00:05 uur een cellid aanstraalt aan […] .
[verdachte] (+ [telefoonnummer 1] ). De kleurcodering van mogelijk relevante locaties van [verdachte] correspondeert met de kaarten waar de richting van de aangestraalde cellid is weergegeven. Hieruit blijkt dat [verdachte] in de nabijheid van beide plaatsen delict is geweest.
[medeverdachte 2] (+ [telefoonnummer 5] ). Startdatum: 16-04-2020. Starttijd: 22:28:16. Straat: […] .
Op basis van de gesprekken is wel te zien dat [medeverdachte 2] in [plaats] was.
12.Het proces verbaal vanverhoor verdachte [medeverdachte 1], d.d. 24 september 2020, (…), voor zover inhoudende als zijn verklaring:
V = Vraag verbalisanten
A = Antwoord verdachte
O = Opmerking verbalisanten
O: Maar je had gezegd dat je terug wilde komen op [B] ?
A: Ja. Op een gegeven moment moesten we haar wegbrengen. [verdachte] zei dat het zijn stiefdochter was. Wij moesten dat meisje afzetten, er was iets met een jongen. Ik moest mij voordoen als een oom.
V: Wat wil je vertellen dan?
A: We waren onderweg (...) en toen werd [verdachte] gebeld en toen zag ik die persoon. Hij ging naast mij in de auto zitten en toen herkende ik hem pas. Het was niet goed.
O: Ja en dat was dezelfde persoon als die je de vijftiende zag bij het hotel.
A: Ja, hij kwam naast mij zitten. [verdachte] zegt, ga maar achterin zitten. Die gozer stapt naast mij in. Toen heb ik een keer goed gekeken en toen dacht ik. Nee dit is niet goed.
V. Want wat zag je dan?
A: Ja, hoe hij eruit zag... Hij. (niet te verstaan) klappen tegen de harses aan gehad.
A: Door dat gezicht van hem.
A: Helemaal bebloed, kapot.
A: Ik zie die man zitten in die andere auto, want ik zat eerst naast [verdachte] . Die man zat schuin in die andere auto en ik zie hem met de gordel en de strot helemaal naar achteren heen. Die hele kop was gewoon kapot. Ik moest achterin gaan zitten en die man werd naast mij gedrukt.
V: Maar er waren meerdere personen bij zeg je?
A: Ja. Vier of vijf.
V: Maar je hebt de stiefdochter weggebracht. Zij heet [medeverdachte 2]
A: Eentje met zwart haar ja.
V: Weetje nog hoe die plek eruit zag?
A: Ergens bij een benzinepomp ofzo. Een achterafstraatje, een industrieterrein ofzo.
A: [verdachte] vroeg mij gewoon of ik achterin wilde gaan zitten. [verdachte] zat voorin, achter het stuur.
V: Zat er nog iemand voorin dan?
A: Ik weet wel dat er een dikkertje zat naast mij zat.
V: Naast jou?
A: Ja, hij zat er tussen.
O: Jij zat aan de ene kant en [medeslachtoffer] zat in het midden. En daarnaast zat weer een dikker iemand zeg jij.
A: Ja.
A: Die twee woordjes heb ik gezegd: "jij bent geen domme jongen". (...) het was meer een tip.
V: Jullie zijn gestopt op een zandweg?
A: Ja. Ik ben uitgestapt. Er kwam een auto bij. Er zijn hier en daar wat woordenwisselingen gevallen. Hij moest er ook uit.
V: Waar vonden die woordenwisselingen plaats?
A: Op die zandweg. Hij is uitgestapt en ik hoorde hier en daar wel een tik. Ik hoorde geschreeuw. En op een gegeven moment konden we weg. Ik hoorde nog iets van: Ga je wassen ofzo. Daarna is hij afgezet bij een lantaarnpaal bij een verharde weg.
V: Er was nog gezegd: Ga je maar wassen
A: Ja, of iets anders, maar iets in die richting. Hij zag er echt niet uit.
V: Wat heb je daarvan gezien?
A: Een hele bebloede kop.
(…)
16.Het proces-verbaal van verhoor bij de rechter-commissaris vangetuige [medeslachtoffer], d.d. 30 maart 2021, (…), voor zover inhoudende als zijn verklaring:
Ik ben inderdaad opgepikt door een vrouw op een parkeerplaats. Wij zijn toen weggereden. Ik heb de vrouw gezegd dat haar rechter achterlicht kapot was. Zij is toen gestopt en uitgestapt. Op dat moment kwamen deze mannen. Zij kwamen in een auto aangereden. Dat was in een andere auto. Zij zijn in de auto ingestapt waar ik in zat. U vraagt mij welke mannen dit waren. [medeverdachte 4] , die gozer die aan de GHB is, met dat haar waarvan ik een screenshot op mijn telefoon heb. Volgens mij heet hij [betrokkene 10] . [medeverdachte 3] stapte ook in (…)
Ik kreeg gelijk een klap op mijn linkeroog met een boksbeugel van [medeverdachte 4] . Ik zag bijna niets meer. Er zat een scheur in. Daarna kreeg ik van hen allemaal klappen. Ik heb geprobeerd uit de auto te komen. [medeverdachte 4] pakte mij met de autogordel om de keel en zette zijn voet tegen de rug van de zitting en wurgde mij bijna. Ik kreeg de deur open. [betrokkene 10] , die eerst gereden had, is uitgestapt en heeft de deur dichtgegooid. (...) In het bos heeft [verdachte] mij vastgehouden door mij bij de armen te pakken. Alle anderen hebben mij toen geslagen, inclusief [medeverdachte 2] . U vraagt mij wie er de tweede keer in het bos er bij waren. Toen was iedereen er bij. U vraagt mij of het klopt dat ik dan bedoel dat dat de vier eerder genoemde namen en [verdachte] en [medeverdachte 2] zijn. Ja.
