2.4Voorts zijn voor de beoordeling van het middel in het bijzonder de volgende door het hof gebruikte bewijsmiddelen van belang:
“
1. Een aanvangsproces-verbaal van bevindingen van 4 december 2017, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant] (AMB 001, p. 5, 6, 9-13).
Dit proces-verbaal houdt, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, in:
Aanleiding voor het huidige strafrechtelijk onderzoek is een eerder strafrechtelijk onderzoek dat onder de naam [onderzoeksnaam 1] heeft plaatsgevonden naar onder meer oplichting en/of verduistering, gepleegd door [B] , [D] en de leidinggevenden en/of bestuurders van deze rechtspersonen. [medeverdachte 3] was één van deze leidinggevenden.
De oplichting door [B] en [D] vond plaats door - kort gezegd - onder valse voorwendselen particulieren of particuliere ondernemingen te bewegen tot het investeren in obligaties.
[B] is vanaf medio 2016 gestart met het verkopen van obligaties aan particulieren.
De activiteiten van [B] waren een voortzetting van de organisatie die vanaf het derde kwartaal 2015 tot en met juli 2016 obligaties onder de naam [D] verkocht.
In december 2016 is door de FIOD beslag gelegd op de bankrekeningen van [B] en zijn in de landelijke media publicaties verschenen omtrent vermoedelijke beleggingsfraude met betrekking tot [B] .
Kort daarna is deze organisatie onder leiding van [medeverdachte 3] , onder de namen [G] en [H] obligaties gaan verkopen. [betrokkene 5] was bestuurder van de stichtingen die de obligaties voor [G] en [H] uitgaven ( [K] en [G] ) en zorgde o.a. voor de beschikbaarheid van bankrekeningen waarop de inleg van de beleggers gestort kon worden.
De verkoop van de obligaties in [D] , [B] , [G] en [H] werd onder meer gedaan door [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [verdachte] . Voor [D] en [B] is in totaal ruim € 7,4 miljoen binnengehaald van beleggers. Voor wat betreft [B] is daarvan helemaal niets geïnvesteerd in het doel dat was voorgehouden en bij [D] was dat slechts een klein gedeelte.
Via de [internetsite] zijn verschillende obligaties aangeboden. Op de website die door de FIOD is gedownload worden zogenaamde [H] MKB obligaties aangeboden. Door [H] is ook een zo genoemde [I] obligatie aangeboden. De [I] obligatie en de MKB-obligatie werden uitgegeven door [K] . De brochures van deze producten zijn aangetroffen in het beslag van het onderzoek [onderzoeksnaam 1] .
Een [H] MKB obligatie zou een investering betreffen in bedrijfsleningen die door [H] aan Nederlandse MKB bedrijven zouden worden verstrekt.
De [I] obligatie betreft volgens de brochure een deelname in een vakantieresort in [plaats] . Er zouden 49 moderne villa's gerealiseerd worden met uitzicht op de Middellandse Zee. In de brochure zijn foto's opgenomen van vier villa-typen.
De obligaties [G] werden uitgegeven door [G] . In het beslag van het onderzoek [onderzoeksnaam 1] zijn verschillende brochures van dit product aangetroffen. In de ene brochure werd het product [G] genoemd en in de andere brochure zou het om [L] gaan. Het zou volgens deze brochures een investering betreffen in 85 luxe duurzame prefab bungalows, villa’s en een Bed & Breakfast.
Verdachten [verdachte] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] werkten in 2016 alle drie als verkoper/account-manager voor de organisatie die - onder leiding van onder andere [medeverdachte 3] - obligaties [D] en [B] verkocht.
[verdachte] was vanaf 4 april 2016 tot en met 31 mei 2016 in dienst van [E] . Vanaf 1 juni 2016 tot en met 31 december 2016 werd hij voor zijn werkzaamheden voor [D] en [B] betaald door [F] B.V.
[medeverdachte 2] was vanaf 1 januari 2016 tot en met 31 mei 2016 in dienst van [E] . Vanaf 1 juni 2016 tot en met 31 december 2016 werd hij voor zijn werkzaamheden voor [D] en [B] betaald door [F] B.V.
[medeverdachte 1] werd voor haar werkzaamheden voor [D] en [B] vanaf 1 juni 2016 betaald door [F] B.V.
Met ingang van 2 januari 2017 zijn [verdachte] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] in dienst gekomen van [J] B.V. Vanaf die datum werd hun salaris vanuit deze vennootschap betaald.
Op de dag van de doorzoeking in het kantoorpand [b-straat 1] te [geboorteplaats] op 28 maart 2017 waren [verdachte] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] alle drie aanwezig. Zij hebben toen verklaard dat zij bezig waren met verkoopactiviteiten voor [H] .
Uit het onderzoek is naar voren gekomen dat de inleggelden voor deelname in [G] en/of [H] zijn gestort op bankrekeningen van [M] B.V. ( [rekeningnummer 1] ) en [N] B.V. ( [rekeningnummer 2] ). De activiteiten van deze vennootschap bestaan uit:
• Het uitvoeren van bestratings-, grond- en tuinwerkzaamheden en rioolwerkzaamheden
• Ter beschikking stellen van arbeidskrachten
In het onderzoek [onderzoeksnaam 1] verklaarde één van de verdachten het volgende:
“ [M] is een BV die door [medeverdachte 3] werd gebruikt om geld op te storten en door te storten. (...) Ik denk dat [medeverdachte 3] die rekeningen gebruikte omdat de andere rekeningen waren geblokkeerd. Deze BV's stonden niet op naam van [medeverdachte 3] maar hij had wel de beschikking over die Rabo-rekeningen. Ook bij die BV werd gebruik gemaakt van een katvanger.”
