ECLI:NL:PHR:2025:150

Parket bij de Hoge Raad

Datum uitspraak
11 februari 2025
Publicatiedatum
3 februari 2025
Zaaknummer
22/03746
Instantie
Parket bij de Hoge Raad
Type
Conclusie
Rechtsgebied
Strafrecht
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zware mishandeling door inzet van hond

In deze zaak gaat het om een zware mishandeling waarbij de verdachte, op 8 januari 2020, zijn hond opdracht gaf om zijn levensgezel, [aangeefster], aan te vallen. De aanval resulteerde in blijvende littekens en een gevoelsstoornis in de vingers van [aangeefster]. De zaak kwam voor de Hoge Raad na een eerdere veroordeling door het gerechtshof Den Haag, waar de verdachte was veroordeeld tot 7 maanden gevangenisstraf, waarvan 3 maanden voorwaardelijk. De verdachte heeft cassatie ingesteld, waarbij hij aanvoert dat de bewezenverklaring ontoereikend is gemotiveerd. De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld op basis van de verklaringen van getuigen, waaronder die van [aangeefster] en haar dochter, die consistent waren en als betrouwbaar werden beschouwd. De conclusie van de Procureur-Generaal strekt tot verwerping van het beroep, waarbij wordt opgemerkt dat de redelijke termijn is overschreden, maar dat dit geen aanleiding geeft voor verdere rechtsgevolgen. De zaak illustreert de complexiteit van bewijsvoering in geweldsdelicten en de rol van getuigenverklaringen in de beoordeling van de betrouwbaarheid van het bewijs.