17.Het proces-verbaal vanbevindingen, d.d. 13 mei 2020, (…), voor zover inhoudende als bevindingen van [verbalisant 2] :
Uit de inhoud van een geregistreerd telefoongesprek van zondag.29 maart 2020 te 20:40:56 uur kon blijken dat verdachte [medeverdachte 2] , met [telefoonnummer 5] , een gesprek voert met: [telefoonnummer 2] , met [telefoonnummer 1] :
Gesprek 1 (Sessienummer 24956 TA003)
Vrouw. Dus mensen zijn weer lastig aan het doen? Mensen zijn weer groot aan het doen?
[verdachte] : Ja dat heb je met sommige mensen he
[verdachte] : En dan ga ik even langs en even de puntjes op de i zetten en dan is het weer goed
Vrouw: Ik hoop dat het een bekende is, dan mag het zeker klappen van
Beide lachen
Gesprek 2 (Sessienummer 24970 TA003):
Uit de inhoud van een geregistreerd telefoongesprek van zondag 29 maart 2020 te 21:09:54 uur kon blijken dat verdachte [medeverdachte 2] , met [telefoonnummer 5] , een gesprek voert met verdachte [verdachte] , met [telefoonnummer 1] :
Vrouw vraagt of [verdachte] al bij die mensen langs is geweest
[verdachte] zegt dat hij klaar is.
Vrouw begint te lachen.
Vrouw: Hebben ze het geweten?
[verdachte] : Laat ik het zo zeggen, ze zingen niet meer de hoogste toon
Vrouw. Oké, dat is beter
Gesprek 3 (Sessienummer 26365 TA003)
Uit de inhoud van een geregistreerd telefoongesprek van dinsdag 31 maart 2020 te 15:46:05 uur kon blijken dat verdachte [medeverdachte 2] , met [telefoonnummer 5] , een gesprek voert met [telefoonnummer 2] , met [telefoonnummer 9] :
[verdachte] : Maar moet je luisteren, misschien dat wij vanavond dat ene ding nog wel doen wat jij in gedachten had bij het hotel.
[verdachte] : Waar die gek jou de hele tijd voor schrijft. Wij hebben daar een ander slachtoffer voor.
(...)
Vrouw: oké, nou die moeten we afpersen dan ja
Gesprek 6 (Sessienummer 34947 TA003)
Uit de inhoud van een geregistreerd telefoongesprek van maandag 13 april 2020 te 00:04:24 uur kon blijken dat verdachte [medeverdachte 2] , met [telefoonnummer 5] , een gesprek voert met [telefoonnummer 2] , met [telefoonnummer 1] :
[verdachte] […]
[verdachte] zegt dat als ze er morgen been gaan, krijgt NNV gewoon een fooitje extra, omdat zij al zoveel gedaan heeft. NNV heeft het adres van hem (derde persoon) of dat adres wat hij heeft doorgegeven.
[verdachte] : sowieso gaan we er morgen heen, maar jij krijgt morgen gewoon een rooitje extra. Ligt er 20 kop, wordt dat verdeeld, maar jij hebt een rooitje extra.
NNV: Je had alles gepland.
[verdachte] : ja tuurlijk.
[verdachte] : de Seat Arosa heb ik al in [plaats] staan. Al afgetankt en al. Dus dat heb ik allemaal al voor mekaar.
NNV zegt dat ze er misschien morgenmiddag om één uur kunnen zijn.
Wacht zegt [verdachte] , ik praat even met mijn broertje. [verdachte] haalt haar morgenmiddag wel op en neemt zijn broertje mee.
[verdachte] : Hé weet je wat het is, morgenmiddag ik kom je wel ophalen, ik neem mijn broertje gewoon mee klaar. Geen [medeverdachte 4] , niemand anders, gewoon met z’n tweeën. We gaan wel met z'n tweeën. Komt wel goed.
Gesprek 7 (Sessienummer 35827 TA003)
Uit de inhoud van een geregistreerd telefoongesprek van dinsdag 14 april 2020 te 13:12:24 uur kon blijken dat verdachte [medeverdachte 2] , met [telefoonnummer 5] , een gesprek voert met [telefoonnummer 2] , met [telefoonnummer 1] .
[verdachte] […]
[verdachte] : Ja, voordat je verder gaat, moet je eerst even rustig zijn nu.
NNV: ja.
[verdachte] : we kunnen nog wat veel leukers doen.
NNV: Wat?
[verdachte] : Er komt nog wat veel leukers, met die [medeslachtoffer] .
Gesprek 8 (Sessienummer 36523 TA003)
Uit de inhoud van een geregistreerd telefoongesprek van dinsdag 14 april 2020 te 21:29:25 uur kon blijken dat verdachte [medeverdachte 2] , met [telefoonnummer 5] , een gesprek voert met [telefoonnummer 2] , met [telefoonnummer 1] :
NNv4188: Ik ga met hem afspreken dan. Voor morgen.
