5.2Het hof heeft inzake het bewijs onder meer als volgt overwogen (met weglating van voetnoten):
“
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat verdachte van de gehele tenlastelegging moet worden vrijgesproken. Daartoe is aangevoerd dat [medeverdachte 1] niet wist dat het geld van misdrijf afkomstig was. Hij behoefde ook niet te vermoeden dat het geld van misdrijf afkomstig was. Ook is hij niet tekort geschoten in enige onderzoeksplicht.
Oordeel van het hof
Het hof zal de tenlastelegging als volgt beoordelen. Het hof zal in het arrest eerst ingaan op de vraag bij welke leningen verdachte betrokken is en hoeveel daarop (contant) is afgelost. Vervolgens komt de herkomst van het geld aan de orde. Het hof is van oordeel dat medeverdachte [medeverdachte 2] het geld dat hij contant beschikbaar had en waarmee hij de door verdachte leningen heeft afgelost van misdrijf afkomstig is. Door verdachte en de verdediging is op die vraag niet zozeer verweer gevoerd. Dat is anders in de gelijktijdig behandelde strafzaak van medeverdachte [medeverdachte 2] . De overwegingen van het hof in de strafzaak van medeverdachte op de vraag of het geld van misdrijf afkomstig is zijn wel relevant in de zaak van verdachte. Het hof zal daarom deze overwegingen voor zover in deze zaak relevant overnemen. Tot slot zal het hof ingaan op de vraag of verdachte wist of redelijkerwijs heeft moeten vermoeden dat het geld van misdrijf afkomstig is.
Overwegingen over geldleningen
Hieronder zal het hof bespreken welke leningen zijn afgesloten, wat de betrokkenheid van verdachte daarbij is en op welke geldlening is afgelost.
De geldleningen die tot stand zijn gekomen
De overwegingen van het hof in de strafzaak van medeverdachte [medeverdachte 2] op de vraag welke geldleningen tussen [medeverdachte 1] en medeverdachte [medeverdachte 2] tot stand zijn gekomen gaan ook op in de zaak van verdachte. Het hof zal daarom deze overwegingen voor zover in deze zaak relevant overnemen. Onderdeel van de onderstaande overwegingen zijn de rechtbankoverwegingen in de zaak van medeverdachte [medeverdachte 2] . Die staan cursief vermeld. Waar het hof dit nodig acht zullen de overwegingen worden gewijzigd en aangevuld.
" [medeverdachte 2]
is in de ten laste gelegde periode tien geldleningen aangegaan. Aan elke lening ligt een schriftelijke overeenkomst van geldlening ten grondslag, waarin telkens is opgenomen wat de hoogte van de lening is en wat de hoogte is van de door de geldverstrekker te ontvangen afsluitprovisie en behandelkosten fee. Hieronder wordt schematisch weergegeven in naam van welke (rechts)persoon de lening is verstrekt, wat de hoogte van de totale geldlening was (inclusief afsluitprovisie en behandelkosten fee) en op welke datum de betaling aan[medeverdachte 2]
heeft plaatsgevonden. De leningen zijn telkens giraal aan[medeverdachte 2]
verstrekt, onder inhouding van de overeengekomen afsluitprovisie en behandelkosten fee.
Verstrekt in naam van;
Bedrag in overeenkomst:
Girale overboeking op:
1. [verdachte]
€ 170.000,--
8 december 2010
2. [I] N.V. (hierna: [I] )
€ 170.000,--
5 januari 2011
3. [I]
€ 357.000,--
12 mei 2011
4. [H] Vastgoed B.V. (hierna: [H] Vasgoed)
€ 52.000,--
12 mei 2011
5. [H] International B.V. (hierna: [H] International)
€ 49.000,--
18 november 2011
6. [getuige 4]
€ 48.000,--
18 november 2011
7. [I]
€ 160.000,--
18 november 2011
8. [K] B.V. (hierna [K] )
€ 81.250,--
14 mei 2012 en 15 mei 2012
9. [H] International
€ 61.500,--
14 mei 2012
10. [verdachte]
€ 61.500,--
14 mei 2012
Totaal overeenkomsten:
€ 1.210.250,--
[medeverdachte 1] is bestuurder van [verdachte] en, via [verdachte] , van [H] International, dat eerder [H] Vastgoed heette.[medeverdachte 2]
heeft verklaard dat hij in zijn beleving steeds geld leende van [medeverdachte 1] .[medeverdachte 2]
zag in overeenkomsten wel andere namen staan, maar daar had [medeverdachte 1] altijd een verhaal bij. [medeverdachte 1] was voor hem het aanspreekpunt. Hij heeft uitvoerig uitleg gegeven over de belangen en zekerheden en heeft een langere uitleg gegeven over [betrokkene 1] .
