ECLI:NL:PHR:2025:362

Parket bij de Hoge Raad

Datum uitspraak
25 maart 2025
Publicatiedatum
20 maart 2025
Zaaknummer
23/04811
Instantie
Parket bij de Hoge Raad
Type
Conclusie
Rechtsgebied
Strafrecht
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Eendaadse samenloop van medeplegen van gekwalificeerde doodslag en diefstal met geweldpleging met de dood ten gevolge

In deze zaak is de verdachte, geboren in 1979, bij arrest van 8 december 2023 door het gerechtshof Den Haag veroordeeld tot een gevangenisstraf van negen jaren en negen maanden wegens eendaadse samenloop van medeplegen van doodslag en diefstal met geweldpleging. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 28 december 2019, waarbij de verdachte samen met medeverdachten betrokken was bij een gewelddadige drugstransactie die resulteerde in de dood van een van de slachtoffers, [benadeelde 1]. De verdachte heeft samen met [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] een plan opgezet om de slachtoffers te beroven. Tijdens de uitvoering van dit plan werd een vuurwapen getrokken door [medeverdachte 1], terwijl de verdachte een hamer pakte en de slachtoffers onder schot hield. De verdachte heeft geprobeerd de handen van [benadeelde 1] vast te binden, maar het slachtoffer bood verzet en trok zelf een vuurwapen. Dit leidde tot een schietpartij waarbij [benadeelde 1] werd doodgeschoten. De verdediging betoogde dat de verdachte geen rol speelde in het geweld, maar het hof oordeelde dat er sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking, wat voldoende was voor een bewezenverklaring van medeplegen van (gekwalificeerde) doodslag. De conclusie van de procureur-generaal strekt tot verwerping van het beroep, met de mogelijkheid van vermindering van de opgelegde gevangenisstraf vanwege overschrijding van de redelijke termijn.

Conclusie

PROCUREUR-GENERAAL
BIJ DE
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
Nummer23/04811
Zitting25 maart 2025
CONCLUSIE
D.J.M.W. Paridaens
In de zaak
[verdachte] ,
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedag] 1979,
hierna: de verdachte.

1.Inleiding

1.1
De verdachte is bij arrest van 8 december 2023 door het gerechtshof Den Haag (10-810477-19) wegens onder 1 en 2 “eendaadse samenloop van medeplegen van doodslag, vergezeld en voorafgegaan van een strafbaar feit en gepleegd met het oogmerk om de uitvoering van dat feit voor te bereiden en gemakkelijk te maken en diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen en terwijl het feit de dood ten gevolge heeft” veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van negen jaren en negen maanden, met aftrek van voorarrest. Verder heeft het hof beslist op de vorderingen van de benadeelde partijen, een en ander zoals nader in het arrest bepaald.
1.2
Er bestaat samenhang met de zaak 23/05018. In deze zaak zal ik vandaag ook concluderen.
1.3
Namens de verdachte heeft R.B.M. Poppelaars, advocaat in Breda, één middel van cassatie voorgesteld. Namens de benadeelde partijen [benadeelde 1] , [benadeelde 2] en [benadeelde 3] heeft R.G. van der Laan, advocaat in Den Haag, een verweerschrift ingediend.