Conclusie

PROCUREUR-GENERAAL
BIJ DE
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
Nummer22/03746
Zitting11 februari 2025
CONCLUSIE
V.M.A. Sinnige
In de zaak
[verdachte] ,
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1980,
hierna: de verdachte
De verdachte is bij arrest van 29 september 2022 door het gerechtshof Den Haag wegens ‘zware mishandeling’ veroordeeld tot 7 maanden gevangenisstraf, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren, met aftrek van voorarrest als bedoeld in art. 27, eerste lid, Sr. Daarbij is als bijzondere voorwaarde een contactverbod opgelegd, welke voorwaarde dadelijk uitvoerbaar is verklaard. Voorts is de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toegewezen en een schadevergoedingsmaatregel opgelegd, een en ander zoals in het arrest nader omschreven.
Het cassatieberoep is ingesteld namens de verdachte. T. Kocabas, advocaat in Zoetermeer, heeft één middel van cassatie voorgesteld.
Het middel bevat de klacht dat de bewezenverklaring ontoereikend, althans onbegrijpelijk is gemotiveerd.
Het hof heeft ten laste van de verdachte bewezenverklaard dat:
“hij op 8 januari 2020 te [plaats] aan (zijn levensgezel) [aangeefster] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten blijvende littekens op de arm van die [aangeefster] en een gevoelsstoornis (zenuwletsel) in de vingers van die [aangeefster] , heeft toegebracht door zijn, verdachtes, hond opdracht te geven om die [aangeefster] te bijten en/of te pakken en/of aan te vallen ten gevolge waarvan voornoemde hond die [aangeefster] met kracht heeft gebeten.”
5. De bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen (met weglating van een deel van de verwijzingen):
“1. Een proces-verbaal van aangifte d.d. 24 januari 2020 van de Politie Eenheid Den Haag (…). Dit proces-verbaal houdt onder meer in (…):
als de op 24 januari 2020 afgelegde verklaring van [aangeefster] :
Op 8 januari 2020 was ik in mijn woning aan het [a-straat 1] te [plaats] . Mijn [dochter] , mijn ex-partner [verdachte] , zijn hond en mijn hond waren daar ook. Op 8 januari 2020 ’s avonds kregen [verdachte] en ik ruzie. Ik hoorde [verdachte] tegen de hond zeggen dat hij moest pakken. Hij gaf zijn hond het commando: "Bierz". Dat betekent in het Nederlands: "Pak maar".
De hond van [verdachte] beet mij in mijn arm. Toen de hond mij beet voelde ik hevige pijn in mijn rechterarm. De hond zette zijn tanden in mijn arm en begon met zijn kop te schudden. De hond liet niet los. Ik heb toen veel bloed verloren. Het bloed spoot uit mijn arm. Later bleek dat de wonden tot aan het bot waren zo, zo diep. Ik had veel pijn aan mijn rechterarm en bloedde hevig.
Ik zag dat er een buurman kwam en die hielp mij met het stelpen van het bloed. Ik ben naar het ziekenhuis gebracht door de ambulance en ik ben die dag geopereerd. Na de operatie heb ik nog 5 dagen in het ziekenhuis gelegen. Ik heb nog steeds pijn aan mijn arm en had geen gevoel in twee vingers van mijn rechterhand. Ik heb nog steeds veel pijn op de plek waar die spier is toegetakeld en is gehecht. Ik schrok erg dat die hond mij beet nadat [verdachte] hem dat commando gaf.
2. Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 9 januari 2020 van de Politie Eenheid Den Haag (…), met fotobijlagen. Dit proces-verbaal houdt onder meer in (pagina’s 7 tot en met 10):
als relaas van de opsporingsambtenaar:
Op 9 januari 2020 kwam ik, [verbalisant 1] , ter plaatse op de [a-straat 1] te [plaats] . Aldaar zou een vrouw gebeten zijn door een hond. Ik zag dat een vrouw uit de woning kwam. Dit bleek later het slachtoffer [aangeefster] , geboren op [geboortedatum] 1974, te zijn.
Ik zag dat haar rechterarm onder het bloed zat. Ik zag dat de vrouw aan het huilen was en ik zag dat zij pijn had. Ik heb de vrouw naar de ambulance gebracht. Ik heb haar in de ambulance gezet en de deur werd gesloten.
Ik zag dat er vervolgens een vrouw op mij af kwam lopen. Zij gaf aan dat zij de dochter van de vrouw was die in de ambulance was. Zij verklaarde mij dat haar moeder was gebeten door de hond van [verdachte] . Hij zou de hond opdracht hebben gegeven om haar moeder aan te vallen.
Ik ben vervolgens de ambulance ingestapt en ik vroeg aan [aangeefster] wat er plaats had gevonden. Wij spraken in de Engelse taal met elkaar. Ik hoorde dat zij het volgende verklaarde:
"Ik heb ruzie gehad, met mijn vriend. We kregen ruzie vandaag en hij heeft gewoon de hond ingezet op mij. Hij gaf hem opdracht om mij te bijten".
3. Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 9 januari 2020 van de Politie Eenheid Den Haag (…), met fotobijlagen. Dit proces-verbaal houdt onder meer in (…):
als relaas van de opsporingsambtenaar:
Op 9 januari 2020 om 00.20 uur sprak ik, [verbalisant 2] , in de woning op de [a-straat 1] te [plaats] een vrouw die zich legitimeerde als [dochter] . Ik vroeg haar of zij mij iets kon vertellen over wat er was gebeurd.
[dochter] verklaarde mij het volgende:
Ik stond in de woonkamer. Mijn moeder, [aangeefster] , had ruzie met haar vriend [verdachte] . Op een gegeven moment duwde [verdachte] mijn moeder in een hoek van de kamer. Mijn moeder kon geen kant meer op. Vervolgens riep hij de hond bij zich, pakte deze bij de halsband en riep meerdere malen naar de hond dat hij mijn moeder moest pakken. Hij richtte de hond daarbij naar mijn moeder. Vervolgens beet de hond mijn moeder. Ik zag overal bloed, het ging door de hele kamer. Op een gegeven moment liet de hond los. Toen dit gebeurde was [verdachte] ontzettend dronken.
4. Een geschrift, zijnde medisch informatie d.d. 31 maart 2020 van de GGD Hollands Midden, opgemaakt en ondertekend door S. Drijver, Forensisch arts FMG. Dit geschrift houdt onder meer in (…):
Betreft: letselbeschrijving [aangeefster]
Naar aanleiding van het opgelopen letsel bij [aangeefster] , geboren [geboortedatum] 1974, is medische informatie opgevraagd en ontvangen.
Na het interpreteren van deze informatie kan ik uw vragen als volgt beantwoorden.

