Voetnoten
3.Ten aanzien van (i) € 271.109, ten aanzien van (ii) de volledige koopsom van € 415.000. Samen is dat € 686.109.
4.Zie onder 1.5 hiervoor.
5.Zie nader over een betwistingsprocedure bijv. E. Gras, R.G. Hendrikse & A.W. Jongbloed,
6.Zie Rb. Den Haag 20 oktober 2021, C/09/595237/ HA ZA 20-624 (niet gepubliceerd op rechtspraak.nl).
7.Vermeerderd met contractuele rente, nakosten, executiekosten en eventuele termijnen, tot een maximum van € 317.707,53.
8.Hier lijkt sprake van een misslag, ten voordele van [eiser] voor € 2.600. Tellen we de hier door het hof bedoelde bedragen in rov. 6.6 (inclusief de post van € 58.637,10) en rov. 6.5 (de daarin genoemde € 2.600) op, dan leidt dat tot een bedrag van (€ 211.384,72 + € 2.600 =) € 213.984,72. Kennelijk vergeet het hof hier die € 2.600. Daarover wordt niet geklaagd, ik ga daarom uit van € 211.384,72.
10.Er is zijdens [eiser] geen separate schriftelijke toelichting gegeven.
11.Zie de procesinleiding, nrs. 1.1-1.10.
12.Zie de procesinleiding, nrs. 2.1.1-2.1.2.
13.Zie de procesinleiding, nrs. 2.2.13-2.2.20. Nr. 2.2.13 herhaalt in wezen dit opschrift.
14.Zie voor die samenvatting de procesinleiding, nrs. 2.2.2-2.2.12. Nr. 2.2.1 bevat een korte leeswijzer.
15.Zie de procesinleiding, nr. 2.2.14.
16.Zie de procesinleiding, nrs. 2.2.15-2.2.16.
17.Aldus, en nog nader, bijv. H.E. Ras, bewerkt door A. Hammerstein,
18.Aldus, en nog nader, bijv. Ras/Hammerstein 2017, nrs. 41, 74 e.v.
19.Zie bijv. Asser Procesrecht/F.B. Bakels, A. Hammerstein & E.M. Wesseling-van Gent
20.Zie onder 2.6 hiervoor.
21.Zo wijst het hof
22.Zie ook rov. 6.7. Daarin overweegt het hof dat het daarna zal bespreken: de in rov. 6.6 genoemde (en niet door de rechtbank geaccepteerde) “posten” aan de hand van de grieven; en (voor zover aan de orde) de in rov. 6.4 genoemde “posten”, waaronder die € 58.637,10, in het kader van de devolutieve werking van het hoger beroep. Het hof redeneert daarbij dus vanuit
23.Zie onder 2.12 hiervoor.
24.Zie onder 2.11 hiervoor voor rov. 6.48. In rov. 3.2 herhaalt het hof de tussenconclusie in rov. 6.48 “dat de grieven I tot en met VI falen en dat [eiser] in ieder geval een bedrag van € 211.384,72 aan Egelinck moet betalen.”
25.Het behoeft geen betoog dat Egelincks (vervolg)stellingen ter zake in hoger beroep daarbij ook relevant zijn. Dit wordt ook niet bestreden door het onderdeel. Ik laat dit verder buiten beschouwing.
26.Zie onder 3.10-3.12 hiervoor.
27.Logischerwijs ook niet door [eiser] (dus ook niet met grief VI), want dit oordeel was in zijn voordeel. Egelinck heeft geen (incidenteel) hoger beroep ingesteld van het vonnis. Zie ook onder 3.19 hierna.
28.Specifiek met het slagen van grieven VII-VIII. Daarbij gaat het in totaal om (grief VII: € 162.500 + grief VIII: € 8.000 =) € 170.500 aan posten die het hof accepteert, dus ten gunste van [eiser] Grief IX komt erop neer dat de in het dictum van het vonnis vervatte betalingsveroordeling van [eiser] (los van de proceskostenverdeling, daarop ziet grief X) van tafel moet, mede gelet op de inhoud van grieven I-VIII. In het eindarrest ligt besloten dat die grief deels slaagt (grief X faalt, zo volgt uit rov. 3.13 van het eindarrest).
29.Zie ook onder 2.14-2.15 hiervoor.
32.Zie onder 3.10-3.12 hiervoor.
33.[eiser] werd daarin, op vordering, ook veroordeeld in de proceskosten. Zie onder 1.5, 2.2 en 2.6 hiervoor.
34.Zie bijv. J.J. van der Helm,
35.Specifiek inzake de vraag, kort gezegd, of en in hoeverre [eiser] ten tijde van de beslaglegging nog een schuld had aan zijn zoon, met inbegrip van de in dat verband door [eiser] aangevoerde ‘aftrekposten’.
37.Zie de procesinleiding, nr. 2.2.17. Daarin worden - kennelijk onbedoeld - niet overal de juiste bedragen genoemd. Ik heb dit in de weergave van het onderdeel gecorrigeerd.
38.Dit sluit bijv. aan bij Van der Helm 2024, art. 347 Rv, aant. 14; Ras/Hammerstein 2017, nr. 85; en F.J.H. Hovens,
39.Zie ook onder 3.15-3.19 hiervoor.
40.Zie onder 2.6 hiervoor.
41.Zie onder 2.14-2.15 hiervoor.
42.Zie de procesinleiding, nrs. 2.2.18-2.2.19.
43.Zie de procesinleiding, nr. 2.2.20.
44.Zie de procesinleiding, nr. 3.1.1.
45.Zie de procesinleiding, nrs. 3.3-3.4.