ECLI:NL:PHR:2025:240

Parket bij de Hoge Raad

Datum uitspraak
18 februari 2025
Publicatiedatum
17 februari 2025
Zaaknummer
23/03912
Instantie
Parket bij de Hoge Raad
Type
Conclusie
Rechtsgebied
Strafrecht
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van de bestreden uitspraak met betrekking tot de strafoplegging in een drugstransportzaak

In deze zaak is de verdachte, geboren in 1968, veroordeeld tot een gevangenisstraf van twintig maanden wegens opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet. Het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden heeft op 9 oktober 2023 de verdachte schuldig bevonden aan het vervoeren van ongeveer 4,9 kilo heroïne. De verdachte heeft cassatie ingesteld, waarbij zijn advocaten R.J. Baumgardt en M.J. van Berlo één middel van cassatie hebben voorgesteld. Dit middel betreft de motivering van de bewezenverklaring en de redelijke termijn van de procedure. De Hoge Raad heeft in zijn conclusie op 18 februari 2025 de klacht over de motivering van de bewezenverklaring verworpen, maar heeft wel ambtshalve opgemerkt dat de redelijke termijn is overschreden. Dit leidt tot de conclusie dat de opgelegde straf moet worden verminderd. De Hoge Raad heeft de bestreden uitspraak vernietigd, maar alleen wat betreft de strafoplegging, en het cassatieberoep voor het overige verworpen. De conclusie van de procureur-generaal is dat de Hoge Raad het verzuim van het hof om 'medeplegen' in de kwalificatie op te nemen, ambtshalve kan herstellen. De bewijsvoering steunt op sterke aanwijzingen voor medeplegen, waaronder DNA-bewijs en telefonische contacten tussen de verdachte en de medeverdachte.

Conclusie

PROCUREUR-GENERAAL
BIJ DE
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

Nummer23/03912

Zitting18 februari 2025
CONCLUSIE
D.J.C. Aben
In de zaak
[verdachte] ,
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1968,
hierna: de verdachte

Het cassatieberoep

1. De verdachte is bij arrest van 9 oktober 2023 door het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, wegens 1.
“opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod”, [1] veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twintig maanden, met aftrek van voorarrest.
2. Het cassatieberoep is ingesteld namens de verdachte. R.J. Baumgardt en M.J. van Berlo, beiden advocaat in Rotterdam, hebben één middel van cassatie voorgesteld.

Het middel

3. Het middel klaagt over de motivering van de bewezenverklaring.

De bewezenverklaring

4. Ten laste van de verdachte is bewezen verklaard dat:
"hij op 8 maart 2022 in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, opzettelijk heeft vervoerd een hoeveelheid van ongeveer 4,9 kilo van een materiaal bevattende heroïne, zijnde heroïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I."

