ECLI:NL:PHR:2025:127

Parket bij de Hoge Raad

Datum uitspraak
18 maart 2025
Publicatiedatum
30 januari 2025
Zaaknummer
22/04572
Instantie
Parket bij de Hoge Raad
Type
Conclusie
Rechtsgebied
Strafrecht
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Eendaadse samenloop van diefstal met geweld en afpersing door twee of meer verenigde personen

In deze zaak gaat het om een eendaadse samenloop van diefstal met geweld en afpersing, gepleegd door twee of meer verenigde personen. De verdachte, geboren in 1994, heeft samen met een medeverdachte de aangever, [benadeelde], in zijn woning bedreigd met messen en gedwongen tot de afgifte van een hoeveelheid hennep, een telefoon en een brandweerpieper. De feiten vonden plaats op 21 oktober 2019. De aangever deed aangifte en zijn verklaring werd ondersteund door getuigenverklaringen. De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de hoogte van de opgelegde gevangenisstraf. De Hoge Raad heeft de zaak in cassatie behandeld, waarbij de verdediging aanvoerde dat de aangifte onvoldoende steun vindt in de bewijsmiddelen. Het hof heeft echter geoordeeld dat de aangifte op essentiële punten wordt ondersteund door andere bewijsmiddelen. De verdachte is eerder veroordeeld tot 26 maanden gevangenisstraf, met aftrek van voorarrest. De conclusie van de procureur-generaal strekt tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar alleen wat betreft de hoogte van de opgelegde gevangenisstraf, en tot verwerping van het beroep voor het overige.

Conclusie

PROCUREUR-GENERAAL
BIJ DE
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
Nummer22/04572
Zitting18 maart 2025
CONCLUSIE
A.E. Harteveld
In de zaak
[verdachte] ,
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1994,
hierna: de verdachte
De verdachte is bij arrest van 6 december 2022 door het gerechtshof Amsterdam wegens "de eendaadse samenloop van diefstal, voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, die diefstal gemakkelijk te maken en bij betrapping op heter daad, aan zichzelf of andere deelnemers van het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen en afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen", veroordeeld tot 26 maanden gevangenisstraf, met aftrek van voorarrest als bedoeld in art. 27, eerste lid, Sr. Het hof heeft de vordering van de [benadeelde] gedeeltelijk toegewezen en een schadevergoedingsmaatregel opgelegd. Het hof heeft voorts de tenuitvoerlegging gelast van een eerder voorwaardelijk opgelegde jeugddetentie voor de duur van 139 dagen en van een eerder voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden.
Er bestaat samenhang met de zaak 22/04612. In deze zaak zal ik vandaag ook concluderen.
Het cassatieberoep is ingesteld namens de verdachte. R.J. Baumgardt, advocaat in Rotterdam, en P. van Dongen, advocaat in Amsterdam, hebben één middel van cassatie voorgesteld.
Het hof heeft ten laste van de verdachte bewezenverklaard dat:
“hij op 21 oktober 2019 te [plaats] , tezamen en in vereniging, met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een telefoon (Huawei P30 Pro), een geldbedrag en een brandweerpieper, toebehorende aan [benadeelde] , welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van bedreiging met geweld tegen die [benadeelde] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en zijn mededader hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
en
met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen, door bedreiging met geweld, [benadeelde] heeft gedwongen tot de afgifte een hoeveelheid hennep/wiet, die aan die [benadeelde] toebehoorde,
welke bedreiging met geweld bestond uit
- het tonen van messen aan die [benadeelde] en
- het drukken van een mes tegen de borst van die [benadeelde] en
- het maken van stekende bewegingen met dat mes vlak voor het gezicht van die [benadeelde] en het plaatsen van de punt van het mes onder op de kin van die [benadeelde] en
- daarbij dreigend die [benadeelde] de woorden toe te voegen "Ga met je kankerbek op de grond liggen" en "Ik zweer dat ik je neersteek" en "ik ga je kanker doodmaken" en "Waar is je kankergeld" en "Kom hier met die kankertelefoon" en "Waar is je kankerwiet" en "Als je de politie belt (..) dan steek ik je neer. Ik maak je dood", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.”
