Conclusie
Nummer23/01511
Inleiding
medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod”, (2) “
medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod”, (3) “
deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van een misdrijf als bedoeld in artikel 10 derde, vierde en vijfde lid en/of 10a eerste lid van de Opiumwet”, (4) “
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie”, (6) “
gewoontewitwassen”, en (7. primair) “
medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod”.
De megazaak Amber
Het cassatieberoep en de middelen
Het eerste middel
chain of custody.
Redengevende feiten en omstandigheden
"
Het verweer van de verdediging
De toelichting op het eerste middel
De bespreking van het eerste middel
Het tweede middel
Het verweer van de verdediging
De bespreking van het tweede middel
tezamen en in vereniging met anderen”in een pand aan de [a-straat] een grote hoeveelheid heroïne heeft bewerkt en/of verwerkt. Aan dat oordeel liggen (onder meer) de volgende vaststellingen ten grondslag:
‘toegevoegde waarde’”heeft gebracht.
Het derde middel
is er in de periode van 1 januari 2012 tot en met 26 mei 2015 op de ABN AMRO rekening met [rekeningnummer 1] ten name van [verdachte] meermalen een geldbedrag gestort (met een totaal van 44.455,- euro) en
is er in de periode van 1 januari 2012 tot en met 26 mei 2015 op de ABN AMRO rekening met [rekeningnummer 2] ten name van [verdachte] meermalen een geldbedrag gestort (met een totaal van 14.120) en
heeft hij, verdachte, op 19 mei 2012 een bedrag van 30.000 euro contant betaald aan [F] ter betaling van een personenauto Mercedes type ML28OCDI met [kenteken 4] en
heeft hij op 12 mei 2015 in de woning ( [d-straat 1] te [plaats] ) achter een plint van het keukenblok een tasje [DA: met] 1.050 euro en 10 lira en een pakket geld van 6000 euro bewaard,
Bewijsoverweging
Het verweer van de verdediging
De toelichting op het derde middel
bezwaarlijk [kan] worden aangemerkt als een voldoende concretisering”, zoals bedoeld onder (iii) in de overwegingen van het genoemde arrest. Daarmee gaat het hof eraan voorbij dat hier zich de situatie bedoeld onder (i) van dat arrest voordoet. De raadsman in hoger beroep heeft immers verwezen naar alle overige misdrijven waarvoor de verdachte is veroordeeld en gesteld dat moet worden aangenomen dat de verdachte de witwasvoorwerpen (de gelden) daaruit heeft verkregen.
Het beoordelingskader: eigen misdrijf bij witwassen
onmiddellijk afkomstig is uit een door hemzelf begaan misdrijf, kan zulks naar het oordeel van de Hoge Raad uitsluitend als ‘witwassen’ worden gekwalificeerd indien zijn gedragingen – blijkens de bewijsvoering – (kennelijk) gericht zijn geweest op het daadwerkelijk verbergen of verhullen van de criminele herkomst van dat voorwerp. [5] Met de introductie van deze kwalificatie-uitsluitingsgrond in zijn rechtspraak heeft de Hoge Raad willen vermijden dat wie een voorwerp door eigen misdrijf ‘onmiddellijk’ verwerft en voorhanden heeft, zich automatisch tevens schuldig maakt aan witwassen. Niet in al zulke gevallen geldt immers dat het door de strafbaarstelling van witwassen beschermde rechtsgoed (de integriteit van het financieel en economisch verkeer en van de openbare orde) [6] is aangetast. Separaat te bestrijden onrecht is er alleen als de criminele herkomst van het voorwerp wordt verborgen of verhuld.