Alle overeenkomsten zijn voorzien van een logo van een advocatenkantoor, te weten: [M] . Getuige [getuige 1] is werkzaam als partner bij het kantoor en heeft verklaard dat het logo van [M] sinds 1 januari 2005 niet meer gebruikt wordt. Sinds die tijd heet het kantoor [M] . [medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij het logo ooit digitaal heeft gekregen als Word-document en dat hij niet weet hoe hij dit logo moet verwijderen. De rechtbank gaat er gelet op het voorgaande vanuit dat [medeverdachte 1] de tien overeenkomsten van geldlening heeft opgemaakt."
Financiële betrokkenheid van [medeverdachte 1] bij de verstrekte leningen
Het hof stelt vast dat [medeverdachte 1] ook financieel betrokken is bij alle verstrekte leningen. De rechtbank heeft in het vonnis van [medeverdachte 2] het volgende overwogen, welke overwegingen het hof ook in de zaak van verdachte zal overnemen en cursief weergeven:
"
Dat [medeverdachte 1] betrokken is bij alle geldleningen, en dus ook bij de leningen die niet in naam van één van zijn bedrijven zijn verstrekt (leningen 2, 3 en 7 van [I] , lening 6 van [getuige 4] en lening 8 van [K] ), vindt steun in het volgende.
Leningen 2, 3 en 7
[betrokkene 1] is directeur van [I] . Het dossier bevat diverse e-mailwisselingen tussen [medeverdachte 1] en [betrokkene 1] , die betrekking hebben op de geldleningen aan[medeverdachte 2]
. Zo zond [betrokkene 1] op 27 december 2010 een e-mail aan [medeverdachte 1] , met als onderwerp 'ovk geldlening'. Bij de e-mail is een bijlage gevoegd. Het document komt in grote mate overeen met de overeenkomst van geldlening van € 170.000,- (lening 2) tussen [I] en[medeverdachte 2]
. Daarnaast stuurde [medeverdachte 1] op 29 december 2010 een e-mail met het onderwerp ' [medeverdachte 2] ' aan [betrokkene 1] . De tekst van de e-mail was als volgt: 'Kun je deze nog tekenen en naar mij mailen? Groet F'. Diezelfde datum antwoordde [betrokkene 1] : 'Moet jij die originelen per post hebben? Zo ja, dan kijk ik even wie er binnenkort naar NL vliegt om ze mee te nemen en daar te posten. Ik ben al een aantal keren post kwijtgeraakt als ik het hier vandaan verstuur'. [medeverdachte 1] antwoordde daarop: 'Als het kan graag, anders bewaar maar. Op 5 januari 2011 mailde [betrokkene 1] twee bankafschriften van zijn privébankrekening met nummer [rekeningnummer 4] aan [medeverdachte 1] . Op de bankafschriften is onder meer te zien dat in totaal € 161.000,-- is gestort op de rekening van [betrokkene 1] en dat enkele dagen daarna een gelijk bedrag van de rekening van [betrokkene 1] is overgemaakt op de rekening van[medeverdachte 2]
. Op 16 april 2012 heeft [betrokkene 1] [medeverdachte 1] nog een e-mail gestuurd. Als bijlage was een in naam van [betrokkene 1] geparafeerde en ondertekende overeenkomst van geldlening gevoegd. De rechtbank constateert dat de inhoud van die overeenkomst gelijk is aan de overeenkomst van geldlening van € 357.000,-- tussen [I] en[medeverdachte 2]
