Conclusie
Nummer22/04328
Inleiding
“medeplegen van het plegen van witwassen een gewoonte maken”en (2)
“medeplegen van valsheid in geschrift, meermalen gepleegd”.
De kern van de zaak, de bewezenverklaring en de bewijsvoering
een valse factuur ten name van V.O.F. [B] (gericht aan [A] ) (factuurdatum 11-03-2014) (bijlage DOC-008-06, p. 1021) en
een valse factuur ten name van eenmanszaak [C] (gericht aan [A] ) (factuurdatum 31 januari 2014) (bijlage DOC-008-07, p. 1022) en
een valse factuur ten name van eenmanszaak Schoonmaakbedrijf [D] (gericht aan [A] ) (factuur 17 juni 2014) (bijlage DOC-008-08, p. 1028) en
twee valse facturen ten name van eenmanszaak [E] (gericht aan [A] ) (factuurdatum 2 juni 2015 en 10 juli 2015) (bijlage DOC-014-34, p. 1626 en DOC-014-38, p. 1630) en
een rekeningafschrift van de ING, inhoudende twee overboekingen van de zakelijke rekening van [A] naar de bankrekening op naam van [betrokkene 1] , met als omschrijving: “spoedoverboeking Deelbetaling 1 factuurnr 003-2016” en “spoedoverboeking Deelbetaling 2 factuurnr 003-2016” (DOC-016-01) en
een kwitantie met nummer 109, inhoudende een contante betaling (datum 09-08-2012) van [betrokkene 2] aan [A] , ten bedrag van 3.300 euro (DOC-014-16, p. 1272)
in strijd met de waarheid op bovenstaande facturen is opgenomen dat V.O.F. [B] en Schoonmaakbedrijf [D] en [C] en [E] werkzaamheden en/of diensten hebben verricht voor [A] , terwijl in werkelijkheid de in de bovengenoemde facturen genoemde werkzaamheden en/of diensten niet zijn verricht door deze bedrijven,
Het middel en de toelichting daarop
De bespreking van de eerste deelklacht van het middel
“door het voeren van een valse bedrijfsadministratie een bedrag van € 507.771,32 [heeft] verworven en […] daarvan [is] – middels voornoemde constructie – een bedrag van € 321.056,27 witgewassen”. [7]
NJ2021/392. Het hof had in die zaak vastgesteld dat de verdachte een fictief dienstverband bij het bedrijf van haar vader was aangegaan, enkel om met een valse salarisstrook en valse werkgeversverklaring een hypotheekaanvraag te kunnen indienen. Daarnaast stelde het hof vast dat voorafgaand aan iedere salarisuitbetaling door het bedrijf een contante storting van hetzelfde bedrag op de rekening van het bedrijf werd gedaan. Het hof oordeelde vervolgens dat de salarisbetalingen die de verdachte ontving en waarop de in de bewezenverklaring bedoelde geldbedragen zien ‘afkomstig’ waren uit valsheid in geschrift. De Hoge Raad oordeelde dat het hof dit oordeel kennelijk had gebaseerd op de omstandigheid dat de betaling van dit salaris samenhing met het beoogde gebruik van valse geschriften, waaronder de valse werkgeversverklaring. Die samenhang, die er in wezen op neerkomt dat die betalingen steun moesten bieden aan de valse opgaven in die geschriften, was naar het oordeel van de Hoge Raad niet toereikend voor het oordeel dat de door de verdachte ontvangen gelden ‘afkomstig’ waren uit valsheid in geschrift.
met behulp waarvandiverse geldbedragen zijn witgewassen. Van die geldbedragen werd aldus (in de woorden van de bewezenverklaring) “
de werkelijke aard en herkomst verborgen en verhuld”. Dit maakte dat noch uit de bewoordingen van de bewezenverklaring, noch uit enige andere overweging van het hof viel af te leiden dat het de valsheidsdelicten had aangemerkt als gronddelicten voor witwassen. Het op die gedachte gebaseerde cassatiemiddel miste dan ook feitelijke grondslag, aldus concludeerde ik voorafgaand aan het genoemde arrest (HR: art. 81 lid 1 RO). [13]
verantwoordmiddels het opmaken van deze valse facturen. De gelden zijn zodoende niet ‘afkomstig uit’ het misdrijf valsheid in geschrift omdat het vereiste causale verband ontbreekt, zo begrijp ik de klacht.
n totaal heeft [A] door het voeren van een valse bedrijfsadministratie een bedrag van € 507.771,32 verworven en is daarvan - middels voornoemde constructie - een bedrag van € 321.056,27 witgewassen”.
“Door het plegen van valsheid in geschrift is binnen de bedrijfsadministratie van [A] voor ten minste € 500.000 is onttrokken aan de onderneming. De verdachten hebben de gelden die bestemd waren voor [A] en bemiddeling aan zichzelf doen toekomen en daarmee hebben zij zichzelf verrijkt. Het gaat hier om tenminste een bedrag van € 321.056,27. Zie het volgende overzicht voor een berekening van dit bedrag”.
welkstrafbaar feit de rechtbank – en daarmee het hof – het oog hebben gehad. Daartoe was de rechter – gelet op mijn aan rechtspraak van de Hoge Raad ontleende vooropstellingen – ook niet gehouden. Wel volgt uit de bewijsvoering
datde bedoelde gelden uit misdrijf afkomstig zijn en dat de valsheid in geschrift diende ter versluiering daarvan. Ik merk bovendien op dat over de criminele herkomst van de gelden noch in eerste aanleg, noch in hoger beroep verweer is gevoerd.
De bespreking van de tweede deelklacht van het middel
door het plegen van valsheid in geschrift […] binnen de bedrijfsadministratie van [A] voor ten minste € 500.000 is onttrokken aan de onderneming. De verdachten hebben de gelden die bestemd waren voor zorg en bemiddeling aan zichzelf doen toekomen en daarmee hebben zij zichzelf verrijkt”. Dat zijn evident conclusies die zijn voorbehouden aan de strafrechter.