ECLI:NL:PHR:2025:503

Parket bij de Hoge Raad

Datum uitspraak
13 mei 2025
Publicatiedatum
28 april 2025
Zaaknummer
23/04227
Instantie
Parket bij de Hoge Raad
Type
Conclusie
Rechtsgebied
Strafrecht
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslag op auto en chauffeurspas van taxichauffeur in verband met verdenking van deelname aan criminele organisatie

In deze zaak gaat het om een beklag over het beslag op een auto en een chauffeurspas van een taxichauffeur, die verdacht wordt van deelname aan een criminele organisatie die zich bezighoudt met witwassen en illegale gokspelen. De rechtbank Amsterdam had eerder het klaagschrift van de klager ongegrond verklaard, waarbij werd geoordeeld dat het voortduren van het beslag niet in strijd was met de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit. De klager, geboren in Turkije in 1987, had zijn auto en chauffeurspas in beslag genomen gekregen op 27 juni 2023. Hij stelde dat het beslag zijn persoonlijke belangen zwaar trof, omdat hij zonder deze goederen zijn taxibedrijf niet kon uitoefenen en daardoor geen inkomen had om in zijn levensonderhoud en dat van zijn gezin te voorzien. De rechtbank oordeelde dat het belang van strafvordering zich verzette tegen opheffing van het beslag, omdat het onderzoek nog liep en de auto en chauffeurspas in directe relatie stonden tot de verdenking van strafbare feiten. De klager had echter betoogd dat zijn persoonlijke belangen zwaarder moesten wegen dan het strafvorderlijk belang. De Hoge Raad oordeelde dat de rechtbank een onjuist toetsingskader had toegepast en onvoldoende had gemotiveerd waarom de persoonlijke belangen van de klager niet zwaarder wogen. De conclusie van de Procureur-Generaal strekte tot vernietiging van de bestreden beschikking en terugwijzing naar de rechtbank Amsterdam voor een nieuwe behandeling van het beklag.

Conclusie

PROCUREUR-GENERAAL
BIJ DE
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
Nummer23/04227 B
Zitting13 mei 2025
CONCLUSIE
T.N.B.M. Spronken
In de zaak
[klager] ,
geboren in [geboorteplaats] (Turkije) op [geboortedatum] 1987,
hierna: de klager

1.Het cassatieberoep

1.1
De rechtbank Amsterdam heeft bij beschikking van 17 oktober 2023 het ex art. 552a Sv ingediende klaagschrift strekkende tot opheffing van het beslag en teruggave van de inbeslaggenomen personenauto met bijbehorende sleutels en de chauffeurspas ongegrond verklaard.
1.2
Het cassatieberoep is ingesteld namens de klager en D.J.M. Dammers, advocaat in Amsterdam, heeft één middel van cassatie voorgesteld. Het middel komt op tegen het oordeel van de rechtbank dat voortduring van het beslag niet in strijd is met de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit.