1.Welk letsel is erbij betrokkene waargenomen?

De traumachirurg van het LUMC heeft een korte beschrijving van de verwondingen gegeven:
lapwonden van de rechter onderarm. Betrokkene is opgenomen van 9 januari 2020 tot 13 januari 2020. De wonden zijn geopereerd. Uitleg: lapwonden zijn scheurwonden die veroorzaakt worden door schuifkrachten.

2.Laat het letsel uitzicht op volkomen genezing over?

Nee, de wonden zijn genezen met blijvende ontsierende littekens. Er is een, mogelijk blijvende, gevoelsstoornis in de ringvinger en de pink. Interpretatie: dit komt meestal door zenuwletsel.

3.Wat is de geschatte genezingsduur?

De geschatte genezingsduur is niet opgegeven door de chirurg.

4.Conclusie:

Betrokkene heeft scheurwonden opgelopen die operatief ingrijpen behoefden. Er zullen littekens blijven bestaan.
5. De verklaring van de verdachte afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep van 15 september 2022, inhoudende:
Op 8 januari 2020 heeft mijn hond [aangeefster] gebeten in haar woning.
6. Het hof heeft inzake de bewezenverklaring daarnaast het volgende overwogen:

Betrouwbaarheidsverweer
De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep bepleit dat de verdachte integraal dient te worden vrijgesproken van hetgeen aan hem is tenlastegelegd, omdat [aangeefster] en haar [dochter] inconsistent hebben verklaard over het geven van een commando aan de hond door de verdachte en deze verklaringen daarom niet bruikbaar zijn voor het bewijs vanwege de onbetrouwbaarheid daarvan.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Op grond van de processtukken stelt het hof vast dat de ter plaatse gekomen [verbalisant 1] , al direct na het incident, door [dochter] werd aangesproken, waarbij ze zei dat haar moeder was gebeten door de hond van verdachte en dat verdachte de hond opdracht zou hebben gegeven haar aan te vallen. [aangeefster] had op dat moment al plaatsgenomen in de ambulance. In de ambulance heeft [aangeefster] desgevraagd verteld dat de verdachte aan de hond de opdracht had gegeven om haar te bijten.
Nadien zijn [aangeefster] en [dochter] nog een aantal keren gehoord door de politie waarbij zij – in het bijzonder op dit punt – niet essentieel van hun eerste verklaring zijn afgeweken.
Anders dan de raadsman acht het hof de verklaringen van [aangeefster] en [dochter] consistent en daarom betrouwbaar en bruikbaar als bewijsmateriaal voor de bewezenverklaring van het aan de verdachte tenlastegelegde.
Het hof verwerpt het verweer.”
7. Het middel richt zich tegen de overwegingen die het hof ten grondslag heeft gelegd aan het oordeel dat de verklaringen van [aangeefster] en [dochter] bruikbaar zijn als bewijsmateriaal voor de bewezenverklaring. Aangevoerd wordt dat het hof ten aanzien van de betrouwbaarheid van de verklaring van [dochter] heeft overwogen dat deze verklaring is gegeven op het moment dat [aangeefster] werd gesproken in de ambulance door een andere verbalisant, terwijl het proces-verbaal van bevindingen op pagina 7 geen tijdstip vermeld zodat dat niet kan worden aangenomen.