(lening 3). Ook ten aanzien van de lening van € 160.000, -- (met aftrek van afsluitprovisie en behandelkostenfee: € 154.000,-) hadden [medeverdachte 1] en [betrokkene 1] contact (lening 7). Op 16 november 2011 mailde [medeverdachte 1] aan [betrokkene 1] : 'Er is 155k geleend aan [I] vanuit de ING, als jij morgen na overleg zal rond 15.30 uur Ned tijd zijn, 154k doorboekt is dat klaar'. [betrokkene 1] antwoordt daarop: 'Akkoord. € 1000,- voor mij?', waarop [medeverdachte 1] mailt: 'Daarom 155k en straks na fiat 154 doorboeken'. Uit bankafschriften van de rekening van [betrokkene 1] en van het bedrijf [N] B.V. (hierna: [N] ) volgt dat op 17 november 2011 van rekeningnummer [rekeningnummer 1] door [N] een geldbedrag van € 155.000,-- is overgemaakt aan [betrokkene 1] . Eén dag later, op 18 november 2011, is door [betrokkene 1] een bedrag van € 154.000,-- overgemaakt naar de rekening van[medeverdachte 2]
. [medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij gemachtigd is voor de rekening van [N] . De rechtbank concludeert op basis van het voorgaande dat [medeverdachte 1] de feitelijke geldverstrekker was voor leningen 2, 3 en 7. Dit wordt bevestigd door een proces-verbaal bevindingen van een verbalisant die telefonisch contact heeft gehad met [betrokkene 1] . [betrokkene 1] vroeg in dat gesprek waarom de politie hem zocht, maar gaf daarna aan dat hij het zelf wel wist. Hij zei dat het te maken had met[medeverdachte 2]
uit [plaats] . [betrokkene 1] zei daarop dat het niet goed gegaan was en dat hij alleen maar een tussenstation was geweest. Als het goed is kon de politie zien dat hij het geld van een ander gestort had gekregen."
In hoger beroep is ook niet meer betwist dat [medeverdachte 1] bij lening 3 en 7 financieel betrokken is.
"
Lening 6
Getuige [getuige 4] heeft verklaard dat zij van oktober 2010 tot en met augustus 2011 een relatie heeft gehad met [medeverdachte 1] . [medeverdachte 1] vertelde haar dat hij een probleem had met bankrekeningen. Hij vroeg aan haar of zij een bankrekening wilde openen. [medeverdachte 1] wilde de rekening gebruiken voor betalingen. [getuige 4] heeft bij de ABN Amro een privérekening geopend op haar naam. Zij heeft toen twee pasjes en een identifyer gekregen. Deze privérekening met pasjes heeft zij beschikbaar gesteld aan [medeverdachte 1] . [getuige 4] heeft met deze pasjes geen transacties verricht. Na het afsluiten van de privérekening heeft ze alles aan [medeverdachte 1] [AEH: bedoeld zal zijn “ [medeverdachte 1] ”] gegeven. Ze heeft zelf nooit over het password van de rekening beschikt. [medeverdachte 1] [AEH: bedoeld zal zijn “ [medeverdachte 1] ”] deed alle transacties vanaf de rekening. [getuige 4] weet niet wat het geldbedrag van € 48.000,-- van 18 november 2011 is. Ze heeft die € 48.000,-- nooit in bezit gehad en ook niet uitgeleend aan anderen.
Onderzocht is met welk IP-adres de transactie € 48.000,-- in naam van [getuige 4] is verricht. Het IP-adres waarmee de transactie is verricht is [IP-adres 1] . Dit IP-adres straat geregistreerd bij [medeverdachte 1] , [a-straat 1] in [plaats] .
De rechtbank concludeert op basis van het voorgaande dat [medeverdachte 1] de geldverstrekker van lening 6 was."
Ook ten aanzien van lening 6 die door [getuige 4] is verstrekt is [medeverdachte 1] financieel betrokken. Hij heeft [getuige 4] gevraagd of zij een bankrekening wilde openen. Hij wilde die rekening gebruiken voor betalingen. Na het afsluiten heeft zij alles aan [medeverdachte 1] gegeven. [medeverdachte 1] deed alle transacties vanaf de rekening. Deze gang van zaken is in hoger beroep niet betwist.
