3.3Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
“
1. Proces-verbaal van bevindingen d.d. 27 januari 2019, dossierpagina’s 12-13, voor zover inhoudende als relaas van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] :
(pagina 12)
Op 27 januari 2019 waren wij belast met algeheel toezicht in de gemeente ’s-Hertogenbosch. Omstreeks 02.10 uur kregen wij van het Operationeel Centrum het verzoek te gaan naar een adres te ’s-Hertogenbosch. Daar zou de 20-jarige dochter aangegeven hebben dat ze was aangerand op de rotonde met de Helftheuvelweg. De dochter zou helemaal overstuur zijn.
Omstreeks 02.31 uur kwamen wij aan op het adres. Wij zagen dat de deur geopend werd door een vrouw die zich voorstelde als de moeder van [aangeefster] . Wij zagen dat in de keuken een man en een vrouw stonden. Later bleken dit getuige [getuige 1] en getuige [getuige 2] te zijn. Ook zagen wij dat er een jonge vrouw in een hoek zat op een stoel. Wij zagen dat ze huilde. Wij stelden onszelf aan haar voor en wij hoorden dat ze zei dat ze [aangeefster]
(het hof begrijpt: het slachtoffer [aangeefster] )heette.
Ik, [verbalisant 1] , sprak met [aangeefster] . Binnen enkele minuten begreep ik dat getuigen [getuige 1] en [getuige 2] [aangeefster] bij de rotonde van het kruispunt Helftheuvelweg met de Kooikersweg in paniek hadden aangetroffen en met haar naar haar huisadres waren gegaan. Ik sprak tot circa 03.15 uur alleen met [aangeefster] . Gedurende het gehele gesprek kwam [aangeefster] emotioneel op mij over. Ik bedoel hiermee dat [aangeefster] regelmatig vochtige ogen had, moeilijk uit haar woorden kwam, boos was op zichzelf en van de hak op de tak sprong en aangaf sommige dingen niet meer te weten. Ik hoorde dat [aangeefster] zei: “Hij begon mij te zoenen op de mond. Ik duwde hem weg. Hij betastte mij. Ik rende weg.”
Op de momenten dat [aangeefster] sprak over dat de persoon haar zoende op de mond zag ik dat ze haar beide handen tegen haar mond deed en een beweging maakte die ik vertaalde als het wegduwen van de persoon die haar zoende. Steevast hield ze haar handen ook tegen de linkerwang en maakte hierop ook een wegduwend gebaar. Vervolgens zag ik dat ze met haar handen aan haar borsten zat en hoorde ik dat zij zei dat hij haar toen betastte.
(pagina 13)
Samenvattend hoorde ik ook dat [aangeefster] zei: “Ik rende weg. Mijn broek zat op mijn knieën. Ik kon niet goed rennen. Ik zag de Albert Heijn van het winkelcentrum. Ik ben toen uit paniek op de rotonde gaan staan en ben toen bij iemand die ik niet ken ingestapt. Ik was bang. Ik ben betast.”
2. Proces-verbaal van aangifte d.d. 5 februari 2019, dossierpagina's 18-25, voor zover inhoudende als verklaring van aangeefster [aangeefster] , geboren op [geboortedatum] 1998 en wonende te [plaats] :
(pagina 18)
Dit verhoor vindt zo veel mogelijk plaats in de vraag- en antwoordstijl. Hierbij staat de letter ‘V’ voor een vraag van ons, verbalisanten, en de letter ‘A’ voor het antwoord van de aangeefster.
(pagina 19)
V: Vertel eens wat je 26 januari 2019 hebt gedaan?
