ECLI:NL:PHR:2025:1256
Parket bij de Hoge Raad
- Rechtspraak.nl
Cassatieberoep tegen de toewijzing van een vordering tot tenuitvoerlegging van een voorwaardelijk opgelegde straf
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep ingesteld door de verdachte, die op 3 oktober 2023 door het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden is veroordeeld tot een taakstraf van 64 uren wegens overtreding van artikel 107, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994. Het hof heeft ook de vordering tot tenuitvoerlegging van een voorwaardelijk opgelegde straf toegewezen, waarbij de opgelegde hechtenis van twee weken is omgezet in een taakstraf van 28 uren. De advocaat van de verdachte heeft in cassatie aangevoerd dat het hof ten onrechte de vordering tot tenuitvoerlegging heeft toegewezen, omdat niet is aangetoond dat de verdachte op de hoogte was van de voorwaardelijke veroordeling. De advocaat-generaal heeft bevestigd dat er geen bewijs is dat de dagvaarding in eerste aanleg aan de verdachte is betekend.
De Hoge Raad heeft vastgesteld dat het hof onvoldoende gemotiveerd heeft waarom de vordering tot tenuitvoerlegging is toegewezen, gezien de onduidelijkheid over de kennis van de verdachte van de voorwaardelijke veroordeling. De Hoge Raad heeft de conclusie getrokken dat de motiveringsplicht van de rechter ook van toepassing is op de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de vordering tot tenuitvoerlegging. De Hoge Raad heeft de uitspraak van het hof vernietigd, maar alleen wat betreft de beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straf en heeft de zaak terugverwezen naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden voor herbehandeling.