2.Het middel

2.1
Het middel klaagt dat de bewezenverklaring van het medeplegen van (gekwalificeerde) doodslag niet kan volgen uit de bewijsmiddelen.
2.2
Ten laste van de verdachte is onder 1 bewezenverklaard dat:
“hij op 28 december 2019 te [plaats] tezamen en in vereniging met een ander [benadeelde 1] opzettelijk van het leven heeft beroofd, door met een vuurwapen kogels af te vuren op die [benadeelde 1] welke doodslag werd vergezeld en voorafgegaan van enig strafbaar feit, te weten diefstal (met geweld), en welke doodslag werd gepleegd met het oogmerk om de uitvoering van dat feit voor te bereiden en gemakkelijk te maken.”
2.3
De bewezenverklaring berust, voor zover hier relevant, op de volgende bewijsmiddelen.
“1. De verklaring van de verdachte.
De verdachte heeft ter terechtzitting in eerste aanleg van 9 september 2021 verklaard - zakelijk weergegeven -:
Ik woon op het adres aan [a-straat 1] in [plaats] . Op 28 december 2019 ben ik opgehaald door een man en door de hier aanwezige [medeverdachte 2] . Samen met hen ben ik in de auto gereden naar het adres aan [a-straat 1] in [plaats] .
2. Een geschrift, te weten het proces-verbaal ter terechtzitting van de rechtbank Rotterdam van 9 september 2021 en 13 september met parketnummer 10/810478-19 in de zaak van [medeverdachte 1] . Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven -:
als verklaring van [medeverdachte 1] :
[medeverdachte 2] vroeg me of ik met haar meeging. Ze zei me mee te gaan naar [plaats] . Ze zei toen dat we de meneer - ik bedoel [verdachte] - zouden ophalen. We haalden hem dus op en gingen naar zijn huis aan [a-straat 1] .
De man die is overleden haalde al liggend het wapen tevoorschijn en schoot op mij. Toen ik hem zei dat hij moest gaan liggen, is hij gaan liggen met alles in zijn hand. Hij schoot vanaf de grond. Toen ik terugschoot lag de man nog steeds op de grond.
Mijn jas heb ik in het hok uitgetrokken. En is daar achtergebleven. Het was een witte jas. Ik weet niet hoe lang ik in het hok heb gezeten. [verdachte] was erbij.
De kogel kwam terecht onder mijn arm onder mijn elleboog en kwam bovenin mijn rug er weer uit.
3. Het proces-verbaal van bevindingen van de politie Eenheid Rotterdam met nummer PL1700-2019389590-5 van 29 december 2019. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven - (…):
als relaas van de betreffende opsporingsambtenaar:
Op 28 december 2019, omstreeks 19.30 uur, kregen wij de opdracht om te gaan naar [plaats] , aldaar zouden schoten zijn gehoord.
Ik betrad de woning aan [a-straat 1] . Ik ben naar de woonkamer gelopen. Ik zag bij tafel twee een goudkleurige huls liggen. Daaropvolgend zag ik bij de gordijnen een man op de grond liggen.
Ik zag een plas bloed bij het hoofd van de man liggen. Ik zag een huls, die goud van kleur was, ter hoogte van zijn hoofd liggen. Ik zag bloed uit het hoofd van de man stromen.
Ik zag dat er voor de man een hamer lag.
Ik zag dat de man ook bloed verloor uit zijn borst. Ik zag dat de plas bloed rond het hoofd van de man groter werd. Daaropvolgend voelde ik de hartslag van de man langzamer gaan. Ik voelde vervolgens geen hartslag meer. Ik zag meerdere kogelhulzen in de woonkamer liggen.
4. Het proces-verbaal van bevindingen van de politie Eenheid Rotterdam met nummer PL1700-2019389590-6 van 29 december 2019. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven - (…):
als relaas van de betreffende opsporingsambtenaar:
Op 28 december 2019 heb ik de woning aan [a-straat 1] .
Ik zag vervolgens, verspreid over de vloer van de woonkamer, meerdere hulzen liggen.