8. Het proces-verbaal van bevindingen waarnaar in het middel wordt verwezen betreft het proces-verbaal van [verbalisant 1] dat als bewijsmiddel 2 voor het bewijs is gebruikt. Dit proces-verbaal, voor zover voor het bewijs gebruikt, houdt onder meer in dat [verbalisant 1] ter plaatse kwam en toen [aangeefster] uit de woning zag komen, dat de rechterarm van [aangeefster] onder het bloed zat, dat de verbalisant haar naar de ambulance heeft gebracht en dat de deur (van de ambulance) werd gesloten. Vervolgens kwam een vrouw, die verklaarde de dochter van de vrouw in de ambulance te zijn, op de verbalisant afgelopen. Zij verklaarde dat haar moeder was gebeten door de hond van de verdachte en dat hij de hond opdracht zou hebben gegeven om haar moeder aan te vallen. Daarna is de verbalisant in de ambulance gestapt. [aangeefster] verklaarde toen (in het Engels) dat haar vriend de hond op haar had ingezet en de hond opdracht gaf om haar te bijten. Uit bewijsmiddel 3 blijkt dat [dochter] de dochter van [aangeefster] is.
9. Ik merk allereerst op dat de steller van het middel er ten onrechte van lijkt uit te gaan dat de verklaring van [dochter] (tegen [verbalisant 1] ) is gegeven terwijl [aangeefster] in de ambulance werd gesproken door een andere verbalisant. Uit het proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 1] blijkt immers dat beide verklaringen, kort na elkaar, zijn afgelegd tegenover [verbalisant 1] . Dat in het proces-verbaal geen tijdstip is vermeld wanneer de verklaringen van [dochter] en [aangeefster] zijn afgelegd, doet mijns inziens niet ter zake. In de overwegingen van het hof ligt besloten dat [dochter] en [aangeefster] kort na het incident onafhankelijk van elkaar hebben verklaard dat de verdachte de hond de opdracht had gegeven om [aangeefster] te bijten. Het hof heeft voorts vastgesteld dat zij ook in hun latere verklaringen op dit punt niet essentieel van hun eerste verklaring zijn afgeweken. Gelet op deze vaststellingen is het oordeel van het hof dat de verklaringen van [aangeefster] en [dochter] consistent en daarom betrouwbaar en bruikbaar als bewijsmateriaal voor de bewezenverklaring zijn niet onbegrijpelijk en – ook in het licht van hetgeen ter terechtzitting in hoger beroep door de verdediging is aangevoerd – toereikend gemotiveerd.
10. Het middel faalt. Ik merk in verband met de afdoening in cassatie op dat de politierechter de verdachte in eerste aanleg heeft vrijgesproken van het tenlastegelegde. Afdoening van het middel met de aan art. 81, eerste lid, RO ontleende motivering ligt daarom niet in de rede.
11. Ambtshalve merk ik op dat Uw Raad meer dan twee jaren nadat het cassatieberoep is ingesteld uitspraak zal doen. Gelet op de hoogte van de opgelegde (onvoorwaardelijke) gevangenisstraf en de mate waarin de redelijke termijn is overschreden, kan worden volstaan met de vaststelling dat de redelijke termijn is overschreden en is er geen aanleiding om aan dat oordeel enig ander rechtsgevolg te verbinden. [1] Voor het overige heb ik geen gronden aangetroffen die tot vernietiging van de bestreden uitspraak aanleiding behoren te geven.
12. Deze conclusie strekt tot verwerping van het beroep.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
plv. AG

Voetnoten

1.Vgl. HR 17 juni 2008, ECLI:NL:HR:2008:BD2578 (https://enterprisesearch.sgrhrn.drp.minjus/R2/Detail/Inventa/ECLI_NL_HR_2008_BD2578?zoekOpdracht=912d4668-e32a-4cdb-9ca8-b99dea3468e7&x-sessionId=8c5a0acd-88ea-4572-b2cf-a4d722b2bfb4&highlight=keulen%2Cuitspraak%2Czal%20doen),