[verdachte] zegt: ..onverstaanbaar... met [betrokkene 8] , die gaat naar familie [naam 3] bellen, en dan ga jij morgen met ons mee en met [betrokkene 8] mee, ..onverstaanbaar.. en als jij dan vlak voor [plaats] bent, dan bel je gewoon op, dan moet je zeggen, we gaan nou naar het kamp heen.
Gesprek 9 (Sessienummer 36645 TA003)
Uit de inhoud van een geregistreerd telefoongesprek van dinsdag 14 april 2020 te 23:13:15 uur kon blijken dat verdachte [medeverdachte 2] , met [telefoonnummer 5] 8, een gesprek voert met [telefoonnummer 2] , met [telefoonnummer 1] :
[medeverdachte 2] (het hof begrijpt: [medeverdachte 2]
): En ik moet hem een locatie doorsturen waar hij heen moet komen
[verdachte] : Kijk, dat is bij mij nou het punt, ik ben met andere dingen bezig nog.
[medeverdachte 2] : Ja, kan dat niet even wachten?
[verdachte] : Dit is echt heel veel geld. Minimaal tien kilo in de week.
[medeverdachte 2] : Dit is ook echt heel veel geld. (...)
[verdachte] : Zo simpel is dat. onverstaanbaar. Heb ik jou ook gezegd dus en ik heb [betrokkene 8] en alles al gebeld en met die van [naam 3] , dus we zijn morgen allemaal naar [betrokkene 7] , naar [plaats] . (...)
[verdachte] : Dat heb ik hem toch gezegd? En ik ben naar [plaats] gegaan, ik heb dat meteen geregeld, we gaan morgen naar [plaats] . Als hij daar komt, komt hij niet meer weg.
[medeverdachte 2] : Oké, daar houd ik je aan. Dat is de laatste keer dat ik... onverstaanbaar
18.Het proces-verbaal vanbevindingen, d.d.27 mei 2020, (…), voor zover inhoudende als bevinding van [verbalisant 2] :
Tapgesprek 36645 TA003 14 april 2020 te 23:13:15 uur
Ik heb het desbetreffende tapgesprek nageluisterd en aangepast. Hetgeen resulteerde in de volgende uitwerking:
[verdachte] : Dat heb ik hem toch gezegd? Dus. En ik ben naar [plaats] gegaan, ik heb dat meteen geregeld, we gaan morgen naar [plaats] . Als hij daar komt, komt hij niet meer weg.
[medeverdachte 2] (het hof begrijpt: [medeverdachte 2]
): Oké, daar houd ik je aan. Dat is de laatste keer dat ik hem lok.
(…)
20.Het proces-verbaal van verhoor bij de raadsheer-commissaris vangetuige [betrokkene 11], d.d. 8 februari 2023, (…), voor zover inhoudende als zijn verklaring
U houdt mij voor dat ik bij de politie niet heb verklaard door wie [medeslachtoffer] is mishandeld. [medeslachtoffer] had dat toen tegen mij gezegd. Ik heb dat toen ook via beeldbellen gezien. Ik zag dat [verdachte] , [medeverdachte 4] , die jongen met die zwarte lange haren en een klein ventje die ik verder niet ken erbij aanwezig waren. U vraagt mij vanaf welke plek ik werd gebeld toen zij mij via beeld belden. Ze zaten in een auto bij [plaats] . Dat gesprek heeft denk ik een paar minuten geduurd. Er werd met [verdachte] telefoon gebeld.
Ik heb 5.000 euro afgedragen aan [verdachte] . Hij gaf mij een boete omdat [medeslachtoffer] niet betaalde.”

32.Het hof heeft over het bewezen verklaarde verder het overwogen:

Feiten 4 en 5: Diefstal met geweld in vereniging, poging afpersing in vereniging en medeplegen van wederrechtelijke vrijheidsberoving van [medeslachtoffer]
(…)
Betrouwbaarheid van de door [medeslachtoffer] afgelegde verklaringen
Het hof neemt de nodige behoedzaamheid in acht, bij de beoordeling en waardering van de verklaringen van [medeslachtoffer] . Het hof stelt in navolging van de verdediging vast dat [medeslachtoffer] op een aantal punten is teruggekomen op zijn eerdere verklaringen zoals afgelegd bij de politie. Om die reden en ook omdat er aanwijzingen zijn dat [medeslachtoffer] betrokken was bij een conflict gelegen in het criminele circuit, gaat het hof behoedzaam om met zijn verklaringen. De enkele omstandigheid dat [medeslachtoffer] ten aanzien van bepaalde onderdelen van zijn verklaring bij de politie heeft verklaard dat die niet kloppen, betekent echter niet dat zijn verklaringen volledig ongeloofwaardig zouden zijn en daarmee onbruikbaar voor het bewijs, zoals de verdediging heeft gesteld. Zijn verklaringen komen namelijk grotendeels overeen en zijn in overwegende mate als consistent aan te merken. Zijn verklaringen vinden op essentiële punten steun in andere bewijsmiddelen, zoals tapgesprekken, baken- en mastgegevens en de verklaringen van anderen. Het hof gebruikt daarom zijn verklaringen uitsluitend voor zover deze op van belang zijnde onderdelen steun vinden in de andere bewijsmiddelen.