Ik zag in ieder geval vijf hulzen liggen. Later hoorde ik dat dichtbij het lichaam van het slachtoffer nog twee hulzen lagen.
Verder trof ik op de vloer, bij de voeten van het slachtoffer, een klauwhamer aan. De klauwhamer heb ik op de eettafel neergelegd.
5. Het proces-verbaal van forensisch onderzoek, woning ( [a-straat 1] [plaats] ) van de politie Eenheid Rotterdam met nummer PL1700-2019389590-18 van 23 maart 2020. Dit procesverbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven - (…):
als relaas van de betreffende opsporingsambtenaren:
Op 28 december 2019 om 20:40 uur kwamen wij voor een forensisch onderzoek aan op de locatie [a-straat 1] [plaats] .
Het stoffelijk overschot lag op zijn rug en was van een man. De voeten van het stoffelijk overschot lagen ter hoogte van het televisiemeubel. Om de enkels van het stoffelijk overschot zagen wij een zwarte kabel. De kabel welke om de enkels van het stoffelijk overschot zat bleek een zwart gekleurde HDMI kabel te zijn.
Wij zagen dat deze kabel om de enkels van het stoffelijk overschot was geknoopt.
[
Hof: deze HDMI-kabel is bemonsterd onder AALR2968NL#3, zie forensisch dossier [...] 2019 389590, p. 21]
[…]
7. Het proces-verbaal van de raadsheer-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken bij het gerechtshof Den Haag van 11 oktober 2023. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven - :
als de op 11 oktober 2023 tegenover deze raadsheer-commissaris afgelegde verklaring van [medeverdachte 2] :
Op 28 december 2019 was ik met [medeverdachte 1] en [verdachte] in de woning aan [a-straat ] . Ik moest drugs vervoeren. U vraagt - mij waar die drugs vandaan zouden komen. Het zou zijn vanuit het huis. Ik noem [verdachte] .
U vraagt mij wie die drugs zou komen brengen. De Marokkanen. U vraagt mij of ik die afspraak heb gemaakt met die Marokkanen op die dag in die woning. Ja.
Ik heb alleen de tas gezien. U vraagt mij welke tas. De tas die de 28e de Marokkaanse jongens bij zich hadden. De rhc vraagt mij wat voor tas dit was. Het was een zwarte tas. U vraagt mij of ik de deur open heb gedaan voor de Marokkanen die dag. Ja.
Tijdens voorlezing:
het eerste moment dat ik die tas zag, was toen die Marokkanen ermee binnen kwamen, later heb ik gezien dat die tas door de Marokkanen op de tafel was gelegd.
U vraagt mij of ik samen met [medeverdachte 1] en [verdachte] daar tegelijkertijd ben aangekomen. Ja.
[verdachte] wilde op een gegeven moment de armen pakken van een van die jongens en toen schoot hij. Met 'hij' bedoel ik het slachtoffer. [benadeelde 1] . Degene die is overleden. De rhc vraagt mij of dit het eerste moment is dat ik een vuurwapen gezien heb. Nee. De rhc vraagt mij wanneer ik daarvoor een vuurwapen zag. Toen [medeverdachte 1] die tevoorschijn haalde om tegen het slachtoffer te zeggen dat hij op de grond moest gaan liggen.
De rhc vraagt mij of ik met het slachtoffer [benadeelde 1] bedoel. Allebei.
De rhc vraagt mij of [medeverdachte 1] dus een wapen tevoorschijn had gehaald om dit aan de slachtoffers te tonen om hen aan te geven dat ze op de grond moesten gaan liggen. Ja. Op dat moment haalde [medeverdachte 1] een pistool tevoorschijn en [verdachte] een hamer.
U zegt mij dat ik net vertelde dat ik een hamer zag bij [verdachte] . U vraagt mij of dit het eerste moment was dat ik een hamer zag bij [verdachte] . Ja. Ik was op dat moment in de keuken. Dat is het moment waarop het gebeuren zich voordeed. Op het. moment dat het gebeurde, dat was niet eens een minuut, toen gebeurde, het van die schietpartij. (...)
