ECLI:NL:PHR:2025:137
Parket bij de Hoge Raad
- Rechtspraak.nl
Oplichting van woningcorporaties door het verstrekken van valse stukken met betrekking tot de bewezenverklaring en de redelijke termijn
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep ingesteld door de verdachte tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag, dat op 20 december 2022 werd uitgesproken. De verdachte was eerder door de rechtbank Den Haag op 5 juni 2019 veroordeeld voor meerdere feiten, waaronder medeplegen van oplichting en valsheid in geschrift. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank bevestigd, maar met enkele aanpassingen in de bewezenverklaring. De verdachte heeft cassatie ingesteld, waarbij het middel zich richt tegen de bewezenverklaring van valsheid in geschrift. De Procureur-Generaal bij de Hoge Raad, V.M.A. Sinnige, concludeert dat het hof kennelijke schrijffouten in de bewezenverklaring had moeten verbeteren. De conclusie strekt tot vernietiging van de strafoplegging, maar verwerping van het cassatieberoep voor het overige. Tevens wordt opgemerkt dat de redelijke termijn voor de uitspraak is overschreden, wat mogelijk leidt tot strafvermindering. De zaak heeft betrekking op de oplichting van woningcorporaties door het verstrekken van valse documenten, waarbij de verdachte samen met anderen betrokken was. De rechtbank en het hof hebben vastgesteld dat de verdachte valse documenten heeft opgemaakt met het oogmerk deze als echt te gebruiken.