A: Ik had die avond een verjaardag. We zijn toen naar een terras gegaan. Volgens mij was dat bij café [A] (het hof begrijpt: te ‘s-Hertogenbosch). Ik ben toen naar huis gelopen omdat er geen bussen meer reden. Vanaf dat moment is het wat vaag. Ik kan me nog wel iets herinneren dat ik bij de rotonde bij de dönerzaak iets gepakt heb. Van de rest van de route kan ik me niet zo heel veel meer herinneren. Wat ik dan weer weet is dat er iets is gebeurd bij het parkje bij de Taling. Ik kan me herinneren dat er geroepen werd “he meisje, he meisje”. Dat werd met een buitenlands accent naar mij geroepen. Dan herinner ik me dat een man een arm om mij heen geslagen heeft. Er was ook iets van gelik. Die man probeerde mij te zoenen. Ik zei “niet doen” en “laat me met rust”. Die man ging met de andere hand, die hij niet om mij heen geslagen had, over mijn borst heen. Mijn broek was open. Ik weet niet hoe dat is gebeurd. Ik kan me ook nog herinneren dat ik dacht ‘ik heb een tampon in’. Het volgende moment dat ik me kan herinneren is dat ik voorover gebukt sta en dat ik probeer weg te komen. Ik was toen aan het slaan. Volgens mij had die man mij bij mijn nek vast.
(pagina 21)
Het is niet de eerste keer dat ik dingen vergeet. Als ik iets heftigs meemaak, dan wil ik dat meteen wegduwen en er niet aan herinnerd worden.
(pagina 22)
V: Wanneer gebeurt er dan iets?
A: Ik heb steeds dat parkje in mijn hoofd. Ik bedoel dan het parkje bij de Taling, tegenover de Albert Heijn aan de Helftheuvel (het hof begrijpt: te ’s-Hertogenbosch). Voor zover ik mij kan herinneren is het daar gebeurd bij die bankjes. Ik kan me herinneren dat hij begon te praten tegen mij. Dat hij iets zei van “hé, meisje”.
V: Hoe ziet die man er uit?
A: Ik heb hem aangekeken toen hij mij zoende. Die man sprak met een buitenlands accent. Als ik zo moet denken, dan zie ik zijn gezicht. Ik zie een smal gezicht. Volgens mij is die man niet veel groter dan ik ben.
Opmerking verbalisanten: De aangeefster gaat staan en geeft aan dat zijzelf 1.73 meter groot is.
(pagina 23)
A: Hij was ook niet heel breed. Volgens mij is het geen Marokkaanse man want die zijn naar mijn idee bleker van huidskleur.
V: Wat heeft die man gedaan bij jou, voor zover je nog weet?
A: Dat hij zijn arm om mij heen had. Dat hij zei: “kom meisje, kom meisje”. Hij zat met zijn hand aan mijn borsten en ook ging hij met zijn hand over mijn buik. Hij probeerde mij te zoenen. Het volgende moment dat ik mij kan herinneren is dat ik voorover sta en dat ik hem probeer te slaan. Hij had mij in een soort van houdgreep. Ik probeerde los te komen, maar dat lukte niet. Toen ik voorover stond, ben ik hem gaan slaan en toen ben ik losgekomen. Daarna weet ik dat ik bij de rotonde ben en dat ik voor een donkerkleurige auto ben gesprongen.
V: Waar kwam die man vandaan?
A: Die man zat op een van de bankjes daar of hij kwam mij tegemoet.
V: En waar bedoel jij dan?
A: Bij die bankjes tegenover de Albert Heijn. Aan de andere kant van de weg.
(pagina 24)
Volgens mij was hij net zo groot als ik.
3. Proces-verbaal van verhoor aangeefster d.d. 14 januari 2021, dossierpagina’s 27-30, voor zover inhoudende als de op 13 januari 2021 afgelegde verklaring van [aangeefster] :
(pagina 27)
In dit proces-verbaalstaat de letter ‘V’ voor een vraag van mij, verbalisant, en de letter ‘A' voor het antwoord van de aangeefster.
(pagina 28)
V: Wat kun je je nu nog herinneren over het voorval?
A: Bij het park bij de Taling kwam er een man naar mij toe gelopen. Hij riep iets van: “Meisje, kom eens lekker”. Hij heeft mij vastgepakt. Hij heeft zijn tong in mijn mond geduwd. Hij bleef zeggen: “Meisje, het is lekker”. Ik heb gezegd dat ik het niet wilde maar hij hield mij vast. Omdat hij mij stevig vast had kon ik niet weg. Hij heeft mijn jas open gemaakt en is over mijn borsten gaan wrijven. Hij heeft mijn broek los gemaakt. Hij is in mijn broek en mijn onderbroek geweest. Het volgende moment weet ik dat hij mij met zijn hand in mijn nek naar beneden duwde. Toen ben ik me nog meer gaan verzetten. Ik heb hem geslagen, ik heb geroepen: “Laat me los, laat me los”. Toen ben ik gaan rennen. Mijn broek hing op dat moment nog omlaag. Ik ben toen naar de rotonde gerend.