Vaststelling van de feiten en omstandigheden door het hof
Op grond van de bewijsmiddelen zoals opgenomen in de bijlage ten aanzien van de tenlastegelegde feiten 4 en 5 en waarop de hierna weer te geven bewezenverklaringen steunen, stelt het hof de volgende feiten en omstandigheden vast.
Wat zich heeft afgespeeld voorafgaand dan de avond van 16 april 2020
De inhoud van de bewijsmiddelen die hieronder worden besproken, is in samengevatte vorm en zakelijk weergegeven.
Voordat [medeverdachte 2] op 16 april 2020 met [medeslachtoffer] afspreekt in [plaats] , zijn er op verschillende momenten al contacten tussen de medeverdachten onderling en tussen [medeverdachte 2] en [medeslachtoffer] .
Verdachte en [medeverdachte 2] hebben op 29 maart 2020 al contact met elkaar over dat ‘er mensen lastig aan het doen zijn en dat verdachte dan even langs gaat en dat ze dan niet meer de hoogste toon zingen’. Op 31 maart 2020 spreken ze over iemand afpersen en ‘dat ene ding doen bij het hotel’. Een aantal dagen later, op 11 april 2020 zoekt [medeverdachte 2] voor het eerst via Whatsapp contact met [medeslachtoffer] . Vervolgens sturen ze verspreid over meerdere dagen veel berichten naar elkaar. Een gedeelte van deze chats werd aangetroffen op de telefoon van [medeverdachte 3] en een ander gedeelte op de telefoon van verdachte. Verdachte blijft contact houden met [medeverdachte 2] over [medeslachtoffer] en op 14 april 2020 gebiedt verdachte haar rustig te zijn als zij al met [medeslachtoffer] wil afspreken en hij geeft aan dat hij op dat moment nog met andere dingen bezig is.
Op 15 april 2020 spreken [medeverdachte 2] en [medeslachtoffer] af in een hotel in [B] . Daar wordt zij afgezet door verdachte en [medeverdachte 1] , die zich tegenover [medeslachtoffer] voordoen als respectievelijk haar stiefvader en oom.
[medeverdachte 3] heeft op 16 april 2020 contact met verdachte over de betalingsafspraken met [medeverdachte 2] voor het regelen van een adres van [medeslachtoffer] . Verdachte zegt tegen [medeverdachte 3] dat [medeverdachte 1] aanwezig is geweest toen hij met [medeverdachte 2] een afspraak heeft gemaakt over de vergoeding die [medeverdachte 2] zou krijgen voor het contact maken met [medeslachtoffer] . Ook instrueert [medeverdachte 3] die dag [betrokkene 9] [betrokkene 11] om ‘vandaag in het bos te zijn, want [medeslachtoffer] .’ [betrokkene 9] moet de eerste klap geven en hij mag verder wel kijken hoe [medeverdachte 3] het doet. Aan het begin van de avond van 16 april 2020 belt [medeverdachte 3] met [betrokkene 11] en zegt hij toe te zullen bellen, zodra ‘hij’ in zijn kofferbak ligt en dat hij iemand al die kant op heeft gestuurd. Ze gaan [medeslachtoffer] naaien en zijn aan het uitzoeken hoe ze het gaan doen.
Afspraak bij [A] in [plaats] en de ontvoering
Later op die avond van 16 april 2020 spreekt [medeverdachte 2] rond 22.30 uur weer af met [medeslachtoffer] , ditmaal in [plaats] op de parkeerplaats voor de discotheek [A] . [medeslachtoffer] stapt bij haar in de auto (een Seat) en [medeverdachte 2] brengt de auto kort daarna tot stilstand, omdat [medeslachtoffer] naar een kapot achterlicht van de Seat wil kijken. Op dat moment komt er een andere auto (een Mercedes) aanrijden, waar [medeverdachte 3] , [medeverdachte 4] en [betrokkene 10] uitstappen. [medeslachtoffer] wordt meegenomen en direct door [medeverdachte 4] met een boksbeugel geslagen en hij krijgt van iedereen klappen.
De Mercedes en de Seat rijden vervolgens met [medeslachtoffer] naar de achterkant van het [natuurgebied] te [plaats] , aan het kanaal. [medeslachtoffer] zit daar bebloed in de auto naast [medeverdachte 3] en [medeverdachte 3] belt met de telefoon van [medeverdachte 2] en stuurt zijn locatie naar verdachte en legt uit waar verdachte naartoe moet komen. [medeverdachte 3] is op dat moment samen met [medeverdachte 4] , [betrokkene 10] en [medeverdachte 2] bij [medeslachtoffer] .
Verdachte rijdt vervolgens in zijn Mitsubishi Carisma samen met [medeverdachte 1] vanuit [plaats] naar het [natuurgebied] en ze komen om ongeveer 23:15 uur aan bij Het [natuurgebied] . [medeslachtoffer] heeft verklaard dat hij hier door verdachte is vastgehouden, terwijl alle anderen op hem insloegen. Vanaf deze locatie nemen ze [medeslachtoffer] vervolgens mee naar het industrieterrein bij de [naam 2] . Om 23:45 uur belt verdachte met een telefoonnummer op naam van [betrokkene 5] en hij geeft de instructie om naar een industrieterrein, bij de [naam 2] te rijden, Er wordt gesproken om daar van auto en kleding te switchen.
