In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen de beslissing van de rechtbank Den Haag, die op 14 maart 2023 een vordering van de officier van justitie tot onttrekking aan het verkeer van een Porsche Carrera 911 S heeft toegewezen. De belanghebbende, een professionele tweedehands autohandelaar, had de auto gekocht met de veronderstelling dat het motorblok kapot was, maar niet dat het motorblok gestolen was. De rechtbank heeft de vordering tot onttrekking toegewezen, waarbij de belanghebbende geen geldelijke tegemoetkoming kreeg. De belanghebbende heeft in cassatie twee middelen voorgesteld: het eerste middel richt zich tegen de afwijzing van de gedeeltelijke onttrekking van de auto, terwijl het tweede middel zich richt op de afwijzing van de financiële compensatie. De conclusie van de advocaat-generaal strekt tot vernietiging van de bestreden beschikking en terugverwijzing naar de rechtbank voor een nieuwe beoordeling. De rechtbank heeft overwogen dat de belanghebbende als professionele autohandelaar had moeten controleren op gestolen onderdelen en dat het verlies van de auto als een bedrijfsrisico moet worden beschouwd. De advocaat-generaal is van mening dat de afwijzing van de financiële tegemoetkoming onvoldoende gemotiveerd is, gezien de omstandigheden waaronder de belanghebbende de auto heeft aangeschaft.