Wat ik me van hem herinner was dat hij een smalle kin had, een wat grotere neus, beetje grotere ogen en van die ‘zakken’ onder zijn ogen.
V: Waar is hij geweest met zijn hand?
A: Bij mijn schaamlip. Toen heeft hij daar bewogen met zijn hand.
V: Waar zat hij bij jouw schaamlip?
A: Er overheen. Hij zat ook bij het touwtje van de tampon.
(pagina 29)
Hij ging er overheen en toen haalde hij zijn hand weer uit mijn broek.
4. Proces-verbaal van verhoor getuige door de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in de rechtbank Oost-Brabant te ‘s-Hertogenbosch, d.d. 28 oktober 2021, voor zover inhoudende als verklaring van aangeefster [aangeefster] :
In mijn beleving had de dader een smalle kin, een grote neus, grote oren en grote ogen. Hij had twee verticale lijnen in zijn gezicht.
Ik ben bij het station
(het hof begrijpt: te ‘s-Hertogenbosch)onderdoor gelopen. Vervolgens ben ik alsmaar rechtdoor gelopen met aan de linkerhand de rijbaan van de Kooikersweg. Aan het eind van de Kooikersweg staan er bankjes. Dat is bij het Schutskamppark. Volgens mij werd ik daar aangesproken. In mijn beleving is het bij de bankjes op de stoep gebeurd. Mijn gevoel zegt mij dat de man mij tegemoet kwam. Hij zei: “hey meisje”. Hij vroeg wat er aan de hand was, hij leek mij te willen troosten, maar toen pakte hij mij bij mijn nek vast en hij wilde zijn tong in mijn mond steken. Ik heb mijn hoofd weggedraaid. Hij zei wel 5 keer tegen mij “kom, is lekker”. Hij stond aan mijn rechterzijde, zijn linkerarm hing over mijn schouder. Hij boog zich over mij heen om mij te zoenen. In het begin is het hem gelukt om zijn tong in mijn mond te duwen, maar daarna niet meer. Ik hield toen mijn tanden op elkaar en ik schudde met mijn hoofd en hij likte met zijn tong over mijn hele gezicht. Het lukte hem om met zijn vrije rechterhand mijn jas los te krijgen, mijn shirt omhoog te doen en met zijn handen onder mijn shirt te gaan om mijn borsten te strelen en erin te knijpen. Toen hij rechts van mij stond met zijn hand over mijn schouder en met zijn vrije rechterhand handelingen verrichtte, leek hij kleiner dan ik ben. Na mijn borsten ging hij met zijn hand naar beneden en kwam hij met zijn hand in mijn broek. Ik weet dat nu zeker. Toen wist ik het niet zeker. Ik heb therapie gehad, onder andere EMDR. Dan ga je er weer in, in het kader van traumaverwerking. Nadat hij met zijn hand in mijn broek was geweest, ging hij weer naar mijn borsten. De volgende herinnering die ik heb, is dat ik voorover gebogen stond. Hij stond nog steeds aan mijn rechterzijde en drukte met zijn hand mijn nek naar beneden. Hij gaf mij ook een elleboog in mijn rug toen ik omhoog probeerde te komen. Vervolgens maakte ik slaande bewegingen naar hem en schreeuwde ik dat hij mij los moest laten. In die nacht ten tijde dat het gebeurde, dacht ik er ook nog aan dat ik een tampon in had. Het was zo dat ik dacht: ‘What the fuck ben je aan het doen, je kunt je vinger er niet in stoppen, want er zit een tampon in’.
5. Proces-verbaal van bevindingen i.v.m. inbeslagname kleding d.d. 18 februari 2019, dossierpagina's 33-34, voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 3] :
(pagina 33)
Op 27 januari 2019 vanaf 04.15 uur had ik samen met collega [verbalisant 5] een informatief gesprek zeden met [aangeefster] .