Bij de [naam 2] ziet [medeverdachte 1] , zo verklaart hij, dat iemand [medeslachtoffer] – die op dat moment in de Mercedes zit – een gordel om de nek doet en hem daarmee zo ongeveer wurgt zodat [medeslachtoffer] blijft zitten. [medeslachtoffer] wordt vervolgens in de inmiddels gearriveerde auto van verdachte achterin neergezet tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 4] in en men rijdt vervolgens met [medeslachtoffer] naar […] . Daar is [medeslachtoffer] wederom mishandeld en onder water gehouden in de waterplas bij het bosperceel ter plaatse. Dit laatste vindt steun in het telefoongesprek dat verdachte op 17 april om 00:34 uur met [medeverdachte 3] voert, waarin hij zegt dat hij al weg is en kennelijk met [medeverdachte 4] en [medeverdachte 1] zonder tussenstop naar […] rijdt, waar verdachte zegt ‘hij gaat kijken hoe de vissen aan de onderkant zwemmen’.
[medeslachtoffer] is vervolgens afgezet bij een brug, waar [betrokkene 9] [betrokkene 11] hem heeft opgehaald. [medeslachtoffer] zat volgens [betrokkene 11] helemaal onder het zand en was nat. Hij had een dikke neus en lippen, een ‘glup' (het 'hof begrijpt: een snee) boven zijn wenkbrauw en bovenop zijn hoofd, last van zijn ribben en oog en gescheurde kleding. Ook bloedde hij veel en bij [medeslachtoffer] waren zijn jas, zijn telefoon, geld, sleutel, pet, tas en de ID-kaart op naam van [medeslachtoffer] weggenomen. Daarbij is tegen hem gezegd dat ze willen dat hij hen € 12.000,- betaalt. Daarnaast is hij bedreigd met een pistool als hij zou vluchten en is er gezegd dat zijn vingers eraf zouden worden geknipt.
De politie ontving op 17 april 2020 rond 05:39 uur een melding dat er bij het ZGT ziekenhuis in [plaats] een vervelend persoon zou zijn. De verbalisanten troffen daar [medeslachtoffer] aan die een bebloed hoofd, een gescheurde trui en een broek met bloedvlekken heeft. Door een arts wordt vastgesteld dat [medeslachtoffer] meerdere verwondingen in zijn gezicht, een gebroken neus en een kneuzing van de borstkas heeft. Daarnaast is er vermoeden van niet uitwendig waarneembaar letsel. Later verklaarde [medeslachtoffer] nog steeds last te hebben van zijn oog die voor 30% is beschadigd.
Forensische onderzoeken
Het bovenstaande vindt op van belang zijnde punten bevestiging in de forensische onderzoeken die hebben plaatsgevonden. Bij het bosperceel met een waterplas aan […] zijn in de bosjes papieren zakdoekjes aangetroffen met rode verkleuringen. Deze zijn op DNA bemonsterd en komen overeen met het DNA-profiel van [medeslachtoffer] . De kans dat het DNA-profiel van een willekeurig persoon overeenkomt met de DNA-profielen van de zakdoeken is kleiner dan één op één miljard.
Ook zijn er in de Mercedes van [medeverdachte 3] op de hemel aan de binnenzijde van het voertuig, de rugleuning van de bijrijdersstoel en het deurpaneel van het bijrijdersportier bloedsporen bemonsterd, waarbij is vastgesteld dat het celmateriaal in alle drie de gevallen afkomstig kan zijn van [medeslachtoffer] . De kans dat het profiel matcht met het DNA-profiel van een willekeurig persoon, is in de drie gevallen kleiner dan één op één miljard.
In de Mitsubishi van verdachte zijn bloedsporen op de hoofdsteun van de bijrijdersstoel en een boksbeugel aangetroffen en bemonsterd. Het celmateriaal in het bloedspoor van de bijrijdersstoel kan afkomstig zijn van [medeslachtoffer] . De kans dat het profiel matcht met het DNA-profiel van een willekeurig persoon, is kleiner dan één op één miljard.
Uit het forensisch onderzoek is voorts gebleken dat het bloedspoor op de impactzijde van de in de Mitsubishi van verdachte (in de middenconsole) aangetroffen boksbeugel, een relatief grote hoeveelheid DNA bevat dat afkomstig kan zijn van [medeslachtoffer] en een onbekende man. Dat de DNA bemonstering van de boksbeugel DNA bevat van [medeslachtoffer] en drie willekeurige onbekende personen, is 1 miljard keer waarschijnlijker dan wanneer het DNA bevat van vier willekeurige onbekende personen.
