2.3Deze bewezenverklaring is gebaseerd op tien bewijsmiddelen die zijn opgenomen in een bijlage bij het arrest, waaronder drie verklaringen van de verdachte zelf:
“1. De verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting in eerste aanleg van 8 september 2022.
Deze verklaring houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Ik was (het hof begrijpt: op 11 maart 2021) omstreeks 23:30 uur bij de woning van (het hof begrijpt: [betrokkene 1] ) [betrokkene 1] . Ik zag [betrokkene 1] en [slachtoffer] (het hof begrijpt: [slachtoffer] ) staan. Een maand daarvoor had ik een conflict met [slachtoffer] . Ik was met [medeverdachte 1] op pad in zijn busje. Ik droeg een vuurwapen in mijn jaszak. Ik stapte uit want ik wilde verhaal halen bij [slachtoffer] . Ik zag [slachtoffer] en roep hem een paar keer en hij rende naar binnen toen hij mij zag. [slachtoffer] rende weg omdat hij bang was. Vervolgens liep ik terug en zette het pistool op het hoofd van [betrokkene 1] . Dat deed ik om [slachtoffer] te bedreigen. Ik wilde aan [slachtoffer] een signaal afgeven door het vuurwapen tegen het hoofd van [betrokkene 1] te zetten. Ik weet alles nog. Ik had mijn statement gemaakt en mijn doel bereikt.
Later die nacht, op 12 maart 2021, waren we met het busje bij het busstation in [plaats] . Toen wij buiten het busje waren zag ik [slachtoffer] en [medeverdachte 2] aan komen lopen. Ik vroeg [slachtoffer] om in te stappen. Ik wilde dat hij de auto in ging, want je gaat iemand niet open en bloot bedreigen met een pistool. Hij zat in het midden en ik zat helemaal rechts op de passagiersstoel. Ik haalde het vuurwapen uit mijn jaszak en hield het vast met mijn vinger op de trekker. Ik heb het vuurwapen toen doorgeladen. Ik en [slachtoffer] zaten beiden met onze rug tegen de rugleuning. Ik hield het wapen gericht op het hoofd van [slachtoffer] . Hij ging met zijn mond over het wapen.
2. De verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep van 4 maart 2024.
Deze verklaring houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Ik heb het wapen op het hoofd van [betrokkene 1] gezet met als doel via hem [slachtoffer] te bedreigen. Het was de bedoeling dat [betrokkene 1] dat aan [slachtoffer] zou doorgeven. De bedreiging was om te laten zien dat ik een wapen had, dat [betrokkene 1] dat tegen [slachtoffer] zou zeggen en dat het menens was. Ik wilde verhaal halen bij [slachtoffer] .
U vraagt mij naar het moment dat ik samen met [slachtoffer] (het hof begrijpt: [slachtoffer] ) voorin de cabine van de bus van [medeverdachte 1] (het hof begrijpt: [medeverdachte 1] ) zat op die 12e maart 2021 in [plaats] . Mijn herinneringen aan het moment dat ik samen met [slachtoffer] naast elkaar voorin de bus van [medeverdachte 1] zit zijn nog scherp. Ik haalde het vuurwapen te voorschijn, laadde het door, ik richt het op het hoofd van [slachtoffer] , toen is hij met zijn mond op wapen gegaan en het wapen ging af. Ik had op dat moment mijn vinger op de trekker. Er kan alleen een kogel zijn afgevuurd 1 doordat de trekker is overgehaald. [slachtoffer] was meteen dood. Hij lag voorover gebogen en er kwam bloed uit zijn mond.
Wij, [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] (het hof begrijpt: [medeverdachte 2] ) en ik, zijn vervolgens met het stoffelijk overschot van [slachtoffer] weggereden. We zijn eerst naar de woning van [medeverdachte 1] gereden. Hij is naar binnen gegaan en heeft vuilniszakken en twee paar handschoenen gepakt. Vervolgens zijn we naar een parkeerplaats in [plaats] gereden en daarna naar [plaats] . Het doel was dat [slachtoffer] zou gedumpt.
Eerst is er nog een andere plek bekeken, maar die was niet geschikt. Ik heb die plek gezien. [medeverdachte 1] vond die plek niet geschikt. Ik heb gezien dat [slachtoffer] over het gras werd gesleept, dat hij de grond raakte. Ik ben meegelopen naar de plek waar [slachtoffer] uiteindelijk is neergelegd en later is gevonden.
Na het schietincident zijn onze telefoons uitgezet.
Nadat het lichaam van [slachtoffer] bij de sloot was achtergelaten zijn we naar België gereden. Daar hebben we ons gewassen en nieuwe kleding gekocht.
8. Een proces-verbaal van verhoor verdachte met nummer 2021052259 van 14 januari 2022, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 1] en [verbalisant 2] (ongenummerd).
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van [verdachte] op 6 januari 2022, zakelijk weergegeven:
Op 12 maart 2021 reden we terug naar [plaats] . Op een gegeven moment zag ik [medeverdachte 2] en [slachtoffer] komen aanlopen. Ik zei tegen [slachtoffer] stap even in. Ik stapte ook in en ik heb mijn wapen getrokken en voor het gezicht van [slachtoffer] gezet. Op een gegeven moment deed [slachtoffer] zijn mond over het wapen heen en toen ging het wapen af. Opeens kwamen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] aanrennen en die zagen dat [slachtoffer] voorover was gebogen en er bloed uit zijn mond kwam. [medeverdachte 2] stapte via de zijkant achterin. Ik deed de deur dicht. [medeverdachte 1] stapte ook in en we reden naar [medeverdachte 1] zijn deur (het hof begrijpt: het huis van [medeverdachte 1] ). We zijn nog langs [slachtoffer] zijn huis gereden. Met zijn telefoon. Voor zijn deur heeft [medeverdachte 1] zijn telefoon uitgezet zodat het leek alsof hij naar huis ging. Hij heeft daar vuilniszakken en twee paar handschoenen gepakt. We reden naar [A] . Daar stapte ik uit. [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] stapten ook uit. [medeverdachte 1] gaf handschoenen aan [medeverdachte 2] en zij hebben toen [slachtoffer] achterin gezet. Daarna zijn we alle drie weer ingestapt. We reden richting [plaats] . We kwamen aan bij een doodlopende straat langs [natuurgebied] . [medeverdachte 1] vond het geen geschikte plek omdat daar veel mensen langs liepen met een hond en het was meer overzichtelijk. We reden richting de plek waar hij is gevonden en parkeerden onze auto. [medeverdachte 1] stapte uit en zocht een geschikte plek om [slachtoffer] te dumpen. Dus hij liep een padje op en daar ging hij tot het einde rennen om een geschikte plek te zoeken. Hij kwam terug en zei dat hij een geschikte plek had gevonden. Daar is het lichaam achtergelaten in de sloot op de plek waar hij later is gevonden. We reden toen naar België. Onderweg hebben we een afslag genomen en is de telefoon van [slachtoffer] in het water gegooid. Toen we in het hotel waren hebben [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] met natte doekjes de auto schoon zitten maken. We kochten nieuwe kleding en we hebben de kleding die we aan hadden gewassen bij een wasserette.”