Conclusie
verzoeker tot cassatie,
verweerder in cassatie,
1.Inleiding en samenvatting
2.Feiten en procesverloop
3.Bespreking van het cassatiemiddel
eerste klachtdat het onbegrijpelijk is dat de rechtbank ten aanzien van het gebruik van middelen meent dat sprake is van een psychische stoornis van zodanige ernst dat het denken, voelen, willen, oordelen en doelgericht handelen daardoor zo ingrijpend worden beïnvloed dat de betrokkene het veroorzaakte gevaar niet kan worden toegerekend, omdat de stoornis de gevaarvolle daden van betrokkene overwegend beheerst. Daartoe wordt in de toelichting gewezen op informatie uit de medische verklaring en uit het zorgplan. Ik begrijp de verwijzingen naar deze stukken zo dat daarmee geklaagd wordt dat de rechtbank zich selectief op deze stukken heeft gebaseerd, door de nadruk te leggen op het verleden, terwijl het actuele medische beeld van betrokkene positiever is.
tweede klachtvan onderdeel 1 dat de rechtbank ten onrechte de middelen- en verslavingsstoornis mede van toepassing heeft verklaard, nu volgens de psychiater ter zitting het controleren op gedragsbeïnvloedende middelen als verplichte vorm van zorg niet noodzakelijk is. Nu men het niet nodig vindt om de aanwezigheid van gedragsbeïnvloedende middelen te controleren, kan er volgens de toelichting op de klacht moeilijk van uit worden gegaan dat wordt voldaan aan wat de rechtbank met betrekking tot de middelgerelateerde en verslavingsstoornis in de zin van de wet overweegt.
medical expertin een objectief medisch onderzoek van de betrokkene, gebaseerd op de actuele geestelijke gezondheidstoestand van de betrokkene en niet uitsluitend gebaseerd op gebeurtenissen in het verleden. Ik citeer uit het EHRM-arrest
Varbanov/Bulgarijevan 5 oktober 2000: [3]
onderdeel 1.
eerste klachtfaalt. Anders dan deze klacht betoogt, is mijns inziens het oordeel van de rechtbank, dat de verslaving van middelen van betrokkene een psychische stoornis in de hiervoor onder 3.7 bedoelde zin is, niet onbegrijpelijk. De rechtbank heeft de door de Hoge Raad geformuleerde maatstaf om te beginnen met zoveel woorden in haar motivering in r.o. 2.2 vermeld. Vervolgens heeft zij in diezelfde rechtsoverweging getoetst of aan die maatstaf is voldaan. In die toets heeft zij informatie betrokken die zij aan de stukken van het geding heeft ontleend, in het bijzonder aan de medische verklaring onder rubriek 4b en 4e, zoals ook blijkt uit de toelichting onder 1.1 op het middel. Daarbij heeft de rechtbank kenbaar zowel de situatie in het verleden als de huidige situatie van betrokkene betrokken. Over de huidige situatie overweegt de rechtbank immers in het bijzonder dat betrokkene tegen nadrukkelijk advies in nog steeds meerdere keren per week blowt (cannabis) en dat hij de afgelopen periode enkele malen is teruggevallen in amfetaminegebruik. Ook in haar oordeel dat de middelgerelateerde en verslavingsstoornis op dit moment niet voorliggend is, ligt besloten dat de rechtbank ook de huidige situatie van betrokkene heeft meegewogen. Voor zover de eerste klacht van onderdeel 1 inhoudt dat de rechtbank zich in haar beoordeling en motivering heeft beperkt tot de situatie van betrokkene in het verleden kan deze klacht wegens gebrek aan feitelijke grondslag niet slagen.
ookde geschiedenis van problematisch middelengebruik van betrokkene in de motivering van haar oordeel meeweegt, is evenmin onbegrijpelijk. Voor zover de eerste klacht van onderdeel 1 mede daarover beoogt te klagen, slaagt de klacht dus evenmin. Bij de beoordeling of voldaan is aan de hiervoor onder 3.7 weergegeven maatstaf staat het de feitenrechter mijns inziens vrij ook, maar niet uitsluitend, de verslaving aan middelen van betrokkene in het verleden te betrekken. Gelet op de stukken van het geding is niet onbegrijpelijk dat de rechtbank zich in haar oordeel ook baseert op de ervaringen van betrokkene in het verleden. Zowel uit de medische verklaring (rubriek 4e en rubriek 6c) als het zorgplan (rubriek 6d) blijkt immers dat sprake is van recidiverende psychotische episoden en dat deze mogelijk mede het gevolg zijn van middelengebruik.
tweede klachtvan onderdeel 1 slaagt ook niet. Volgens deze klacht heeft de rechtbank ten onrechte de middelen- en verslavingsstoornis mede van toepassing verklaard, nu volgens de psychiater ter zitting het controleren op gedragsbeïnvloedende middelen als verplichte vorm van zorg niet noodzakelijk is. Dat de rechtbank de verzochte vorm van zorg ‘het controleren op de aanwezigheid van gedragsbeïnvloedende middelen’ niet heeft toegewezen, acht ik voor de beoordeling van de vraag of de verslaving aan middelen van betrokkene een psychische stoornis in de zin van de Wvggz is niet relevant. Nu de psychiater ter zitting heeft toegelicht dat deze vorm van zorg niet nodig is, omdat in de huidige woonvorm van betrokkene de urinecontrole niet is uit te voeren, [5] heeft de rechtbank deze vorm van zorg afgewezen. Deze beslissing over een specifieke vorm van zorg maakt niet dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat sprake is van een middelgerelateerde en verslavingsstoornis in de zin van de Wvggz, zoals de tweede klacht betoogt. Beslissend voor laatstgenoemd oordeel is immers of voldaan is aan de hiervoor onder 3.7 weergegeven maatstaf.
medesprake is van een middelgerelateerde en verslavingsstoornis. Ook bij het slagen van een of beide klachten zou dus overeind blijven dat bij betrokkene sprake is van een psychische stoornis in de vorm van recidiverende psychotische episoden en het slagen van de klachten zou niet tot een andere uitkomst leiden.
onderdeel 2wordt geklaagd over het oordeel van de rechtbank in r.o. 2.3 dat het ernstig nadeel ook gelegen is in ernstig lichamelijk letsel en ernstige materiële schade. Dit oordeel ten aanzien van deze beide vormen van ernstig nadeel is volgens de klacht onjuist, althans onbegrijpelijk, althans onvoldoende gemotiveerd. Volgens de toelichting bij dit onderdeel is dit oordeel gebaseerd op een incident uit 2019 en dus niet op een actuele situatie. Volgens de toelichting kunnen mensen onder de Wvggz niet jarenlang worden beoordeeld aan de hand van zaken die lang geleden zijn gebeurd en niet meer actueel zijn.