Betrouwbaarheid verklaring [betrokkene 11]
Het hof acht de verklaring van getuige [betrokkene 11] zoals afgelegd bij de raadsheer-commissaris betrouwbaar en geloofwaardig. Uit de verklaring van [betrokkene 11] bij de politie blijkt dat de getuige geen namen wil noemen van personen die betrokken zijn geweest bij de mishandeling van [medeslachtoffer] . In het begin van het verhoor zoals weergegeven vanaf pagina 1714 in Zaaksdossier 4, vraagt de getuige immers al of zijn verklaring wordt meegenomen en of het mogelijk is dat verdachten dan zijn stem horen. Daarna vraagt hij aan de verbalisanten: ‘als ik maar geen gevaar loop toch?’ Op p. 1716 van ZD04 geeft de getuige als antwoord op de vraag van de politie wie de jongens waren waarmee [medeslachtoffer] trammelant had: ‘ken z'n namen niet, hoef ik ook niet te weten en dat mag ook nooit meegenomen in de verklaring enzo'.
Wanneer de raadsheer-commissaris de getuige [betrokkene 11] voorhoudt dat hij eerder niet heeft verklaard wie erbij betrokken waren en nu wel, geeft [betrokkene 11] aan dat de situatie toen heel anders was en hij destijds onder druk werd gezet door [verdachte] . Hij was gebeld door [verdachte] dat hij [medeslachtoffer] kon ophalen. Verdachte heeft in zijn verhoor bij de politie op 20 november 2020, zoals weergegeven op pagina 2006 van Zaaksdossier 4 ook verklaard dat hij [betrokkene 11] heeft ge(video)beld in die bewuste nacht.
Het hof leidt uit deze verklaringen af dat de getuige niet tegenstrijdig heeft verklaard, maar dat hij in zijn verklaring bij de politie terughoudend is geweest in het noemen van namen. Dat hij die in zijn verhoor bij de raadsheer-commissaris wel heeft genoemd en ook de naam van verdachte noemt, maakt niet dat zijn verklaring onbetrouwbaar en ongeloofwaardig is. De verklaring van [betrokkene 11] vindt bovendien steun in de door verdachte zelf afgelegde verklaring over het telefoongesprek en dat verdachte bij de feiten van [medeslachtoffer] is betrokken geweest vindt bovendien ook steun in andere bewijsmiddelen.
Betrokkenheid van verdachte
Het hof is van oordeel dat het door de verdediging gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van de tenlastegelegde feiten 4 en 5 wordt weersproken door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze in de bijlage van dit arrest zijn opgenomen. Daaruit blijkt dat verdachte actief betrokken is geweest bij de strafbare feiten en een aanzienlijk aandeel heeft gehad in het jegens [medeslachtoffer] gebruikte geweld.
Het hof overweegt hiertoe nog in bijzonder het volgende. Verdachte stond van het begin af aan in contact met [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] over het plan om [medeslachtoffer] te lokken, van zijn spullen en geld te beroven en af te persen, zoals is gebleken uit hun onderlinge gesprekken in de aanloop naar de gebeurtenissen op 16 en 17 april 2020. Ook zijn er met [medeverdachte 2] afspraken gemaakt over haar beloning en de verdeling van geld door [medeverdachte 3] , verdachte en [medeverdachte 1] .
[medeverdachte 2] heeft bij het uitvoeren van het plan verdachte en [medeverdachte 3] telkens geïnformeerd over het verloop van het contact met [medeslachtoffer] , aan hen delen van haar chatconversatie met [medeslachtoffer] toegestuurd en verdachte heeft [medeslachtoffer] voorafgaand aan de tenlastegelegde gebeurtenissen in [B] ook een keer ontmoet, waarbij hij zich voordeed als stiefvader van [medeverdachte 2] . Nadat [medeverdachte 2] , [medeslachtoffer] naar [plaats] lokt en de medeverdachten opduiken en hem van zijn vrijheid beroven en hem de eerste keer mishandelen, wordt verdachte, die dan nog met [medeverdachte 1] in [plaats] is, op de hoogte gehouden van hun locatie. Verdachte is daar samen met [medeverdachte 1] heen gegaan en toen verdachte erbij kwam, nam ook hij deel aan het geweld tegen [medeslachtoffer] . Verdachte hield het slachtoffer vast terwijl de rest op hem insloeg. Verdachte heeft hem zelf ook geslagen en [medeslachtoffer] daarna in zijn auto vervoerd, waarbij [medeslachtoffer] tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 4] achter in de auto zat. Als laatste geweldshandeling is verdachte naar een waterplas gereden, waar [medeslachtoffer] onder water is geduwd en is hij daarna vroeg in de ochtend van 17 april 2020 achtergelaten in de buurt van [plaats] .
De verklaring van verdachte dat hij er later in de nacht alleen maar is bij geweest om te voorkomen dat het slachtoffer nog erger zou worden mishandeld, staat lijnrecht tegenover de inhoud van de bewijsmiddelen. Onder meer uit de grote hoeveelheid tapgesprekken blijkt dat verdachte op berekenende wijze de strafbare feiten jegens [medeslachtoffer] al langere tijd aan het voorbereiden was en dat hij deze feiten samen met anderen op 16 en 17 april 2020 heeft uitgevoerd. De verklaring van verdachte over zijn rol is volstrekt ongeloofwaardig.
Juridische kwalificatie van het handelen van verdachte
Het hof is van oordeel dat de verdachten opzet hebben gehad op het wegnemen van goederen en geld en het daartoe toegepaste geweld en dat er voorts sprake is geweest van een poging tot afpersing van nog meer geld van [medeslachtoffer] . [medeslachtoffer] was aan verdachte en [medeverdachte 3] kennelijk een groot geldbedrag schuldig en na de diefstal met geweld wilden ze nog steeds geld, 12.000 euro volgens [medeslachtoffer] .