5. Het middel bevat de klacht dat ’s hofs verwerping van de verweren, dat de aangifte onvoldoende steun vindt in de bewijsmiddelen en dat de aangifte niet betrouwbaar is, ontoereikend is gemotiveerd, althans onbegrijpelijk is.
5.1 In de toelichting op het middel wordt, in de eerste plaats, aangevoerd dat “het hof zonder motivering steun [heeft] gevonden in de camerabeelden, terwijl door de verdediging onbetwist is betoogd dat de tijdspanne die kan worden afgeleid uit de camerabeelden ook past bij het scenario van de verdediging.” In de tweede plaats wordt aangevoerd dat het hof niet heeft gerespondeerd op het verweer, dat aangever meerdere locaties heeft genoemd voor het aantreffen van zijn telefoon en pieper. In de derde plaats wordt aangevoerd dat het hof niet heeft gerespondeerd op het verweer, dat de aangever heeft verklaard dat de verdachten de woning zouden hebben verlaten met onder meer een bak van 25 bij 25 centimeter met 300 gram natte hennep en een koksmes van 30 centimeter en direct richting de auto zouden zijn gelopen, terwijl de inzittenden van de auto hiervan iets moeten hebben gezien of geroken hetgeen niet het geval is geweest.
5.2 De bewezenverklaring berust voor zover voor de bespreking van het middel van belang op de volgende bewijsmiddelen (met weglating van verwijzingen):
1. Een proces-verbaal van aangifte van 22 oktober 2019, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar (…).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 21 oktober 2019 tegenover verbalisant afgelegde verklaring van
[benadeelde]:
Ik ben woonachtig op de [a-straat] te [plaats] . Sinds een week of zes woont [betrokkene 1] bij mij in.
Op 21 oktober 2019 fietste ik vanaf mijn werk, op vakantiepark [A] , naar mijn woning. Ik zag dat de voordeur open stond, terwijl ik deze zelf dicht had gedaan toen ik weg ging. De deur van de woonkamer stond op een kiertje. Ik deed de deur open. Ik zag dat er links van mij twee mannen stonden. Ik zag dat zij in de wandkast aan het graaien waren. Ik denk dat de mannen op anderhalve meter afstand van mij stonden. Ik zag dat man 3 een groot koksmes in zijn linkerhand had. Deze had een totale lengte van ongeveer 30 cm. Ik zag dat hij van mij schrok en naar mij toe draaide. Hij ging recht voor mij staan en pakte mij met zijn rechterhand bij mijn linkerschouder. Ik zag dat hij het koksmes in zijn linkerhand tegen de linkerzijde van mijn borstkas hield. Ik voelde het prikken tegen mijn borst. Ik zag dat man 4 ook een mes in zijn hand had. Dit mes was veel kleiner dat het mes van man 3. Het was meer een aardappelschil mesje. Hij hield het mes op borsthoogte met de punt naar mij gericht. Hij deed verder niets met het mes. Ik voelde dat man 3 mij naar achteren duwde in de richting van de keuken en het toilet. Ik hoorde de man zeggen: “Ga met je kankerbek op de kankergrond liggen. Ik zweer dat ik je neersteek. Ik ga je kanker doodmaken.” Ik ging op mijn buik op de grond liggen met mijn hoofd in de richting van de woonkamer. Ik zag dat man 4 bij man 3 ging staan. Ik hoorde dat de mannen tegen mij schreeuwden. Ik hoorde hen roepen: “Waar is je kankergeld dan?”. Mijn telefoon was uit mijn hand gevallen en lag naast mij op de grond. Ik hoorde man 3 zeggen: "Kom hier met die kankertelefoon". Ik zag dat man 3 mijn telefoon gewoon zelf van de grond opraapte. Ik hoorde man 3 zeggen: “Je hebt nog meer. Waar is je kankergeld, en waar is je kankerwiet." Ik liep naar het grote wandmeubel. Daar bewaar ik wat contant geld, Het waren biljetten van 10 en 20 euro. Ik zag dat het geld er niet meer lag. Ik zei tegen de mannen: “Jullie hebben alles al.” Op een plank daaronder lag een bak waarin ik wiet bewaar. Ik denk dat er ongeveer 300 gram aan vochtige wiettoppen in de bak lagen. Ik gaf de bak met wiet aan man 3.
