3.1Door de raadsman is ter terechtzitting in hoger beroep, volgens het proces-verbaal van die terechtzitting aan de hand van zijn overgelegde en in het dossier gevoegde pleitnotities(met de aanvulling daarop ter zitting), het volgende bewijsverweer ten aanzien van feit B gevoerd (met weglating van verwijzingen):
9. Wat resteert is het DNA-spoor van [verdachte] op een sigarettenpeuk die voor de achterdeur van het bedrijf is aangetroffen.
10. Ik meen dat het DNA-spoor van cliënt geen bewijswaarde toekomt. Allereerst omdat de sigarettenpeuk niet is veiliggesteld conform de daarvoor geldende vereisten. Uit het PV van bevindingen van [verbalisant 2] volgt dat de sigarettenpeuk door een wijkagent in een papieren zak is gedaan. Die papieren zak is vervolgens bij aangever terecht gekomen en pas later, door aangever, aan [verbalisant 2] overhandigd. [verbalisant 2] heeft de sigarettenpeuk vervolgens overgepakt in een daartoe bestemde zak.
11. Het dossier bevat geen PV van bevindingen van de wijkagent die de sigarettenpeuk aanvankelijk heeft veiliggesteld. We kunnen daarom niet vaststellen waar de wijkagent die sigarettenpeuk heeft veiliggesteld? Was dat bij de achterdeur of ergens anders? Heeft de wijkagent handschoenen gebruikt? Hoe heeft de wijkagent het spoor veiliggesteld? En waarom is daarvoor niet direct gebruik gemaakt van een DNA-envelop.
12. Doordat voorgaande vragen onbeantwoord blijven kunnen we werkelijk niets vaststellen omtrent de betrouwbaarheid van het spoor. Meer nog, we kunnen niet eens vaststellen dat de sigarettenpeuk daadwerkelijk bij de achterdeur van het bedrijfspand is aangetroffen. Dat heeft meerdere consequenties: zowel ten aanzien van de betrouwbaarheid van het spoor, maar ook of het spoor überhaupt als daderspoor aangemerkt kan worden.
DNA spoor niet betrouwbaar nu geldende vereisten niet in acht zijn genomen:
13. De papieren zak is van hand tot hand gegaan en de keten van mogelijke momenten van contaminatie is zo groot dat het niet eens vast te stellen is. In casu zijn er minimaal 4 momenten waarop het stuk van overtuiging op een dergelijke wijze is behandeld dat contaminatie niet slechts op de loer ligt, maar zelfs
zeerwaarschijnlijk is. Bij het veiligstellen, bij de overdracht aan aangever, bij de overdracht van aangever aan [verbalisant 2] en bij het overpakken in een DNA-envelop.
14. Bij zo veel momenten waarop er sprake kan zijn van contaminatie, dan kan er geen sprake meer zijn van een betrouwbaar onderzoek naar de sporen op de sigarettenpeuk. In ieder geval staat vast dat daarmee de vaste procedures voor het veiligstellen van een stuk van overtuiging niet zijn gevolgd. In algemene zin stelt het NFI dat de kwaliteit van het forensisch onderzoek in grote mate afhankelijk is van de handelingen op de PD. Daar hoort bij dat een spoor direct en op de PD veiliggesteld dient te worden om de kans op contaminatie te verkleinen.
15. In casu is het spoor niet direct veiliggesteld c.q. bemonsterd en tevens is het spoor van de PD afgehaald en overgepakt. Daarmee staat vast dat de procedures niet zijn gevolgd. Dan rest de conclusie dat het DNA spoor niet voldoende betrouwbaar is.
Bewijswaarden van het DNA-spoor: geen daderspoor
16. Indien uw rechtbank meent dat het de resultaten uit het onderzoek DNA-spoor toch voldoende betrouwbaar zijn meent de verdediging dat het spoor nog niet meebrengt dat het DNA spoor ook een daderspoor is.
17. Vaststaat dat het gaat om DNA op een verplaatsbaar object. Dat brengt an sich al met zich dat de drempel voor de conclusie dat het DNA spoor een daderspoor betreft hoger ligt.
18. Maar in casu kunnen we, niet eens vaststellen waar de sigarettenpeuk is veiliggesteld. Het was op straat, maar waar. Meer nog, niet of het überhaupt in de buurt van de PD was.
19. Bovendien zou het DNA-spoor buiten zijn aangetroffen, op de openbare weg. Als het DNA op de sigarettenpeuk dus al van [verdachte] zou zijn zegt dat niets over zijn betrokkenheid bij de insluiping. Nu lezen we een aanvullend PV waarin de verbalisant 4 jaar na dato stelt dat het de enige sigarettenpeuk in de straat was. Dan moet die verbalisant wel bijna een fotografisch geheugen hebben. Ik acht het niet aannemelijk dat dat met een dergelijk vergaande mate van zekerheid gesteld kan worden.
20. Niet uit te sluiten dat het op een andere wijze in de buurt van de plaats delict terecht is gekomen. Een alternatieve verklaring is dat cliënt in de maanden voorafgaand aan de insluiping al in de buurt van de PD is geweest. Of, dat de sigarettenpeuk door een derde daar is geplant teneinde een verdenking op [verdachte] af te wenden.
21. We hebben dus een DNA-spoor buiten een bedrijf waar is ingebroken, maar iedere context ontbreekt.
22. Het is inmiddels vaste jurisprudentie dat een DNA spoor zelfs op de PD niets zegt of de verdachte op het tenlastegelegde tijdstip op de tenlastegelegde plaats is geweest. Laat staan als het een sigarettenpeuk buiten betreft.
23. Nu de verdenking in casu enkel is gebaseerd op het DNA spoor en het spoor niet eens als daderspoor aangemerkt kan worden moet in casu ook uiterst voorzichtig met het spoor worden omgesprongen. Context is er echter niet. Steunbewijs evenmin.
24. Conclusie: er is hooguit voldoende voor een verdenking, meer niet. In ieder geval wordt de lat om de overtuiging aan te nemen niet gehaald. Ik verzoek u derhalve cliënt vrij te spreken wegens een gebrek aan overtuigend bewijs.”