Het hof acht daarmee wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een het onder 4 subsidiair tenlastegelegde: kort gezegd, diefstal met geweld in vereniging met anderen, een poging tot afpersing in vereniging met anderen, en het onder 5 tenlastegelegde: het medeplegen van een wederrechtelijke vrijheidsberoving.”
De bespreking van het vierde middel
33.
Het hof heeft uitgebreide overwegingen gewijd aan de bewezenverklaring van de onder feit 4 subsidiair ten laste gelegde diefstal met geweld in vereniging. Omtrent de betrokkenheid van de verdachte heeft het overwogen dat uit de bewijsmiddelen blijkt dat de verdachte actief betrokken is geweest bij de strafbare feiten en een aanzienlijk aandeel heeft gehad in het jegens [medeslachtoffer] gebruikte geweld. Daarbij wijst het hof op het volgende:
- de verdachte stond van het begin af aan in contact met [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] over het plan om [medeslachtoffer] te lokken;
- er zijn afspraken gemaakt over [medeverdachte 2] beloning en de verdeling van geld door [medeverdachte 3] , de verdachte en [medeverdachte 1] ;
- [medeverdachte 2] heeft bij het uitvoeren van het plan de verdachte en [medeverdachte 3] telkens geïnformeerd over het verloop van het contact met [medeslachtoffer] ;
- de verdachte heeft [medeslachtoffer] voorafgaand aan de ten laste gelegde gebeurtenissen in [B] een keer ontmoet, waarbij hij zich voordeed als stiefvader van [medeverdachte 2] ;
- nadat [medeverdachte 2] [medeslachtoffer] naar [plaats] had gelokt en de medeverdachten tevoorschijn kwamen, en terwijl zij [medeslachtoffer] van zijn vrijheid beroofden en hem de eerste keer mishandelden, werd de verdachte op de hoogte gehouden van hun locatie;
- de verdachte nam ook zelf deel aan het geweld tegen [medeslachtoffer] , namelijk door hem vast te houden (terwijl de rest op hem insloeg) en hem zelf ook te slaan;
- de verdachte is naar een waterplas gereden, waar [medeslachtoffer] onder water is geduwd.
In cassatie worden van deze vaststellingen alleen de laatste twee vaststellingen die betrekking hebben op de geweldshandelingen waarbij de verdachte direct betrokken was, betwist.
34.
Ten aanzien van de vaststellingen dat de verdachte [medeslachtoffer] heeft vastgehouden terwijl de rest op hem insloeg en dat de verdachte [medeslachtoffer] zelf ook heeft geslagen, wordt in de kern aangevoerd dat deze vaststellingen slechts zijn gebaseerd op de verklaringen [medeslachtoffer] en dat zij niet worden ondersteund door ander bewijs.
35.
Dat de verdachte deze geweldshandelingen heeft verricht, blijkt inderdaad niet direct uit andere bewijsbronnen dan de verklaringen van [medeslachtoffer] . Dat is ook niet vereist. Artikel 342 lid 2 Sv, waarin is bepaald dat de rechter het bewijs dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan niet uitsluitend kan aannemen op de verklaring(en) van één getuige, betreft immers de tenlastelegging in haar geheel en niet een onderdeel daarvan. Deze bepaling verbiedt de rechter tot een bewezenverklaring te komen als de door één getuige naar voren gebrachte feiten en omstandigheden op zichzelf staan en onvoldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal. De vereiste steun in ander bewijsmateriaal hoeft geen waarneming van de ten laste gelegde gedragingen zelf te behelzen. De ‘voldoende steun’ kan eventueel bestaan in de waarneming van de rechtstreeksegevolgenvan die gedragingen door een andere getuige of in een bevestiging van de context van die gedragingen door een andere getuige. [3] Waar het bij artikel 342 lid 2 Sv m.i. om gaat is dat het bijkomende bewijsmateriaal het scenario waarop de tenlastelegging stoelt in voldoende mate méér waarschijnlijk maakt dan de daarmee contrasterende, door de verdachte naar voren gebrachte lezing.
36.
In de voorliggende zaak zou dat, aldus de steller van het middel, tot de conclusie moeten leiden dat de bewezenverklaring onvoldoende is gemotiveerd omdat het hof uitdrukkelijk heeft overwogen de nodige behoedzaamheid in acht te nemen bij de beoordeling en waardering van de verklaringen van [medeslachtoffer] en deze verklaringen uitsluitend te gebruiken voor zover deze op van belang zijnde onderdelen steun vinden in de andere bewijsmiddelen.
37.
In de overwegingen van het hof ligt besloten dat het hof heeft geoordeeld dat in de andere bewijsmiddelen steun te vinden is voor de verklaringen van [medeslachtoffer] voor zover die inhouden dat de verdachte ook zelf geweldshandelingen heeft verricht. In aanmerking genomen dat uit meerdere andere bewijsmiddelen blijkt dat de verdachte aanwezig was bij (een deel van) de geweldshandelingen tegen [medeslachtoffer] op het moment dat hij volgens [medeslachtoffer] ook zelf geweldshandelingen zou hebben verricht – ik wijs in het bijzonder op de verklaring van getuige [betrokkene 5] (bewijsmiddel 4), een geregistreerd telefoongesprek (gesprek 13 in bewijsmiddel 10) en de verklaring van [medeverdachte 1] (bewijsmiddel 12) – acht ik dat oordeel niet onbegrijpelijk en ook toereikend gemotiveerd. Dat deze bewijsmiddelen niet direct blijk geven van waarnemingen door derden dat de verdachte ook zelf geweldshandelingen heeft verricht, staat er niet aan in de weg dat het hof hierin steun heeft gevonden voor de verklaringen van [medeslachtoffer] .