Met betrekking tot lening 8 overweegt het hof dat deze lening is verstrekt door [O] BV waarvan [medeverdachte 1] 50% van de aandelen had en [betrokkene 2] de andere 50%.
[betrokkene 2] heeft verklaard dat hij[medeverdachte 2]
in april 2012 via [medeverdachte 1] heeft leren kennen. [betrokkene 2] runt het bedrijf [K] samen met [medeverdachte 1] . [medeverdachte 1] heeft hem gevraagd of hij voor een relatie,[medeverdachte 2]
, een lening wilde verstrekken. [betrokkene 2] wilde welzekerheid krijgen dat hij het geld terug zou krijgen. Volgens [medeverdachte 1] was dat geen enkel probleem. [betrokkene 2] is de overeenkomst aangegaan zoals in de overeenkomst van geldlening staat. [betrokkene 2] heeft het geld via bancaire transactie overgemaakt naar de bankrekening van[medeverdachte 2]
. Hij kreeg er provisie en rente voor. [medeverdachte 1] heeft [betrokkene 2] het bankrekeningnummer gegeven en het bedrag vermeld dat hij moest overmaken. Hieruit volgt dat [medeverdachte 1] ook betrokkenheid had bij de geldlening tussen [K] en[medeverdachte 2]
.
Met betrekking tot de afbetaling van de leningen en de wijze waarop de leningen zijn afbetaald gaat het hof grotendeels uit van de verklaring van [medeverdachte 2] zoals hij die ter terechtzitting in eerste aanleg heeft afgelegd. [medeverdachte 2] heeft ter terechtzitting in eerste aanleg verklaard dat hij lening 1 van verdachte volledig contant heeft afbetaald, lening 2 heeft afbetaald en lening 3 cash is betaald. Met betrekking tot lening 4, 5 en 6 heeft [medeverdachte 2] verklaard dat een deel van de lening is betaald met de opbrengt van de verkoop van goud en sieraden en dat hij denkt dat het in meerdere keren is afbetaald. In dit verband merkt het hof op dat [medeverdachte 2] heeft verklaard dat hij sieraden heeft verkocht aan DeBesteGoudPrijs.nl. Met betrekking tot lening 7, 8, 9 en 10 heeft [medeverdachte 2] verklaard dat deze leningen deels zijn afbetaald. Van alle leningen is € 200.000,-- niet afbetaald. [medeverdachte 1] heeft verklaard dat lening 1 en 4 contant zijn afbetaald.
Het hof zal hieronder per lening bespreken of, hoeveel en op welke wijze is afbetaald.
Lening 1 en 4
Door [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] is verklaard en uit de stukken uit het dossier blijkt dat [medeverdachte 2] ten aanzien van lening 1 € 178.300,-- contant heeft afbetaald en dat [medeverdachte 2] ook lening 4 ten bedrage van € 52.000,- contant heeft afgelost.
Lening 2 en 3
Met betrekking tot lening 2 en lening 3 overweegt het hof dat [medeverdachte 2] heeft verklaard dat hij deze leningen contant heeft afbetaald.
Lening 5
Uit het dossier blijkt dat [medeverdachte 2] deze lening volledig heeft afbetaald. € 23.811,84 is betaald via de DeBesteGoudPrijs.nl (hierna: BGP) en een deel, te weten € 25.188.16 is contant betaald. Uit "
een grootboekkaart en een bankafschrift van [H] International volgt dat aflossingsgelden van lening 5 contant door[medeverdachte 2]
zijn betaald. Zo is een bedrag contant gestort op de rekening van [H] International en is dat bedrag vervolgens als aflossing in de administratie opgenomen. Andere omschrijvingen op het bankafschrift luiden: 'doorstorting cash ontvangst [medeverdachte 2] ' en 'doorstorting contante ontvangst van [medeverdachte 2] ."
Lening 6
Uit het dossier blijkt dat op deze lening € 14.250,-- is afgelost. Daarvan is € 8.250,-- contant gestort en is € 6.000,-- overgeboekt van de rekening van [medeverdachte 1] . Ook is hier een aflossing door BGP, te weten € 34.387,85. In hoger beroep is niet betwist dat op deze lening € 48.537,85 is afbetaald.