De bewijsvoering

5. Het hof heeft de bewezenverklaring, voor zover thans relevant, als volgt gemotiveerd (arrest p. 3-4, met weglating van de voetnoten):
“Ten aanzien van het medeplegen van het vervoer, overweegt het hof het volgende:
Op dinsdag 8 maart 2022 omstreeks 12.20 uur werd bij de A50 te Arnhem, naar aanleiding van een ANPR hit, een Citroen met het Belgische kenteken [kenteken 1] gecontroleerd. De auto werd bestuurd door [betrokkene 1] . Tijdens het onderzoek van het voertuig werd achter het dashboard een holle ruimte aangetroffen met daarin meerdere pakketten. Die pakketten betroffen 12 blokken (met) heroïne met een netto gewicht van in totaal ongeveer 4,9 kilo.
Op de verpakking van één drugspakket werd een DNA-mengprofiel aangetroffen. Uit dat profiel is een hoofdprofiel afgeleid dat overeenkwam met het DNA-profiel van verdachte. Verder werden er onder [betrokkene 1] een telefoon van het merk Redmi en een telefoon van het merk Samsung in beslag genomen. Uit de verklaring van [betrokkene 1] bij de politie leidt het hof af dat de Samsung telefoon niet van het hem was.
Uit de analyse van de data uit de Samsung telefoon bleek dat er op 8 maart 2022 contact is geweest met telefoonnummer [telefoonnumer 1] , namelijk om 8.45 uur, 10.24 uur en twee keer om 10.46 uur. Uit het politiesysteem bleek dat dit nummer was gekoppeld aan verdachte. Verdachte is aangehouden, maar wilde bij de politie geen verklaring afleggen; hij beriep zich op zijn zwijgrecht.
Tijdens de behandeling van zijn zaak ter terechtzitting van de rechtbank op 17 januari 2023 heeft [betrokkene 1] een verklaring afgelegd. Deze verklaring is gevoegd in de zaak van verdachte. [betrokkene 1] heeft verklaard dat hij wist dat het ging om drugs. Hij had met een persoon afgesproken dat hij de drugs in Bergen op Zoom zou ophalen en naar Apeldoorn zou brengen. Hij zou hier € 500,- voor krijgen bij de aflevering van de drugs. Hij wil niet zeggen wie de eigenaar van de drugs was, want dan komt hij in de problemen. Hij heeft de auto van [betrokkene 2] geleend. Hij wist dat de auto een verborgen ruimte had. Zowel over [betrokkene 2] als verdachte wil hij niet nader verklaren. Ook over het feit dat hij vier keer telefonisch contact heeft gehad met verdachte wil hij niet verklaren. Hij beroept zich ook op zijn zwijgrecht als hem wordt gevraagd of hij op 8 maart 2022 in [plaats] (waar de garage is waar verdachte volgens zijn verklaring de navigatie heeft gerepareerd) is geweest. [betrokkene 1] heeft verder verklaard dat hij een klein telefoontje, namelijk een Samsung telefoon bij zich had. Op de vraag van wie de telefoon was, beriep hij zich opnieuw op zijn zwijgrecht.
Uit de wijze waarop [betrokkene 1] heeft verklaard, leidt het hof af dat hij weliswaar over zichzelf een belastende verklaring heeft afgelegd, maar dat hij over anderen niet belastend wilde verklaren.
Het hof leidt verder uit de verklaring van [betrokkene 1] af dat sprake was van medeplegen. [betrokkene 1] vervoerde de heroïne, maar hij dit deed in samenwerking met in ieder geval één ander. Hij zou worden betaald voor het vervoer. De vraag die het hof moet beantwoorden is of verdachte gezien kan worden als medepleger ten aanzien van het vervoer van de heroïne.
Verdachte kan als medepleger worden aangemerkt in geval hij nauw en bewust met [betrokkene 1] heeft samengewerkt met betrekking tot het vervoer van de heroïne. Van medeplegen kan sprake zijn in geval voldaan is aan de volgende elementen: wetenschap van het vervoer en van het middel dat wordt vervoerd in combinatie met handelingen die zien op het plannen van het vervoer, waaronder het maken van afspraken, het zorgdragen voor de drugs en het vervoermiddel, het bepalen van de route en/of het begeleiden van het transport (zodat de lading het einddoel bereikt).
Met de auto is de reisduur tussen Bergen op Zoom en Arnhem ongeveer twee uur. Gelet op de tijdstippen waarop verdachte contact heeft gehad met [betrokkene 1] op 8 maart 2022, gaat het hof ervan uit dat het contact heeft plaatsgevonden zowel voor het vertrek als na het vertrek van [betrokkene 1] uit Bergen op Zoom. [betrokkene 1] heeft noch over de telefonische contacten, noch over de Samsung telefoon die hij daarvoor gebruikte, willen verklaren. Het hof gaat ervan uit dat als deze contacten en de door [betrokkene 1] gebruikte telefoon niet te maken zouden hebben met het drugstransport, [betrokkene 1] geen reden zou hebben gehad om een beroep te doen op zijn zwijgrecht. Het hof gaat er verder vanuit dat [betrokkene 1] de betreffende telefoon bij zich had ten behoeve van het drugstransport, nu deze telefoon niet van hem was en er geen andere reden is gebleken voor het bezit van die telefoon. Het contact tussen verdachte en [betrokkene 1] verliep via deze telefoon en vond dus zowel voor als tijdens het drugstransport plaats. In combinatie met het gegeven dat het DNA van verdachte is aangetroffen op één van de drugspakketten zijn er zeer sterke aanwijzingen voor het medeplegen door verdachte.
Verdachte is in de gelegenheid geweest uit te leggen waarom er ondanks deze sterke aanwijzingen toch geen sprake is van medeplegen. Verdachte heeft verklaard dat hij niets wist van het drugstransport. Hij heeft verklaard dat [betrokkene 1] in de ochtend van 8 maart 2022 bij hem in de garage in [plaats] is geweest voor een reparatie van het navigatiesysteem van de auto en dat mogelijk zijn DNA toen op één van de pakketten terecht is gekomen. Dat scenario vindt echter geen steun in de stukken van het dossier, terwijl het voor de hand had gelegen dat [betrokkene 1] – als hij inderdaad op 8 maart 2022 (enkel) bij verdachte was geweest voor de reparatie van het navigatiesysteem – de verklaring van verdachte zou bevestigen, omdat [betrokkene 1] geen enkel belang heeft om hierover te liegen of te zwijgen. Gelet op de sterke aanwijzingen voor medeplegen en het ontbreken van een geloofwaardig alternatief scenario van de kant van verdachte, gaat het hof ervan uit dat verdachte medepleger was bij het vervoer van de heroïne.
Het hof ziet geen aanleiding om ervan uit te gaan dat verdachte slechts verantwoordelijk kan worden gehouden voor het vervoer van een (klein) deel van de heroïne, nu zijn DNA slechts op één van de pakketten is aangetroffen.
Het hof verwerpt de bewijsverweren.