In verband hiermee werd op 27 januari 2019 door mij de broek die [aangeefster] op dat moment aan had, inbeslaggenomen.
Op 5 februari 2019 deed [aangeefster] aangifte ter zake aanranding dan wel poging verkrachting gepleegd op 27 januari 2019 door een voor haar onbekende man.
In de periode gelegen tussen 27 januari 2019 en 5 februari 2019 wist [aangeefster] zich weer enkele dingen te herinneren van het voorval. Zo wist zij zich tijdens de aangifte te herinneren dat de onbekende man een arm om haar heen had geslagen en met de andere arm/hand haar borst en buik betastte. Verder kon zij zich herinneren dat zij die nacht een riem in haar broek had gehad. De onbekende man had deze riem los gemaakt. Door [aangeefster] werd aangegeven dat zij de kleding die zij op zondag 27 januari 2019 aan had gehad, in haar slaapkamer uit had gedaan en niet meer had aangeraakt.
In verband hiermee werd op 5 februari 2019 door mij een papieren zak aan [aangeefster] meegegeven zodat zij haar riem en het shirt dat zij op 27 januari 2019 had gedragen veilig kon stellen.
Op 8 februari 2019 werd de riem en het shirt aan mij overgedragen waarna ik deze heb inbeslaggenomen.
6. Proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 27 januari 2019, dossierpagina’s 38-39, voor zover inhoudende als verklaring van getuige [getuige 1] :
(pagina 38)
Rond 01.30/01.45 uur
(het hof begrijpt: op 27 januari 2019)was ik onderweg naar huis. Ik reed met mijn auto over de Helftheuvelweg in ‘s-Hertogenbosch. Ter hoogte van de rotonde bij de Helftheuvelpassage (opmerking verbalisant: getuige bedoelt de rotonde op de kruising met de Kooikersweg) reed een andere auto voor mij die ineens een beweging maakte alsof men moest uitwijken voor iets. Ik remde en ineens zag ik een meisje
(het hof begrijpt: aangeefster [aangeefster] )voor mijn auto springen. Ik zag dat ze vanaf het midden van de rotonde kwam aangerend. Ik zag dat het meisje hevig naar mij bleef zwaaien. Ik zag ook de paniek in haar gezicht. Ik ben gestopt en het meisje kwam naar de auto gelopen. Ik deed het raam open aan de bijrijderskant. Ik zag dat het meisje hevig in paniek was en ze zei tegen mij: “Mag ik alsjeblieft instappen. Ik ben verkracht”, of woorden van gelijke strekking. Ik heb de deur open gedaan en het meisje is ingestapt. Ik zag dat het meisje hevig overstuur was en huilde. Ik zag dat het meisje aan het trillen was. Ik zag dat haar shirt open stond en dat haar broek open was en half naar beneden zat. Het meisje bleef huilen. Het leek alsof ze aan het hyperventiIeren was. De vrouwelijke bestuurder van de auto voor mij kwam ook te hulp.
(pagina 39)
We hebben het meisje toen naar huis gebracht. Met betrekking tot het incident hoorde ik haar o.a. zeggen:
- een jongen kwam mij achterna;
- hij kwam op mij af;
- hij bleef me vasthouden;
- ik heb mijn kans gepakt en kon wegkomen;
- daar was jij gelukkig;
- ik ben gezoend;
- ik heb mijn hoofd weg kunnen draaien;
- hij pakte mij steeds weer vast;
- het is een buitenlandse jongen.
7. Proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 29 januari 2019, dossierpagina’s 40-43, voor zover inhoudende als verklaring van getuige [getuige 2] :
(pagina 40)
Dit verhoor is zoveel mogelijk in de vraag- en antwoordstijl weergegeven. Hierbij staat de letter ‘V’ voor een vraag van mij, verbalisant, en de letter ‘A’ voor het antwoord van de getuige.
Ik, verbalisant, heb begrepen dat u op 27 januari 2019 ‘s nachts, een meisje hebt opgevangen dat op de rotonde Helftheuvelweg / Kooikersweg te ‘s-Hertogenbosch stond.