Lening 7, 8, 9 en 10
Met betrekking tot lening 7, 8, 9, en 10 heeft [medeverdachte 2] verklaard dat deze leningen deels zijn betaald. Van alle leningen is € 200.000,-- niet afbetaald. Uit het dossier blijkt echter dat [medeverdachte 2] op lening 10 niets heeft afbetaald en op lening 8 en 9 respectievelijk € 16.000,-- en € 15.900,-- heeft afbetaald. Ten aanzien van lening 8 heeft [betrokkene 2] verklaard dat er in mei en juni in totaal € 16.000,-- contant is betaald. Van deze betaling is een kwitantie opgemaakt.
Het dossier bevat ten aanzien van lening 9 een kwitantie van een contante betaling van € 7.500,-- en daarnaast is onder vermelding van 'storting' een bedrag van € 8.400,- als aflossing in de boekhouding van [H] International opgenomen.
Bovenstaande in aanmerking genomen moet voor de leningen 8, 9 en 10 in totaal nog een bedrag van € 172.350,-- worden afbetaald. Uitgaande van de verklaring van [medeverdachte 2] dat in totaal € 200.000,-- niet is afbetaald gaat het hof er vanuit dat [medeverdachte 2] op lening 7 (€ 160.000,-- - € 27.650,--) € 132.350,-- heeft afbetaald.
Ten aanzien van lening 2, 3 en 7 overweegt het hof voorts nog dat de verklaring van [medeverdachte 2] dat hij deze leningen (deels) contant heeft afbetaald allereerst steun vindt in de verklaring van [medeverdachte 2] dat hij alle leningen contant heeft afgelost en voorts in het volgende.
"
Het dossier bevat ten aanzien van lening 7 een vaststellingsovereenkomst tussen[medeverdachte 2]
en [I] . Daarin is - kort gezegd - opgenomen dat[medeverdachte 2]
zakelijke tegenslagen heeft gehad en daarom geen cashflow heeft om de rente te betalen en de lening in te lossen en dat [I] er daarom onherroepelijk mee instemt om haar vordering op[medeverdachte 2]
tijdelijk buiten invordering te stellen. [medeverdachte 1] heeft echter verklaard dat deze vaststellingsovereenkomst tussen[medeverdachte 2]
en [I] 'geleuter' is." Gelet op het voorgaande en in het licht van de verklaring van [medeverdachte 2] , stelt het hof vast dat geldlening 7 deels is afbetaald door [medeverdachte 2] . Bovenstaande in aanmerking genomen stelt het hof ook vast dat de eerder namens [I] verstrekte lening 2 is afbetaald, zeker nu [medeverdachte 2] expliciet heeft verklaard dat hij de daarop volgende lening van [I] , lening 3, volledig contant heeft afgelost. Tot slot overweegt het hof dat bij het onderzoek aan bankrekeningen van [medeverdachte 2] en de aan hem verbonden rechtspersonen geen transacties zijn aangetroffen die wijzen op aflossingen en/of rentebetalingen die horen bij de hiervoor vermelde tien geldleningen. Met de rechtbank is het hof gelet op het voorgaande van oordeel dat kan worden bewezen dat alle aflossingen contant zijn gedaan.
Schematisch leidt dit tot het volgende overzicht.
Afgelost per lening
Lening 1
€ 178.300,-- contant afgelost
Lening 2
€ 170.000,-- contant afgelost
Lening 3
€ 357.000,-- contant afgelost
Lening 4
€ 52.000,-- contant afgelost
Lening 5
€ 49.000,-- is afgelost, € 23.811,84 via BGP en € 25.188,16 contant.
Lening 6
€ 48.637,80 is afgelost daarvan is € 8.250,-- contant gestort en € 6.000,--- overgeboekt van [medeverdachte 1] . € 34.387,85 is afgelost via BGP.
Lening 7
€ 132.350,-- contant afgelost.
Lening 8
€ 16.000,-- contant afgelost
Lening 9
€ 15.900,-- contant afgelost
Lening 10
Geen aflossing plaatsgevonden
Totaal afgelost:
€ 1.019.187,80 waarvan € 954.988,16 contant.