Ik hoorde man 3 zeggen dat ik weer op de grond moest liggen. Ik zag dat man 3 het grote koksmes vlak voor mijn gezicht hield. Hij maakte stekende bewegingen met het mes in de lucht. Op het laatst drukte hij het puntje van het koksmes onder mijn kin. Ik droeg de pieper van de brandweer aan mijn broeksriem op mijn linkerheup. Ik hoorde man 4 tegen man 3 zeggen dat hij mijn pieper moest pakken omdat ik anders iemand kon alarmeren. Ik hoorde man drie zeggen: “Als je de politie belt, of iemand anders belt, dan steek ik je neer. Ik maak je dood.”
Ik wilde naar het [naam] huis rennen, om aldaar de politie te alarmeren. Maar toen zag ik de, twee mannen rennen ter hoogte van de parkeerplaats voor het [naam] huis. Ik schreeuwde heel hard: "Héééé" en rende achter de mannen aan. Toen we enkele tientallen meters gerend hadden, draaide één van de twee mannen zich om. Ik zag dat hij een groot koksmes omhoog hield en in mijn richting rende. Ik draaide ook om en rende terug. Ik was bang dat de man mij neer zou gaan steken. Ik zag dat de man met het koksmes niet meer achter mij aankwam en omdraaide. Ik zag dat er iemand aan kwam fietsen. Ik herkende deze persoon als [betrokkene 2] . Ik riep dat hij achter de mannen aan moest gaan op zijn fiets. Ik zag dat hij achter de mannen aan fietste. Ik was inmiddels naar het [naam] gegaan en belde 112. Ik heb mijn telefoon teruggevonden op de kruising van de [b-straat] met de [c-straat] .
2. Een proces-verbaal van verhoor getuige van 21 oktober 2019, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar (…).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 21 oktober 2019 tegenover verbalisant afgelegde verklaring van
[betrokkene 3]:
Vandaag, 21 oktober 2019, was ik thuis in mijn woning. Ik woon in [plaats] . Rond 20.00 uur hoorde ik wat gestommel bij de buurman in de woning. Ik denk dat het 20.15 uur was toen ik eten haalde bij het [naam] huis. Ik hoorde dat mijn buurman, [benadeelde] , was overvallen in zijn woning. Ik hoorde dat hij daar 112 gebeld had. Ik ben daarna meteen naar huis gegaan met mijn eten en ik heb [benadeelde] opgevangen. Ik heb [benadeelde] even naar binnen gehaald in mijn huis. Hij was nog behoorlijk overstuur. Ik zag dat hij echt boos was. Ik hoorde hem schelden. Ik hoorde hem zeggen dat toen hij van zijn werk thuis kwam, hij meteen vastgepakt werd door twee mannen en dat er direct een mes op zijn keel gezet werd. Ze vroegen om geld en zeiden dat hij zijn bek moest houden anders zouden ze hem steken. Ik hoorde hem zeggen dat zijn telefoon was meegenomen, geld en een pieper van de brandweer. Dit was allemaal gebeurd in zijn woning. [benadeelde] is op zijn fiets gestapt en ik heb de hele tijd die telefoon af laten gaan. Hij heeft toen zijn telefoon teruggevonden.