Bij de doorzoeking van de woning van [medeverdachte 3] op 28 maart 2017 is een Rabo-betaalpas van [M] B.V. met nummer [rekeningnummer 1] , pasnummer […] , met een random reader aangetroffen.
Uit de beschikbare bankafschriften van [M] B.V. en [N] B.V. komt zowel bij [H] als [G] naar voren dat inleggelden, die kort na de start binnenkomen, vrijwel geheel besteed worden aan:
• operationele kosten zoals salarissen, bonussen
• rentevergoeding van andere beleggers
• geringe contante opnamen
• overboekingen naar verdachten
Uit de bankmutaties van de rekening [rekeningnummer 1] van [M] B.V. komt naar voren dat tot 22 maart 2017 een bedrag van € 57.500 voor [H] is ingelegd. Deze gelden werden direct gebruikt voor loonbetalingen en andere bedrijfskosten van [J] B.V.
Besteding inleg [betrokkene 6]
Op 2-3-2017 wordt (bij een saldo van € 0,00) op de bankrekening [rekeningnummer 1] van [M] BV een inleg van € 10.000,-, afkomstig van [rekeningnummer 3] t.n.v. [betrokkene 6] bijgeschreven. Vervolgens vinden op dezelfde dag de volgende overboekingen plaats:
• € 4.500,- naar [rekeningnummer 4] van [J] BV.
• € 4.700,- naar [rekeningnummer 4] van [J] BV.
Van het restant van € 800,- wordt op dezelfde dag:
• een rentevergoeding van € 170,83 betaald aan [betrokkene 7] , belegger in [G] .
• een bedrag van € 600,- overgemaakt naar [O] , het bedrijf van [betrokkene 4] , waarvan ambtshalve bekend is dat hij verdachte is in de zaak [onderzoeksnaam 2] .
De bedragen die op 2 maart 2017 zijn overgemaakt naar [J] BV komen op 3 maart 2017 op [rekeningnummer 4] binnen en zijn als volgt besteed:
Voorschot salaris [medeverdachte 2] € 1500,-
Voorschot salaris [verdachte] € 1500,-
Voorschot salaris [medeverdachte 1] € 1000,-
Besteding inleg [betrokkene 7]
Op 28 december 2016 komt op de bankrekening [rekeningnummer 1] van [M] BV, afkomstig van [rekeningnummer 5] t.n.v. [betrokkene 7] een bedrag van € 25.000,- binnen.
Deze € 25.000,- is als volgt besteed: salaris/ personeel € 19.101,33
In [onderzoeksnaam 1] zijn telefoongesprekken opgenomen en uitgeluisterd, waaronder die van [medeverdachte 3] .
Gesprek nr. 5778 d. d. 20 februari 2017 tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] .
In dit gesprek belt [medeverdachte 1] naar [medeverdachte 3] . [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] hebben overleg over het aanpassen van de website voor [H] . [medeverdachte 1] stelt [medeverdachte 3] vragen over hoe de obligatievoorwaarden en de veel gestelde vragen op de pagina weergegeven moeten worden. [medeverdachte 1] vertelt met betrekking tot de obligatievoorwaarden en de uit te geven obligaties lachend aan [medeverdachte 3] dat ze aan het rekenen en schuiven is geweest omdat het wel een beetje moet uitkomen. [medeverdachte 3] vertelt dat hij een nachtje moet doorknallen en dat het dan wel af is waarop [medeverdachte 1] zegt dat ze dan nog even de klanten naar binnen moeten zien te fietsen.
In de telefoon van [medeverdachte 1] is in het chatverkeer via Whatsapp een groepsapp genaamd ' [J] ' aangetroffen tussen [medeverdachte 3] , [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [verdachte] . De groepsapp is aangemaakt op 24 januari 2017 en de chats lopen tot 17 maart 2017. Uit de chats binnen deze groepsapp volgt dat verdachten [medeverdachte 3] , [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [verdachte] overleg voeren over:
-het binnenhalen van klanten;
-de layout en inhoud van de brochure en website van [H] ;
-het briefpapier;
[medeverdachte 3] geeft verder onder meer regelmatig aan dat er klanten binnen gehaald moeten worden
omdat er betalingen gedaan moeten worden. Er wordt gesproken over het 'uitvoeren van druk' en 'binnen schoffelen' van een klant omdat er dringend geld nodig is.
15. Een geschrift, te weten een uitgewerkt telefoongesprek tussen [medeverdachte 3] en [verdachte] van 20 februari 2017 (DOC-008, p. 1-4).
Dit geschrift houdt, kort en zakelijk weergegeven, in:
[medeverdachte 3] : hoe is het vandaag gegaan goed?
[verdachte] : jawel het is goed gegaan We hebben lekkere telefoongesprekjes gevoerd en ehh en een paar klanten der even doorheen trekken en wat toch wel een voordeel is dat de eerste honderd klanten of 75 altijd dat die dus eh hoeven geen kosten te betalen
[verdachte] : ja toen kreeg ik er één aan de telefoon, ja maar als ik nou wil stoppen ik zeg mijnheer als u wilt stoppen ik zeg met een week a twee weken heb u uw centjes weer terug en [medeverdachte 1] zegt hoe kunde dat zeggen!
[medeverdachte 3] : ja
[verdachte] : ik ben ik zei later tegen [medeverdachte 1] , ik zeg [medeverdachte 1] dat is het verkooppraatje.”