[verdachte] stond tegenover het slachtoffer dat is overleden. Hij ging zijn handen vastbinden. Toen pakte het slachtoffer het pistool en schoot op [medeverdachte 1] . Toen schoot [medeverdachte 1] terug.
(…)
Ik deed de deur open. [medeverdachte 1] en [verdachte] bevonden zich in de kamer. Toen de Marokkanen binnenkwamen, kwamen ze achter hen aan naar de woonkamer. Toen hebben ze hen de opdracht gegeven om te gaan liggen. Met de kamer bedoel ik niet de woonkamer maar de slaapkamer. [verdachte] heeft die hamer gepakt op het moment dat die Marokkanen al binnen kwamen. Toen pakte [medeverdachte 1] het pistool en [verdachte] pakte de hamer van achter de televisie vandaan. De AG vraagt mij wanneer ze uit de slaapkamer zijn gekomen. 10 seconden zijn niet eens voorbij gegaan. Toen kwamen de Marokkanen binnen en zij kwamen uit de slaapkamer.
De AG zegt mij dat [verdachte] heeft verklaard dat toen wij met zijn drieën binnen kwamen in de woning, ik via de voordeur ging en dat [medeverdachte 1] en [verdachte] via achter naar binnen gingen. Ja. Tegen mij zei [medeverdachte 1] dat ik naar binnen moest en dat zij achterom gingen.
Nadat er was geschoten in de woning heb ik de tas gepakt. Ik kan mij herinneren dat ik de tas heb gepakt toen [medeverdachte 1] zei dat we weg moesten rennen.
Ik heb de afspraak gemaakt en de deur open gedaan. U vraagt mij of ik, toen ik de deur open deed, wist dat de Marokkanen beroofd zouden worden. Op het moment dat ik de deur open deed, of ik het toen al wist? Ja.
U vraagt mij vanaf welk moment ik wist dat er een plan was om de Marokkanen te beroven. Ik kan zeggen dat ik dat allemaal heb gedaan in opdracht van [medeverdachte 1] . U vraagt mij wanneer ik wist dat er een plan was. Eén of twee dagen, eerder.
Toen ik de tas meenam, was dat omdat [medeverdachte 1] zei dat ik de tas moest pakken.
8. Het proces-verbaal van de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken bij de rechtbank Rotterdam van 20 januari 2021. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven -:
als de op 20 januari 2021 tegenover deze rechter-commissaris afgelegde verklaring van [medeverdachte 2] :
Ik zag dat [medeverdachte 1] zijn pistool tevoorschijn haalde en ik hoorde dat hij zei “op de grond”. [verdachte] pakte een hamer. [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] gingen op de grond liggen. [slachtoffer 2] ging op de grond liggen met zijn handen voor zijn buik, niet achterop zijn rug. Op het moment dat [verdachte] [slachtoffer 2] ging vastbinden, draaide [slachtoffer 2] zich om, schoot en raakte [medeverdachte 1] in zijn arm. [medeverdachte 1] reageerde direct.
U houdt mij voor dat ik heb verklaard dat [slachtoffer 2] [medeverdachte 1] in de arm schoot. U vraagt mij of ik weet wie als eerste een vuurwapen trok. [medeverdachte 1] . U vraagt mij of [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] al op de grond lagen toen [medeverdachte 1] zijn vuurwapen trok. Toen [medeverdachte 1] het wapen trok, gingen de andere twee op de grond liggen.
U vraagt mij waar [verdachte] toen was. Naast [slachtoffer 2] met de hamer. U vraagt mij of het klopt dat wij met zijn drieën de woning uit zijn gegaan. Ja.
U vraagt mij of ik nog iets mee heb genomen uit de woning. Ja, ik heb de zwarte tas meegenomen. [verdachte] had een hamer vast. Die lag achter de televisie en [verdachte] heeft die hamer daar gepakt.
9. Het proces-verbaal van verhoor verdachte van politie Districtsrecherche Rijnmond—Noord, proces-verbaalnummer 18, van 29 december 2019. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven - (…) :