3. Een proces-verbaal van verhoor getuige van 22 oktober 2019, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar (…).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 21 oktober 2019 tegenover verbalisant afgelegde verklaring van
[betrokkene 4]:
Op 21 oktober 2019, omstreeks 19:45, was ik aan het werk in het [naam] huis in [plaats] . Plotseling zag en hoorde ik dat [benadeelde] de kantine in kwam gerend. Ik zag dat hij een verwilderde blik in zijn ogen had en dat hij volledig in paniek was. Ik hoorde dat hij bijna buiten adem was en dat hij riep direct: "Ze hebben me bedreigd, ik heb een mes aan mijn keel gehad, ik moet een telefoon hebben, ik moet de politie bellen". Hij vroeg om mijn mobiele telefoon en die heb ik hem direct gegeven, want ik zag aan hem dat het ernstig was. Ik hoorde dat hij direct de politie heeft gebeld via het noodnummer 112 en al bellend de kantine uitliep. Later zag ik op mijn telefoon dat het noodnummer om exact 19:45 uur was gebeld.
4. Een proces-verbaal van verhoor getuige van 22 oktober 2019, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar (…).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 22 oktober 2019 tegenover verbalisant afgelegde verklaring van
[betrokkene 2]:
Gisteren, 21 oktober 2019, kwam ik rond 19.15 uur van mijn werk in [plaats] . Ik ben toen op de fiets richting het [naam] huis gereden. Daar zag ik [benadeelde] op straat lopen. Ik hoorde hem schreeuwen iets van "Kom terug!". Ik hoorde hem naar mij roepen: Die buitenlanders hebben mijn spullen. Ook riep hij naar mij dat ik op moest passen want ze hadden messen. Ik fietste door en ik zag twee jongens lopen. Ik zag dat ze capuchons op hadden. Ik riep van alles naar ze. Ik riep dat ze van andermans spullen af moesten blijven en dat het ratten zijn. Zij liepen gewoon door en bijna aan het eind van de [b-straat] , bijna bij de [c-straat] , stopten ze en hoorde ik een van die jongens zeggen dat ik op moest rotten en dat ik me er niet mee moest bemoeien. Ook deed een van die jongens zijn jas open, en liet wat zien. Ik weet niet wat het was. Ik zag dat het glinsterde. Daarna gingen ze linksaf de [c-straat] op. Ik zag dat een van de jongens wat weggooide op het land daar.”
5.3 Het hof heeft inzake het bewezenverklaarde als volgt overwogen:

Het standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat de verdachte en [medeverdachte] (hierna de medeverdachte) op 21 oktober 2019 [benadeelde] (hierna: de aangever) in zijn woning hebben overvallen en een telefoon, brandweerpieper, geld en een bak natte wiet van hem hebben gestolen, dan wel hem gedwongen hun die goederen af te geven. Mede gelet op het geringe tijdverloop tussen het vertrekken van zijn werk en de melding die hij telefonisch bij de politie heeft gedaan, is de aangifte betrouwbaar. De aangifte wordt ondersteund door de verklaringen van verschillende getuigen. Voor de alternatieve scenario’s die door de verdachte en zijn medeverdachte zijn geschetst is onvoldoende steun te vinden in het dossier en zij wijken daarbij op belangrijke onderdelen van elkaar af. De verklaringen van de twee vrouwen die door de rechter-commissaris zijn gehoord zijn ongeloofwaardig omdat zij verklaren over zaken die zij niet hebben kunnen zien en een van de getuigen op het moment van verhoor een relatie had met de verdachte.

Het standpunt van de verdediging

De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte opnieuw dient te worden vrijgesproken van het tenlastegelegde. Primair omdat er onvoldoende wettig bewijs is en subsidiair omdat het bewijs niet overtuigend is. De verdachte heeft bij de rechter-commissaris en ter terechtzitting in eerste aanleg een verklaring gegeven voor zijn aanwezigheid in de woning van de aangever. Deze verklaring wordt ondersteund door bewijsmiddelen in het dossier. Op basis van de camerabeelden is niet uitgesloten dat de aangever al thuis was op het moment dat de verdachten bij zijn woning arriveerden, zoals de verdachte heeft verklaard. Er is geen ondersteuning voor de verklaring van de aangever dat hij is bedreigd met een mes en dat hij op de grond moest gaan liggen. Er is onderzoek gedaan, aan de jas van de aangever, maar de daarop aangetroffen schade is niet te verbinden aan de door hem gestelde bedreiging met een mes. Ten slotte zijn bij de verdachte en de medeverdachte geen goederen van de aangever aangetroffen.