Overwegingen over herkomst van het geld
Onderdeel van de onderstaande overwegingen zijn de rechtbankoverwegingen in de zaak van medeverdachte [medeverdachte 2] . Die staan cursief vermeld en waar ‘rechtbank’ staat moet ‘hof’ worden gelezen. Waar het hof dit nodig acht zullen de overwegingen worden gewijzigd en aangevuld.
"Per 29 maart 1999 is [P] B.V. enig aandeelhouder en bestuurder van [Q] B.V. Uit de geconsolideerde balans van [P] B.V. (inclusief [Q] B.V.) over de jaren 2006 tot en met 2010 volgt dat de brutowinstmarge is gestegen van 15,3 procent in 2006, naar 20,1 procent in 2007, naar 20,9 procent in 2008, naar 23,8 procent in 2009 en naar 31,5 procent in 2010. Dit is een stijging van meer dan 100 procent over de jaren 2006 tot en met 2010. De kostprijs van de inkopen bedroeg € 4.149.960,-- in 2006, € 3.641.491,-- in 2007, €3.853.887,-- in 2008, € 3.741.137,-- in 2009 en €3.759.406,-- in 2010. Van grote verschillen in de inkoop was dus geen sprake. Deze kosten zijn over de periode 2006 tot en met 2010 bezien zelfs licht afgenomen.
De rechtbank constateert dat de brutowinstmarge over de hiervoor vermelde periode fors is gestegen, terwijl de inkoop min of meer gelijk is gebleven. Zoals ook door[medeverdachte 2]
betoogd kan deze stijging niet verklaard worden uit de contante markthandel. Uit het dossier volgt allereerst dat de afzet aan markthandelaren al voor 2007 steeds meer terugliep. Zo heeft[medeverdachte 2]
verklaard dat [Q] B.V. zich steeds meer ging richten op supermarkten en dat de markthandel minder en minder werd. Ook getuige [getuige 2] heeft verklaard dat de markthandel minder werd en dat[medeverdachte 2]
daarom op zoek is gegaan naar nieuwe bronnen. Volgens haar is toen in september of oktober 2007 [R] binnen gekomen. Getuige [getuige 3] heeft verklaard dat het aantal markthandelaren dat aan de zaak kwam sterk is afgenomen. Voorheen waren het dertig handelaren en nu nog maar ongeveer tien. Uit het dossier volgt daarnaast dat de winstmarges in de markthandel niet hoog waren. Zo verklaarde getuige [getuige 3] dat markthandelaren 'niet gevers' zijn, die voor een dubbeltje op de eerste rij willen zitten.
Nu de inkoop min of meer gelijk bleef maar de markthandel afnam, terwijl de marges in de markthandel niet hoog waren en evenmin uit het dossier volgt dat die marges in de ten laste gelegde periode dusdanig toenamen dat de stijging van de brutowinstmarge over de jaren 2006 tot en met 2010 daarmee kan worden verklaard, constateert de rechtbank dat er een andere oorzaak moet zijn geweest voor die stijging.
[medeverdachte 2]
heeft verklaard dat hij constateerde dat betere marges behaald konden worden, toen [Q] B.V. begon met het leveren aan supermarkten. Er kon een marge worden behaald die tussen de 10 en 15 punten hoger ligt. [Q] B.V. heeft het bedrijf [R] eind 2007 overgenomen en heeft vervolgens, eind 2010, het bedrijf [S] B.V. overgenomen. Toen [S] B.V. onder [medeverdachte 2] B.V. viel, is de naam veranderd in [T] . [R] en [T] zijn beide leveranciers aan supermarkten, de retail. Getuige [getuige 2] heeft verklaard dat de stijging van de brutowinstmarge kan worden verklaard door de overname van de bedrijven [R] en [T] . De marges op de [T] -klanten en de supermarkten waren heel hoog. Op die klanten werden heel grote winsten behaald, meer dan op markthandelaren.
Naar het oordeel van de rechtbank kan de stijging van de brutowinstmarge deels worden verklaard door de hiervoor vermelde bedrijfsovernames,zij het slechts in beperkte mate aangezien uit de jaarrekening van 2009 en 2010 blijkt dat de winst uit de supermarkthandel niet veel invloed heeft gehad op de totale winst.