als de op 29 december 2019 afgelegde verklaring van [slachtoffer 1] :
V:
Kan je verklaren wat er op 28 december 2019 in [a-straat ] gebeurd is?
[slachtoffer 2] en ik zijn uitgestapt. Bij een woning deed een vrouw de deur open.
[slachtoffer 2] en ik zijn toen naar binnen gegaan. De vrouw zei tegen ons dat we konden gaan zitten en ik zag dat de vrouw naar een andere kamer liep. Voordat ik kon gaan zitten zag ik dat er twee mannen de kamer in kwamen lopen.
1 man riep in het Engels tegen ons : ”Down Down”. Ik zag dat de mannen het volgende signalement hadden:
-Antilliaans.
-De man een driekwart groene jas met capuchon aan.
-Had een oranje sjaal voor zijn gezicht.
-De man had de capuchon ook over zijn hoofd.
-Was een lange man, ik denk ruim 1.98 meter. Hij was langer als ik. Ik ben 1.83 cm
De tweede man had het volgende signalement.
-Donkere man, vermoedelijk Antilliaans.
-Zwarte Bomberjack.
-Ik denk dat hij een bivakmuts op had. Ik zag alleen zijn ogen en neus.
- zware lage stem. Hij riep Get Down.
De man met de groene jas kwam als eerste de kamer inlopen en hij zei in het Engels dat ik op de grond moest liggen. Toen ik op de grond lag voelde ik dat de andere met zijn voeten op mijn schouder drukte. Ik moest naar de grond blijven kijken. Ik zag dat [slachtoffer 2] ook op de grond lag en toen ik even naar hem keek zag ik dat [slachtoffer 2] tegenstribbelde. Toen wij op de grond lagen hoorde ik dat de vrouw de kamer in kwam lopen. Ik zei nog tegen [slachtoffer 2] dat hij moest meewerken. Plots hoorde ik schoten.
10. Het proces-verbaal van verhoor verdachte van politie Districtsrecherche Rijnmond-Noord, proces-verbaalnummer 787, van 21 februari 2020. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven - (…):
als de op 21 februari 2020 afgelegde verklaring van [slachtoffer 1] :
Dader 1 richtte eerst een wapen op mij. Hij riep 'Down Down'. Vervolgens richtte dader 1 zijn wapen op [slachtoffer 2] . Nadat de mannen 'down down' riepen, ben ik op de grond gaan liggen. Ik lag plat op mijn buik, met mijn hoofd naar het raam toe. [slachtoffer 2] lag ook met zijn hoofd naar het raam. [slachtoffer 2] lag precies zoals ik. Ik hoorde geluiden links van mij. Alsof ze aan [slachtoffer 2] zaten. Tijdens die geluiden hoorde ik 4 a 5 knallen.
Ik heb niemand anders in de woning gezien, behalve de vrouw, dader 1, dader 2 en [slachtoffer 2] .
11. Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 17 januari 2020 van de politie Team Grootschalig Opsporing, met documentcode 2001090900.AMB. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven - (…) :
als relaas van de betreffende opsporingsambtenaar:
Onderzoek incident
Uit onderzoek en meerdere getuigenverklaringen is gebleken dat er gedurende het incident buiten het slachtoffer tenminste één vrouw, en twee mannen in de woning aanwezig waren.
Deze personen hebben direct na het incident de woning aan [a-straat ] via de achterzijde, [b-straat] verlaten.
Op zaterdag 28 december 2019 op of omstreeks 19:25.20 uur De drie personen, bestaande uit een vooralsnog onbekend gebleven vrouw (nnvrouw1) en twee vooralsnog onbekend gebleven mannen (nnman1, nnman2), lopen vervolgens verder over [c-straat] komende uit de richting van [d-straat] en gaande in de richting van [e-straat]
De nnvrouw gaat gekleed in een groenkleurige driekwart lange jas met groenkleurige capuchon, een donkere broek en witte schoenen. De vrouw draagt verder aan haar rechterarm een donkerkleurige schoudertas en draagt het haar in een paardenstaart.
[…]”
2.4
Verder bevat het arrest, voor zover hier relevant, de volgende bewijsoverwegingen.