De bespreking van het middel

6. Het middel strekt in de kern ten betoge dat het hof de omstandigheid dat de medeverdachte zich in zijn strafzaak op zijn zwijgrecht heeft beroepen en/of geen ontlastende verklaring heeft afgelegd ten onrechte (meermalen) voor het bewijs in de zaak tegen de verdachte heeft gebruikt (hetgeen aanleiding geeft tot nietigheid van het arrest).
7. Uit de bewijsvoering blijkt het volgende. Het hof heeft vastgesteld (i) dat de medeverdachte op 8 maart 2022 omstreeks 12.20 uur is aangehouden in een voertuig, (ii) dat daarin achter het dashboard in een holle ruimte meerdere pakketten met heroïne zijn aangetroffen, (iii) dat vanaf de verpakking van één van die ‘drugspakketten’ celmateriaal is veiliggesteld waarvan een DNA-mengprofiel kon worden bepaald, waaruit een hoofdprofiel is afgeleid dat overeenkomt met het DNA-profiel van de verdachte, (iv) dat onder de medeverdachte (onder meer) een Samsung-telefoon in beslag is genomen die niet aan hem toebehoorde, en dat uit de analyse van de data van de Samsung blijkt dat er op 8 maart 2022 om 08.45 uur, 10.24 uur en twee keer om 10.46 uur contact is geweest met een telefoonnummer dat is gekoppeld aan de verdachte. Daarnaast blijkt uit de bewijsvoering (v) dat de medeverdachte heeft verklaard dat
“hij wist dat het ging om drugs”, en dat hij met een persoon – waarover hij geen verdere verklaring heeft willen afleggen – had afgesproken dat hij de drugs (tegen betaling) zou ophalen in Bergen op Zoom en zou afleveren in Apeldoorn. De verdachte heeft verklaard (vi) dat hij niets wist van het drugstransport, maar dat de medeverdachte in de ochtend van 8 maart 2022 bij hem in de garage in [plaats] is geweest voor een reparatie van het navigatiesysteem van de auto en dat zijn celmateriaal mogelijk toen op één van de pakketten is terechtgekomen.
8. Deze – aldus het hof – ‘sterke’ aanwijzingen en het gebrek aan een geloofwaardige en adequate alternatieve verklaring hebben het hof tot het oordeel gebracht dat de verdachte als medepleger betrokken is geweest bij het vervoer van drugs. Hoewel aan de stellers van het middel moet worden toegegeven dat de redenering van het hof (mede) rust op het partiële beroep op het zwijgrecht door de medeverdachte, [2] brengt dit niet mee dat ’s hofs motivering van de bewezenverklaring de toets in cassatie niet kan doorstaan. Daarbij neem ik in aanmerking dat de verklaring van de medeverdachte wordt ondersteund door (i) de vastgestelde aanwezigheid van celmateriaal van de verdachte op één van de (in een holle ruimte achter het dashboard verstopte) drugspakketten en (ii) de belgegevens waaruit blijkt dat er enkele uren vóórdat de medeverdachte werd aangehouden meermaals contact is geweest tussen een telefoon die onder hem in beslag is genomen en het telefoonnummer dat is gekoppeld aan de verdachte. De verdachte heeft hier louter tegen ingebracht dat hij ter vervanging van de zekering van het navigatiesysteem het frontje van dat systeem heeft moeten verwijderen. [3] ’s Hofs oordeel dat deze lezing niet de redengevendheid van de genoemde vaststellingen ontzenuwt, is niet onbegrijpelijk. Tegen deze achtergrond acht ik ’s hofs oordeel dat de verdachte als medepleger betrokken is geweest bij de vervoer van drugs, evenmin onbegrijpelijk en bovendien toereikend gemotiveerd.
9. Het middel is tevergeefs voorgesteld.