Het voorgaande levert echter geen verklaring op voor de contanten die[medeverdachte 2]
in de ten laste gelegde periode - kort gezegd - tot zijn beschikking had. Dat volgt uit het volgende.
In de jaren 2007 tot en met 2012 zijn op de zakelijke bankrekeningen van [Q] B.V., de volgende geldbedragen contant gestort.
Bankrekening van de SNS-bank met rekeningnummer [rekeningnummer 2]
2007: € 1.467.349,--;
2008: € 1.508.665,--;
2009: € 632.810,--.
Bankrekening van de ABN-AMRO met rekeningnummer [rekeningnummer 3] .
2009: € 637.820,--;
Opmerking rechtbank: samen met de storing[
AEH: bedoeld zal zijn “storting”]
op de SNS rekening in 2009 in totaal € 1.270.630,--
2010: € 1.581.875,--;
2011: € 1.602.080,--;
2012: € 182.865,--.
Opmerking rechtbank: het bedrag van € 182.865,- ziet op contante stortingen in de maanden januari en februari 2012.
Totaal: € 7.613.464,--. Bij dit bedrag zijn inbegrepen de hierna te bespreken ‘facturen’.
Deze contante stortingen kunnen niet worden verklaard door de afzet aan supermarkten.[medeverdachte 2]
heeft immers verklaard dat alle supermarkten per incasso of bank betaalden. Daarnaast heeft getuige [getuige 2] verklaard dat binnen het concern [P] B.V. de groothandel in groente en fruit plaatsvond binnen [Q] B.V., dat ook het kasverkeer in hoofdzaak plaatsvond binnen [Q] B.V. en dat met name door markthandelaren contant werd betaald. Deze contanten werden bij de bank afgestort.[medeverdachte 2]
heeft verklaard dat de markthandel een handel is waar veel contant wordt betaald. Tachtig procent van de markthandelaren betaalt nog steeds contant.
De contante stortingen kunnen naar het oordeel van de rechtbank echter bij lange na niet worden verklaard uit de handel met markthandelaren. Zoals hiervoor is overwogen, nam de markthandel af. Dit zou - gelet op het feit dat overwegend door markthandelaren contant werd betaald - moeten leiden tot een afname van de contante stortingen, zeker nu het een feit van algemene bekendheid is dat het betalen per pintransactie op de markt, ook in de ten laste gelegde periode, gangbaarder werd. Uit het overzicht van contante storting en in de periode 2007 tot en met 2012 volgt echter dat de contante stortingen relatief gelijk bleven en in 2010 en 2011 zelfs stegen.
De rechtbank is aldus van oordeel dat een deel van de in het bedrijf gevloeide contante gelden niet te verklaren is uit de legale fruithandel van [Q] B.V. (...)
Het voorgaande leidt ertoe dat de rechtbank van oordeel is dat door of namens[medeverdachte 2]
geen aannemelijke verklaring voor de herkomst van de contante gelden is gegeven. Gelet op het voorgaande, alles in samenhang bezien, is de rechtbank van oordeel dat het niet anders kan zijn dan dat de contante gelden middellijk of onmiddellijk uit enig misdrijf afkomstig zijn."
En voorts:
[medeverdachte 2]
had een belang bij het contant afbetalen van de giraal verstrekte geldleningen. Door de geldleningen op deze wijze af te lossen, heeft[medeverdachte 2]
de criminele gelden immers in het normale financiële verkeer gebracht. Hij heeft zijn contante criminele geld vervangen door giraal geld uit een andere bron. Anders gezegd heeft hij ander geld verkregen dan het contante geld dat hij uit enig misdrijf voorhanden had.[medeverdachte 2]
heeft de gelden hierdoor omgezet. De rechtbank is gelet op wat hiervoor is overwogen van oordeel dat de gedragingen van[medeverdachte 2]
(kennelijk) waren gericht op het daadwerkelijk verbergen of verhullen van de criminele herkomst van de contante gelden. Door aflossingen te doen aan de geldverstrekker(s), heeft[medeverdachte 2]
de contante gelden ook overgedragen. Hij heeft de gelden daarmee witgewassen.”