Door het hof vastgestelde feiten en omstandigheden
Op grond van de gebezigde bewijsmiddelen stelt het hof het volgende vast.
Op 28 december 2019 hebben [slachtoffer 1] (hierna: [slachtoffer 1] ) en [benadeelde 1] (hierna: [benadeelde 1] ) een bezoek gebracht aan de woning aan [a-straat 1] te [plaats] . Dit bezoek hield verband met een drugstransactie. [slachtoffer 1] en [benadeelde 1] hadden een zwarte tas meegenomen.
[medeverdachte 2] (hierna: [medeverdachte 2] ) heeft de deur voor [slachtoffer 1] en [benadeelde 1] geopend en hen binnengelaten, waarna zij naar de woonkamer zijn gegaan. [medeverdachte 1] (hierna: [medeverdachte 1] ) en verdachte [verdachte] (hierna: [verdachte] ) bevonden zich op dat moment in een andere ruimte in de woning.
Kort hierna - [medeverdachte 2] was de woonkamer inmiddels uitgegaan - kwamen [medeverdachte 1] en [verdachte] de woonkamer binnen. Zij droegen beiden gezichtsbedekkende kleding. [medeverdachte 1] haalde een vuurwapen tevoorschijn en gaf [slachtoffer 1] en [benadeelde 1] vervolgens te verstaan ("Down!" en/of "Op de grond!") dat zij op de grond moesten gaan liggen, waarna [slachtoffer 1] en [benadeelde 1] op hun buik zijn gaan liggen. [verdachte] pakte een hamer en hield deze vast. Hierna werden de benen van [benadeelde 1] vastgebonden met een HDMI-kabel en daarna probeerde [verdachte] de handen van [benadeelde 1] vast te binden. [benadeelde 1] heeft toen verzet geboden door zelf een vuurwapen te trekken en op [medeverdachte 1] te schieten, die daardoor in zijn arm werd geraakt. [medeverdachte 1] vuurde daarop van meerdere keren in de richting van de nog steeds op de grond liggende [benadeelde 1] .
In het lichaam van [benadeelde 1] zijn meerdere inschotverwondingen aangetroffen. Een van die . verwondingen betrof een doorschot van de bovenzijde van het hoofd naar het gelaat links ter hoogte van de slaap. Een andere verwonding betrof een dwarsdoorschot door de borst van [benadeelde 1] (van rechts naar links). Ten gevolge van deze doorschoten is [benadeelde 1] overleden.
[medeverdachte 1] heeft na de schietpartij samen met [verdachte] en [medeverdachte 2] de woning aan de achterzijde verlaten. Daarbij heeft [medeverdachte 2] de door [slachtoffer 1] en/of [benadeelde 1] naar de ontmoeting meegebrachte zwarte tas meegenomen.
[medeverdachte 1] , [verdachte] en [medeverdachte 2] zijn vervolgens met zijn drieën weggelopen.
[…]
Bewijsverweren
[…]
Medeplegen
De verdediging heeft voorts betoogd dat van medeplegen van (gekwalificeerde) doodslag geen sprake is. De verdachte heeft geen enkele rol gespeeld bij het uitgeoefende vuurwapengeweld en uit het dossier blijkt niet dat hij wist dat [medeverdachte 1] met een vuurwapen de woonkamer inliep. Evenmin blijkt dat hij eerder met [medeverdachte 1] een ripdeal heeft gepleegd, dan wel dat hij er kennis van had dat [medeverdachte 1] ooit eerder een vuurwapen bij zich had of had gebruikt.
Het hof stelt voorop dat de betrokkenheid bij een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking. Naar het oordeel van het hof is hiervan sprake.
Uit de hierboven vastgestelde feiten en omstandigheden volgt naar het oordeel van het hof dat er sprake was van een gezamenlijk plan van de verdachte en zijn medeverdachten om [benadeelde 1] en [slachtoffer 1] naar aanleiding van een voorgenomen drugstransactie te
rippenvan de door hen meegebrachte goederen. Gelet op de toegepaste (gewelds) handelingen en de aanwezigheid van het vuurwapen lag daarin de reële mogelijkheid tot het doden van [benadeelde 1] besloten. Daarbij neemt het hof in aanmerking dat toen [medeverdachte 1] zijn vuurwapen tevoorschijn haalde en zei "op de grond" en/of "down", de verdachte de hamer pakte. Zo de verdachte al niet mocht hebben geweten dat [medeverdachte 1] een vuurwapen, bij zich had, heeft hij, op het moment dat deze het vuurwapen tevoorschijn haalde, zich niet van de situatie gedistantieerd, maar is daarin juist mee gegaan door een hamer te pakken, en (te trachten) de handen van [benadeelde 1] vast te binden. Ook nadat het vuurwapen door [medeverdachte 1] was getoond heeft [verdachte] zich derhalve actief bezig gehouden met de