De verdachte had met de aangever afgesproken elkaar die avond te ontmoeten. Hij is naar het huis van de aangever gegaan om zijn tas op te halen die hij daar eerder was vergeten en om op de pof wiet te halen. De aangever was op dat moment thuis en speelde op zijn Playstation. De verdachte en de medeverdachte zijn via de achterdeur naar binnen gegaan. Er ontstond een conflict over de tas, de wiet en een bedrag van € 150,00 dat de mannen de aangever verschuldigd waren voor eerder bij hem op de pof gekochte wiet. De aangever heeft hen vervolgens geduwd en gedreigd met een luchtdrukpistool. De aangever heeft met zijn aangifte willen verbergen dat hij in hennep handelde en had dus een motief voor de aangifte.

Het oordeel van het hof

De aangever heeft verklaard dat hij zijn woning binnenkwam en toen onder bedreiging met messen door twee reeds aanwezige personen is gedwongen geld en goederen af te geven. Een van de mannen heeft onder meer een mes op zijn borst gezet. De mannen hebben zijn telefoon en brandweerpieper meegenomen, kennelijk opdat hij de politie niet kon bellen en hulp kon inroepen. Zij hebben ook wat geld en een bak met natte wiet meegenomen. Hij heeft niet goed kunnen zien hoe de mannen eruit zagen. Zij hadden capuchons over hun hoofd en hun gezichten waren deels bedekt. Nadat de mannen de woning hebben verlaten is hij er achteraan gerend, kwam hij een kennis van hem tegen die achter de mannen is aangereden en is hij naar het [naam] Huis gegaan om de politie te bellen. Later heeft hij met hulp Van een buurman zijn telefoon teruggevonden. Ook de pieper heeft hij teruggevonden nadat hij de alarmtoon hoorde afgaan. Hij heeft de verdachte een keer eerder ontmoet en toen is er gesproken over wiet die de verdachte hem kon verkopen. Hij was toen onder invloed van alcohol en had geblowd.
Met de advocaat-generaal is het hof van oordeel dat de aangifte op essentiële punten wordt ondersteund doof de andere bewijsmiddelen.
De aangever is om 19:30 uur nog te zien op camerabeelden van zijn werk en om 19:45 uur heeft hij de politie gebeld vanuit het café het [naam] Huis, om de hoek bij zijn woning. Getuige [betrokkene 2] heeft de aangever zien roepen naar twee mannen op straat. De aangever vertelde hem dat de mannen zijn spullen hadden. De getuige zag even later een van de mannen iets weggooien op het kruispunt waarover de aangever in zijn aangifte heeft gezegd de mobiele telefoon te hebben teruggevonden. Ook heeft de getuige [betrokkene 2] verklaard dat de aangever riep dat ze messen hadden en dat hij iets glinsterends heeft gezien toen een van de mannen zijn jas opendeed. Getuige [betrokkene 4] heeft verklaard dat de aangever omstreeks 19:45 uur hevig geëmotioneerd het café binnen kwam om de politie te bellen. De buurman, getuige [betrokkene 3] , heeft verklaard dat hij gestommel hoofde in de woning van de aangever en de aangever later te hebben geholpen met het lokaliseren van diens telefoon. De plaats waarop de jas van de aangever was beschadigd, past bij zijn verklaring dat hij met een mes in de borst is geprikt. Aan die constatering doet niet af dat onderzoek van de politie geen definitieve uitslag kon geven over de vraag of deze schade al dan niét is veroorzaakt door een steekvoorwerp.
Het hof heeft ook geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van de aangifte. Dat sprake zou zijn van hennepteelt, dan wel hennephandel door de aangever zou volgens de verdediging moeten volgen uit de verklaringen van de verdachte en zijn medeverdachte. Deze verklaringen wijken echter op meerdere punten van elkaar af, onder meer wat betreft het doel van het bezoek, het voorafgaand contact tussen de aangever en de verdachte en wat er besproken is in de woning van de aangever. Mede op grond daarvan is het door de verdachte geschetste alternatieve scenario onvoldoende aannemelijk geworden.