nietaannemelijk is dat een witgewassen voorwerp rechtstreeks afkomstig is uit eigen misdrijf (zodat de hiervoor bedoelde kwalificatie-uitsluitingsgrond buiten toepassing blijft), vergt in elk geval nadere motivering wanneer (ik citeer de Hoge Raad met aanpassingen):
sprake is van een ten laste van de verdachte uitgesproken bewezenverklaring ter zake van het begaan van een ander misdrijf met betrekking tot hetzelfde voorwerp, door middel van welk misdrijf de verdachte dat voorwerp kennelijk heeft verworven of voorhanden heeft (bijvoorbeeld de buit van een door de verdachte zelf begaan vermogensmisdrijf), dan wel
dit verwerven of voorhanden hebben[betrekking heeft op een]
door eigen misdrijf[verworven voorwerp]
.” [7]
nietdoor eigen misdrijf was verkregen – terwijl de aanwezigheid van een handelshoeveelheid XTC-pillen en voorwerpen "
vermoedelijk afkomstig van een hennepplantage" ook niet zodanig was dat daaruit zonder meer volgt dat de verdachte het geldbedrag kennelijk onmiddellijk door eigen eerdere verkoop van XTC-pillen of door hem gekweekte hennep had verworven of voorhanden had gehad.
onvoldoende aannemelijk was geworden dat het bedoelde geldbedrag uit eigen misdrijf afkomstig was, niet zonder meer begrijpelijk gelet op de korte tijdspanne tussen een bewezen verklaarde woninginbraak en het voorhanden hebben van het geld (factor (i)) en omdat was aangevoerd dat het geld rechtstreeks uit die woninginbraak afkomstig was (factor (iii)). [9]
niet kan worden uitgesloten dat deze bedragen afkomstig zijn uit enig door verdachte zelf begaan misdrijf”. [10] Dit oordeel achtte de Hoge Raad niet begrijpelijk gemotiveerd nu de enkele omstandigheid dat afkomst uit een door de verdachte zelf begaan misdrijf “
niet kan worden uitgesloten” daarvoor niet volstaat.
De bespreking van het derde middel
natuurlijk vreemd [is] om tegelijkertijd te zeggen dat er onvoldoende verband zou bestaan tussen de gelden die [verdachte] stortte en de gelden die hij vanuit deze rol in de organisatie genereerde.” Het hof heeft de kwalificatie-uitsluitingsgrond niet van toepassing geacht omdat uit de bewezenverklaring van de andere misdrijven en de bewijsvoering niet volgt dat de verdachte het geld uit eigen misdrijf heeft verworven of voorhanden heeft gehad. Bovendien kan hetgeen de raadsman heeft aangevoerd volgens het hof bezwaarlijk worden aangemerkt als een voldoende concretisering van het verband tussen de misdrijven die de verdachte gepleegd zou hebben en de bewezen verklaarde witwasvoorwerpen.
Het vierde middel
ongeveer 165 kilo” heroïne gaat.
De toelichting op het vierde middel
De bespreking van het vierde middel
hoeveel stuks” een persoon gaat nemen of kopen en ze spreken over het gebruiken van een auto met een geheime bergplaats;
het werk/het spul is gekomen”,
het” veel is, waarop de verdachte antwoordt “
170 kilo” en daarna nog zegt “
175”;
vlinder”;
alles zit in de tassen, in de bagageruimte. De bovenkant heb ik gecamoufleerd”;
waarom zou ik het daarin doen? Dan moet ik me ook nog daarmee bezighouden. Het zijn 165 stuks”.
ongeveer 165 kilo” heroïne werd vervoerd. Dat de verdachte zelf sprak over “
170 kilo” en “
175” doet daaraan niet af nu de verdachte kennelijk niet degene was die de heroïne in de auto heeft geladen en hij (mogelijk om die reden) niet zeker leek te weten om hoeveel het precies ging, zo volgt uit het feit dat hij verschillende – overigens dicht bij elkaar gelegen – hoeveelheden noemt.
Het vijfde middel
schuldig [heeft] gemaakt aan gewoontewitwassen en daarmee opbrengsten van misdrijven aan het zicht van justitie [heeft] onttrokken”, terwijl de verdachte is veroordeeld voor het verwerven, voorhanden hebben respectievelijk omzetten van witwasvoorwerpen, en deze gedragingen geen verbergend en/of verhullend element in zich hebben.
De strafmotivering van het hof
De bespreking van het vijfde middel
een anderheeft gepleegd verworven, voorhanden gehad en/of omgezet en daarmee heeft hij die opbrengsten aan het zicht van justitie onttrokken. [11] Bij de dader van het misdrijf treft justitie die opbrengsten immers niet meer aan. Ik acht de motivering van de strafoplegging derhalve niet onbegrijpelijk.