ripdeal.
Het verweer wordt verworpen.”
2.5
In de toelichting op het middel wordt aangevoerd dat uit de bewijsvoering van het hof niet de voor een bewezenverklaring van medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en [medeverdachte 1] kan volgen. Volgens de steller van het middel kan daaruit allereerst niet volgen dat de verdachte wist dat [medeverdachte 1] een vuurwapen naar de plaats delict had meegenomen. Integendeel, uit de bewijsvoering volgt dat de verdachte pas op de plaats delict erachter kwam dat [medeverdachte 1] over een vuurwapen beschikte toen [medeverdachte 1] plotseling en uit het niets een vuurwapen tevoorschijn haalde en direct daarna werd beschoten door [benadeelde 1] . Gelet op de korte tijdspanne waarin dit gebeurde, kon de verdachte zich in redelijkheid niet meer onttrekken aan de situatie. Ook is de door het hof vastgestelde betrokkenheid van de verdachte onvoldoende voor een bewezenverklaring van medeplegen van doodslag, aldus de steller van het middel.
2.6
Wat mij betreft, faalt het middel. Het hof heeft op grond van de bewijsmiddelen geoordeeld dat sprake was van een gezamenlijk plan van de verdachte en zijn medeverdachten om [benadeelde 1] en [slachtoffer 1] te ‘rippen’. Uit de bewijsvoering van het hof blijkt verder dat bij de uitvoering van dat plan de medeverdachte een vuurwapen heeft getrokken om [benadeelde 1] en [slachtoffer 1] te dwingen op de grond te gaan liggen. De verdachte heeft intussen een hamer achter een tv vandaan gehaald en is vervolgens de benen en daarna de armen van [benadeelde 1] gaan vastbinden, terwijl [benadeelde 1] onder schot werd gehouden door de medeverdachte. Het is dus niet zo dat [medeverdachte 1] direct nadat hij een vuurwapen had getrokken door [benadeelde 1] werd beschoten. Verder heeft de verdachte actief deelgenomen aan de geweldshandelingen tegen het slachtoffer. De verdachte heeft immers, nadat hij op de hoogte is geraakt van de aanwezigheid van dit vuurwapen, zichzelf voorzien van een wapen en het uiteindelijke slachtoffer vastgebonden. Zijn handelingen gaan daarmee veel verder dat het zich enkel niet distantiëren van de situatie, en zijn voldoende om te kunnen aannemen dat de verdachte de (gekwalificeerde) doodslag op het slachtoffer heeft medegepleegd.

3.Slotsom

3.1
Het middel faalt en kan worden afgedaan met de aan art. 81 lid 1 RO ontleende motivering.
3.2
Ambtshalve merk ik op dat de Hoge Raad in deze zaak waarin de verdachte zich in voorlopige hechtenis bevindt, uitspraak zal doen meer dan 16 maanden nadat op 8 december 2023 het cassatieberoep is ingesteld. In dat geval zal de redelijke termijn als bedoeld in art. 6 lid 1 EVRM worden overschreden. De Hoge Raad kan, als hij dat nodig vindt, de duur van de opgelegde gevangenisstraf vernietigen en vervolgens verminderen. [1] Verder heb ik ambtshalve geen grond voor vernietiging van de uitspraak van het hof aangetroffen.
3.3
Deze conclusie strekt tot verwerping van het beroep met eventueel vernietiging en vervolgens vermindering van de duur van de opgelegde gevangenisstraf vanwege overschrijding van de redelijke termijn.
De procureur-generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG

Voetnoten

1.Als de overschrijding kan worden beperkt tot minder dan één maand, kan worden volstaan met de constatering dat de redelijke termijn is overschreden (HR 26 maart 2024, ECLI:NL:HR:2024:492, r.o. 3.2).