In deze zaak gaat het om een cassatieberoep ingesteld door de verdachte, die in hoger beroep is veroordeeld tot een gevangenisstraf van zestig maanden voor het plegen van gewapende overvallen. De verdachte was ten tijde van de behandeling van zijn zaak in hoger beroep in Duitsland gedetineerd, maar het hof verleende verstek tegen hem. De advocaat-generaal heeft in zijn conclusie betoogd dat het hof ten onrechte verstek heeft verleend, aangezien de verdachte niet vrijwillig afstand heeft gedaan van zijn recht om aanwezig te zijn bij de zitting. De verdachte is op 23 november 2022 door de rechtbank Amsterdam veroordeeld en heeft hoger beroep ingesteld. Tijdens de zitting op 31 oktober 2023 was de verdachte niet aanwezig, en zijn raadsman kon niet bevestigen of de verdachte op de hoogte was van de zitting. De advocaat-generaal heeft stukken overgelegd waaruit blijkt dat de verdachte in oktober 2022 in Duitsland is aangehouden en dat er een Europees aanhoudingsbevel is uitgevaardigd. De conclusie van de advocaat-generaal is dat de beslissing van het hof om verstek te verlenen niet juist was, en dat de zaak moet worden teruggewezen naar het gerechtshof Amsterdam voor een nieuwe behandeling. De conclusie strekt tot vernietiging van de bestreden uitspraak en terugwijzing van de zaak.