Het verweer strekkende tot vrijspraak wordt verworpen.”
5.4
Vooropgesteld kan worden dat de rechter die over de feiten oordeelt, beslist wat hij van het beschikbare bewijsmateriaal betrouwbaar en bruikbaar vindt en aan welk bewijsmateriaal hij geen waarde toekent. De feitenrechter hoeft deze beslissingen over de selectie en waardering van het bewijsmateriaal niet te motiveren, behalve in bijzondere gevallen. Bij de beoordeling van het beschikbare bewijsmateriaal kan de feitenrechter betekenis toekennen aan onder meer de onderlinge samenhang van dit bewijsmateriaal en de mate waarin bewijsmateriaal steun vindt in ander bewijsmateriaal. In cassatie kan de Hoge Raad onderzoeken of de conclusies van feitelijke aard, die de feitenrechter heeft getrokken uit de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vastgesteld, begrijpelijk zijn. [1]
5.5
De tweede volzin van art. 359, tweede lid, Sv brengt mee dat de rechter de selectie en waardering van het beschikbare bewijsmateriaal nader dient te motiveren indien deze beslissing in strijd is met een standpunt dat duidelijk, door argumenten geschraagd en voorzien van een ondubbelzinnige conclusie ten overstaan van de feitenrechter naar voren is gebracht. Die nadere motivering kan ook in de bewijsmiddelen of een aanvullende bewijsmotivering besloten liggen. De motiveringsplicht gaat niet zover dat bij niet-aanvaarding van een uitdrukkelijk onderbouwd standpunt op ieder detail van de argumentatie moet worden ingegaan. [2]
5.6
De raadsman van de verdachte heeft, zo blijkt uit de ter terechtzitting van 22 november 2022 overgelegde pleitnota, aangevoerd dat aangevers verklaring geen steun vindt in het bewijs. De raadsman heeft drie argumenten aangedragen:
- dat het onderdeel van aangevers verklaring, dat de verdachte en de medeverdachte zijn huis zijn binnengekomen toen hij niet thuis was, geen steun vindt in het bewijs, omdat op basis van de camerabeelden niet is uitgesloten dat de aangever al thuis was op het moment dat de verdachten bij zijn woning arriveerden;
- dat het onderdeel van aangevers verklaring, dat hij bij terugkomst in de woning is bedreigd met een mes en dat hij op de grond moest liggen, geen steun vindt in het bewijs, omdat aangever geen aantoonbaar letsel heeft en er blijkens het proces-verbaal van forensisch onderzoek geen uitslag kan worden gegeven of de beschadigingen al dan niet zijn veroorzaakt door een steekvoorwerp; en
- dat het onderdeel van aangevers verklaring, dat de verdachte en de medeverdachte aangevers geld, telefoon, brandweerpieper en een bak met wiet hebben meegenomen, geen steun vindt in het bewijs, omdat de aangever verschillend heeft verklaard over de vindplaats van zijn telefoon, getuige [betrokkene 2] niet heeft gezien wat er is weggegooid, getuige [betrokkene 3] niet heeft waargenomen waar aangever zijn telefoon heeft teruggevonden, de aangever mogelijk zijn telefoon in zijn woning heeft achtergelaten, en er geen ondersteuning voor aangevers verklaring kan worden gevonden in de getuigenverklaringen over aangevers gemoedstoestand.
5.7
De raadsman van de verdachte heeft voorts aangevoerd, zo blijkt eveneens uit de pleitnota, dat aangevers verklaring niet betrouwbaar is. De raadsman heeft drie argumenten aangedragen:
- de aangever heeft wisselend verklaard over de vindplaats van de telefoon en de pieper;
- de aangever heeft wisselend verklaard over zijn geschiedenis met de verdachte; en
- de aangever heeft verklaard dat de verdachte en de medeverdachte de woning zouden hebben verlaten met onder meer een bak van 25 bij 25 centimeter met 300 gram natte hennep en een koksmes van 30 centimeter en direct richting de auto zouden zijn gelopen, terwijl de inzittenden van de auto hiervan iets moeten hebben gezien of geroken hetgeen niet het geval is geweest.