38.
Wat de laatste handeling betreft, het rijden naar een waterplas waar [medeslachtoffer] onder water is geduwd, voert de steller van het middel aan dat uit de bewijsmiddelen onvoldoende kan volgen dat de verdachte een aanzienlijk aandeel heeft gehad in deze geweldshandelingen en daarbij actief betrokken is geweest. De steller van het middel miskent echter dat het hof niet heeft overwogen dat de verdachte zelf [medeslachtoffer] onder water zou hebben geduwd. Het hof heeft slechts overwogen dat de verdachte naar een waterplas is gereden waar [medeslachtoffer] onder water is geduwd. Die vaststelling steunt niet alleen op de verklaring van [medeslachtoffer] , maar ook op gesprek 12 uit bewijsmiddel 10 waaruit blijkt dat de verdachte zelf heeft gezegd dat hij naar het water rijdt en dat ‘hij’ even gaat kijken hoe de vissen aan de onderkant zwemmen.
39.
Dat het hof ten slotte heeft geoordeeld dat de verdachte een aanzienlijk aandeel heeft gehad in het jegens [medeslachtoffer] gebruikte geweld, is gelet op de door het hof vastgestelde aanwezigheid en betrokkenheid bij de geweldshandelingen en de rol van de verdachte in het plan om [medeslachtoffer] te lokken, van zijn spullen en geld te beroven en af te persen, ook overigens verre van onbegrijpelijk.

40.Het middel faalt.

De bespreking van het vijfde middel: verzuim vermelding artikel 47 Sr
41.
Het middel bevat de klacht dat het hof heeft verzuimd om een volledige vermelding te geven van de wettelijke voorschriften waarop de strafoplegging is gegrond omdat, ondanks het feit dat alle bewezenverklaarde feiten in vereniging zijn gepleegd, het hof artikel 47 Sr niet heeft opgenomen.
42.
In geval van een veroordeling moeten op grond van artikel 358 lid 4 Sv, welke bepaling krachtens artikel 415 lid 1 Sv ook in hoger beroep van toepassing is, slechts die wettelijke voorschriften te worden vermeld die de toegepaste verbods- en strafbepalingen inhouden en de onmiddellijke grondslag van de veroordeling uitmaken.
43.
Het voorgaande betekent dat het middel faalt voor zover het betrekking heeft op de door het hof onder feit 1 tot en met 4 bewezen verklaarde feiten. Bij die feiten gaat het, kort gezegd, telkens om een ten laste gelegde diefstal met geweld of poging tot afpersing, strafbaar gesteld bij artikel 312 respectievelijk 317 Sr. Beide artikelen bevatten een afzonderlijke regeling voor medeplegen, zodat de veroordeling voor wat betreft die feiten niet is gegrond op artikel 47 Sr.
44.
Wel is het middel terecht voorgesteld voor zover het betrekking heeft op de veroordeling voor feit 5. Artikel 282 Sr bevat immers geen afzonderlijke regeling voor medeplegen. Uw Raad kan op grond van artikel 441 Sv het verzuim van het hof herstellen door alsnog artikel 47 Sr aan te halen.
Afronding
45.
De eerste vier middelen falen. Het vijfde middel is deels terecht voorgesteld maar het blootgelegde verzuim kan moeiteloos door de Hoge Raad worden hersteld. Ambtshalve merk ik op dat Uw Raad uitspraak zal doen nadat meer dan zestien maanden zijn verstreken na het instellen van het cassatieberoep, zodat sprake zal zijn van een overschrijding van de redelijke termijn. Dat dient tot strafvermindering te leiden.
46.
Deze conclusie strekt tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar uitsluitend voor wat betreft het niet vermelden van een artikel waarop de strafoplegging mede is gegrond en wat betreft de strafoplegging, tot vermelding van artikel 47 Sr, tot vermindering van de opgelegde gevangenisstraf en tot verwerping van het beroep voor het overige.
De procureur-generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG

Voetnoten

1.Zie o.m. HR 1 juli 2014, ECLI:NL:HR:2014:1496,
2.Zie o.m. HR 1 juli 2014, ECLI:NL:HR:2014:1496,
3.Zie onder meer HR 22 september 2020, ECLI:NL:HR:2020:1459 (waarneming blauw oog door andere getuige); HR 15 december 2020, ECLI:NL:HR:2020:2034 (verklaring van een getuige dat in het huis van de partner van de aangeefster ook de verdachte verbleef, dat die getuige van die partner begreep dat de verdachte aan die partner had gevraagd of hij als tegenprestatie voor feit dat hij de aangeefster moest wegbrengen, seks met haar kon hebben en dat die partner de verdachte naar de aangeefster had gestuurd voor seks met haar), en HR 15 mei 2018, ECLI:NL:HR:2018:717,