Slotsom

10. Het middel faalt en kan worden afgedaan met de aan artikel 81 lid 1 RO ontleende motivering.
11. Ambtshalve wijs ik erop dat de Hoge Raad uitspraak zal doen nadat meer dan zestien maanden zijn verstreken na het instellen van het cassatieberoep, waarmee de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 lid 1 EVRM wordt overschreden. Behoudens in geval van een buitengewoon voortvarende afdoening van deze zaak, zal dit tot vermindering van de door het hof opgelegde gevangenisstraf moeten leiden. [4]
12. Andere ambtshalve gronden die tot vernietiging van de bestreden uitspraak aanleiding behoren te geven, heb ik niet aangetroffen.
13. Deze conclusie strekt tot vernietiging van de bestreden uitspraak, doch uitsluitend wat betreft de strafoplegging, tot vermindering daarvan aan de hand van de gebruikelijke maatstaf, en tot verwerping van het cassatieberoep voor het overige.
De procureur-generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG

Voetnoten

1.Kennelijk abusievelijk heeft het hof verzuimd om in de kwalificatie op te nemen dat het in de bewezenverklaring om een geval van ‘medeplegen’ gaat. In cassatie maken de stellers van het middel hiervan geen punt (zie voetnoot 1 op p. 5 van de cassatieschriftuur). De Hoge Raad kan dit verzuim zo nodig ambtshalve herstellen.
2.Uit de bewijsvoering blijkt immers dat het hof zijn oordeel (onder meer) heeft gegrond op de aanname dat het telefonisch contact tussen de medeverdachte en de verdachte (gelet op de reisduur van Bergen op Zoom naar Apeldoorn) heeft plaatsgevonden vóór vertrek én na vertrek vanuit Bergen op Zoom, dat de medeverdachte geen reden zou hebben gehad om zich op zijn zwijgrecht te beroepen als hij de betreffende telefoon niet bij zich had ten behoeve van het drugstransport, en dat het voor de hand had gelegen dat hij de verklaring van de verdachte zou hebben bevestigd als hij inderdaad (enkel) bij hem was geweest voor de reparatie van het navigatiesysteem.
3.Zie het proces-verbaal van de terechtzitting in eerste aanleg van 17 januari 2023, p. 2-3, waarnaar ter terechtzitting van het hof van 25 september 2023 min of meer wordt voortgeborduurd.
4.HR 17 juni 2008, ECLI:NL:HR:2008:BD2578,