V: Vertelt u daar alstublieft alles over.
A: Ik denk dat het rond 01.30 uur was. Toen ik op de rotonde reed sprong er ineens een meisje op de weg, voor mijn auto. Ik schrok daarvan en ik kon haar wel ontwijken maar ik kon niet remmen omdat er een auto achter mij reed. Ik ben toen een rondje over de rotonde gereden en toen ik daarna weer terugkwam op het eerste punt, toen zag ik dat er een andere automobilist (
het hof begrijpt: getuige [getuige 1]) gestopt was. Ik ben toen achter die auto gestopt. Ik zag toen dat het meisje bij die man in de auto instapte. Ik ben achter die auto aangereden. Ik dacht dat hij ging parkeren.
(pagina 41)
Toen ben ik ook gestopt. Ik heb toen aan het meisje gevraagd wat er aan de hand was. Het meisje zei dat zij betast was. Zij deed dit ook voor met gebaren bij zichzelf. Zij zei ook dat ze gekust was. Door haar gebaren bleek wel dat ze dit niet had gewild. Ik heb toen aan het meisje gevraagd waar zij woonde. Toen zei ze een adres. We hebben daar onze auto’s geparkeerd. Haar moeder kwam toen aan de deur. We zijn toen naar binnen gegaan met z’n allen. Daar heeft het meisje weer verteld wat er gebeurd was. Dat was precies hetzelfde verhaal als dat ze eerder aan ons had verteld. Ze bleef continu hetzelfde verhaal vertellen.
V: Waar kwam het meisje vandaan toen u haar voor het eerst zag?
A: Toen ik de rotonde op reed, kwam zij vanaf de Kooikersweg vanaf het centrum. Het meisje zei dat de man haar aan was gaan raken vanaf het witte gebouw. Dat is een gebouw waar een huisarts in zit, waar voorheen de Raad voor de Kinderbescherming heeft gezeten. Ze was naar de rotonde bij de Albert Heijn gerend en daar stond ze op de rotonde toen ik haar voor het eerst zag.
V: Wat zou die man gedaan hebben?
A: Hij had haar overal aangeraakt. Hij had haar continu gekust. Ze gebaarde ook dat ze hem afgeweerd had, maar dat dit niet hielp. Ze zei steeds dat ze dit niet wilde.
(pagina 42)
V: U zei dat toen u een rondje op de rotonde maakte dat u toen had rondgekeken omdat u de zaak niet helemaal vertrouwde. Wat hebt u toen gezien?
A: Toen wij daar bij de rotonde stonden, heb ik gezien dat de jas open stond van het meisje en dat haar haar in de war zat.
V: Weet u hoe het meisje heet?
A: [aangeefster] .
(pagina 43)
V: Wat heeft [aangeefster] over die man verteld?
A: Ze zei dat de man van buitenlandse afkomst was.
8. Proces-verbaal van verhoor getuige door de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in de rechtbank Oost-Brabant te ‘s-Hertogenbosch, d.d. 28 oktober 2024, voor zover inhoudende als verklaring van getuige [getuige 2] :
Ik zag [aangeefster] zitten en ik vroeg wat er was gebeurd. Zij zei tegen mij dat ze gepakt was door een jongen. Ik zag dat haar broek open hing en dat de jas van haar schouders hing. Je zag dus wel dat hij van alles had geprobeerd.
9. Proces-verbaal aanvraag benoeming deskundige d.d. 5 oktober 2020, voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 4] :
Op 27 januari 20I9 heeft er een poging verkrachting/aanranding plaatsgevonden op de Kooikersweg te ‘s-Hertogenbosch. Van het slachtoffer zijn 3 stuks kleding inbeslaggenomen en veiliggesteld i.v.m. mogelijke DNA-sporen van de mogelijke verdachte.
Op 2 oktober 2020 kwam er een aanvraag binnen bij FO voor het inzenden van de bovengenoemde stukken kleding naar het NFI op verzoek van slachtoffer/slachtofferhulp Nederland en de behandelend psycholoog van het slachtoffer. Dit in opdracht van officier van justitie [naam] .