5.8
Ik meen dat de verweren, dat de verklaring van de aangever geen steun vindt in de bewijsmiddelen en het verweer dat aangevers verklaring niet betrouwbaar is, bezwaarlijk anders zijn aan te merken dan als uitdrukkelijk onderbouwde standpunten.
5.9
Het hof heeft vastgesteld wat de aangever in zijn aangifte heeft verklaard. Het hof heeft geoordeeld dat de aangifte “op essentiële punten” wordt ondersteund door de andere bewijsmiddelen en heeft daartoe onder meer overwogen dat aangevers verklaring op deze punten steun vindt in de getuigenverklaring van [betrokkene 2] (bewijsmiddel 4), de getuigenverklaring van [betrokkene 4] (bewijsmiddel 3) en getuige [betrokkene 3] (bewijsmiddel 2), opgenomen onder 5.2 en 5.3.
5.1
Het hof heeft overwogen dat het geen aanleiding heeft te twijfelen aan de juistheid van de aangifte en het hof heeft voorts, kort gezegd, overwogen dat de verklaringen van de verdachte en de medeverdachte op meerdere punten van elkaar afwijken.
5.11
Uit het bovenstaande leid ik af dat het hof voldoende steun heeft gevonden voor aangevers verklaring in de feiten en omstandigheden uit de getuigenverklaringen waarnaar wordt verwezen in de bewijsoverweging en leid ik af dat het hof aangevers verklaring betrouwbaar heeft bevonden, mede gelet op de, op meerdere punten van elkaar afwijkende, verklaringen van de verdachte en de medeverdachte die daar door de verdediging tegenover zijn gezet. Die twee conclusies zijn naar mijn oordeel niet onbegrijpelijk. “Mede” op grond van het voorgaande heeft het hof overwogen dat het door de verdediging geschetste alternatieve scenario, onder meer inhoudende (i) dat de aangever al thuis was op het moment dat de verdachten bij zijn woning arriveerden en (ii) dat de aangever hennep zou telen dan wel hennep zou verhandelen, onvoldoende aannemelijk is geworden. Het hof heeft daarmee het verweer van de verdediging dat de verklaring van de aangever geen steun vindt in de bewijsmiddelen en het verweer dat aangevers verklaring niet betrouwbaar is, uitdrukkelijk en naar ik meen toereikend beargumenteerd verworpen.
5.12
Het middel faalt.
6.
Slotsom
7. Het middel faalt. Ik merk in verband met de afdoening in cassatie op dat de rechtbank de verdachte van hetgeen ten laste is gelegd heeft vrijgesproken. Afdoening van het middel door de Hoge Raad op de voet van art. 81, eerste lid, RO ligt niet in de rede.
8. Ambtshalve merk ik op dat de Hoge Raad uitspraak zal doen nadat meer dan twee jaren zijn verstreken na het instellen van het cassatieberoep op 7 december 2022. Dit brengt mee dat de redelijke termijn als bedoeld in art. 6, eerste lid, EVRM in de cassatiefase zal worden overschreden. Dit dient te leiden tot vermindering van de opgelegde gevangenisstraf naar de gebruikelijke maatstaf. Voor het overige heb ik geen gronden aangetroffen die tot vernietiging van de bestreden uitspraak aanleiding behoren te geven.
9. Deze conclusie strekt tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de hoogte van de opgelegde gevangenisstraf, tot vermindering daarvan aan de hand van de gebruikelijke maatstaf en tot verwerping van het beroep voor het overige.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG

Voetnoten

1.Zie bijv. HR 10 december 2024, ECLI:NL:HR:2024:1840; HR 4 april 2023, ECLI:NL:HR:2023:498. Zie eerder bijvoorbeeld HR 21 mei 2019, ECLI:NL:HR:2019:780,
2.HR 11 april 2006, ECLI:NL:HR:2006:AU9130,