2.De procesgang

2.1
Op grond van de gedingstukken kan in deze zaak van het volgende worden uitgegaan.
2.2
Op 27 juni 2023 is onder klager, taxichauffeur, een personenauto, merk Tesla ( [kenteken] ) met bijbehorende sleutels en een chauffeurspas in beslag genomen. De klager wordt verdacht van deelname aan een criminele organisatie die zich onder meer bezighoudt met witwassen en illegale gokspelen. De klager zou bij het plegen van deze strafbare feiten gebruik hebben gemaakt van zijn taxibedrijf.
2.3
Op 17 juli 2023 is ter griffie van de rechtbank Amsterdam een klaagschrift ex art. 552a Sv ontvangen, waarin wordt verzocht het beslag op te heffen en de onder 2.2 weergegeven goederen aan de klager terug te geven. Het klaagschrift houdt, voor zover voor de bespreking van het middel van belang, in (zonder overneming van voetnoten):
“Subsidiair - proportionaliteit & subsidiariteit
12. Subsidiair stelt klager zich op het standpunt dat het voortduren van het beslag in deze specifieke omstandigheden in strijd is met de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit. Dit omdat de persoonlijke belangen van klager zwaarder wegen dan het strafvorderlijk belang bij het voortduren van het beslag.
13. Klager is taxichauffeur. Voor het uitvoeren van zijn werkzaamheden in dat verband is het dan ook essentieel dat hij over zijn auto, de autosleutels en de chauffeurspas kan beschikken. Dit omdat hij zonder zijn werkzaamheden als taxichauffeur niet kan rondkomen. Hierbij is van belang te vermelden dat klager tot en met het begin van Corona goed kon rondkomen als taxichauffeur. Dit volgt uit de aangiftes van de inkomstenbelasting (zie
bijlage 2voor de aangiftes van 2017 t/m 2020). Klager is in 2020, tijdens Corona, verslaafd geraakt aan gokken. Deze verslaving is dermate ernstig geworden, dat hij niet meer kon werken en dag en nacht bezig was met gokken. Door deze ernstige verslaving kon klager lange tijd niet werken. Het gaat inmiddels beter met hem, hij zoekt hulp voor zijn verslaving (zie
bijlage 3voor contact met Jellinek).
14. Deze verslaving heeft er echter wel toe geleid dat klager niet alleen vragen kreeg van de bank (zie
bijlage 4voor contact klager en ING), maar ook dat klager grote schulden heeft bij contacten van hem. Deze leningen lopen op tot duizenden euro’s (zie
bijlage 5voor een overzicht van grote schulden bij anderen). Klager heeft daarnaast ook problemen met betalen van andere openstaande rekeningen (zie
bijlage 6voor e-mails hierover). Klager wil gelet op deze schulden zo snel mogelijk weer aan het werk om deze af te betalen. Daarnaast kan klager op het moment, ook nu hij al enorm veel geld heeft geleend van anderen, geen geld meer lenen om te voorzien in het levensonderhoud van zijn gezin. Klager is dus afhankelijk van zijn inkomen als taxichauffeur om te zorgen voor zijn gezin en om de schulden af te lossen.
15. Het belang van klagers bij teruggave is dermate wezenlijk, nu het voor klagers op dit moment onmogelijk is om volledig aan hun financiële verplichtingen te voldoen. Indien het beslag blijft voortduren en het kunnen voldoen aan deze verplichtingen zodoende onmogelijk blijft, zullen de gevolgen voor klagers aldus aanzienlijk zijn. Met (gedeeltelijke) opheffing van het beslag kunnen deze vergaande gevolgen worden voorkomen, in welk kader in het bijzonder wordt verzocht om het beslag op de chauffeurspas op te heffen.
16. De Hoge Raad is recent nog met een zekere bijstelling gekomen van de rechtspraak met betrekking tot de beoordeling door de beklagrechter of voortzetting van het beslag in overeenstemming is met de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit. Klager verzoekt daarom kritisch te kijken of in zijn geval wel aan deze vereisten is voldaan als het beslag blijft voortduren Daarbij is van belang dat in het geval van klager nog geen enkel zicht is op een eventuele verdere vervolging en inhoudelijke behandeling, waardoor niet binnen redelijke termijn een beslissing wordt verwacht.
17. Gelet op voorgaande stelt klager subsidiair dat de persoonlijke belangen van klager zouden moeten prevaleren boven het strafvorderlijk belang van het voortduren van het beslag ten aanzien van deze auto, de autosleutels en chauffeurspas. Meer subsidiair stelt klager dit in ieder geval geldt ten aanzien van de chauffeurspas. Dit zodat klager dan met een auto van een ander zou kunnen taxiën.
Concluderend en resumerend
18. Kort en goed verzoekt klager primair het beslag op de auto, de autosleutels en de chauffeurspas op te heffen nu het belang van strafvordering dit voortduren van het beslag niet vordert. Subsidiair verzoekt klager het beslag op de auto, de autosleutels en de chauffeurspas op te heffen nu niet is voldaan aan de vereisten van proportionaliteit en subsidiariteit. Meer subsidiair verzoekt klager in ieder geval het beslag ten aanzien van de chauffeurspas op te heffen nu niet is voldaan aan de vereisten van proportionaliteit en subsidiariteit.”
2.4
Op 3 oktober 2023 is het klaagschrift in openbare raadkamer behandeld.

3.De beschikking

3.1
De rechtbank heeft hetgeen namens de klager en door het openbaar ministerie is aangevoerd op de raadkamerzitting van 3 oktober 2023 in zijn beschikking van 17 oktober 2023 als volgt weergegeven:
“Namens klager is het volgende aangevoerd. De auto ligt al drie maanden onder beslag op grond van de waarheidsvinding. Het uitlezen van de gegevens van de auto is een kwestie van een paar minuten. Het is tevens niet waarschijnlijk dat de voorwerpen zullen worden verbeurd verklaard. Er ligt een MMA-melding, maar deze dient wel voldoende gestaafd te worden. Deze staving volgt nog niet uit het beperkte dossier. Daarbij is de chauffeurspas geen voorwerp dat in het kader van de waarheidsvinding onder beslag kan blijven.
De raadsvrouw acht het beslag tevens in strijd met de subsidiariteit en proportionaliteit. Klager is vader van drie jonge kinderen en kostwinner. Het is essentieel dat hij over zijn chauffeurspas beschikt om zijn werkzaamheden uit te voeren en inkomen te genereren.
Daarbij heeft hij vanwege zijn gokverslaving grote financiële problemen. De raadsvrouw heeft verzocht ieder geval zijn chauffeurspas terug te geven.
Klager heeft in raadkamer verklaard te werken aan zijn gokverslaving. Hij heeft geprobeerd ander werk te vinden, maar is daar tot op heden niet in geslaagd.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie verzet zich tegen teruggave van de inbeslaggenomen voorwerpen aan klager en heeft daartoe aangevoerd dat het belang van strafvordering zich daartegen verzet, omdat het Openbaar Ministerie zal vorderen dat de voorwerpen zullen worden verbeurd verklaard. Klager wordt verdacht van deelname aan een criminele organisatie die zich onder meer bezighoudt met witwassen en illegale gokspelen. Het onderzoek in de strafzaak is nog in volle gang. Het OM gaat voortvarend te werk en de verwachting is dat in de eerste helft van 2024 het onderzoek gereed is. De taximeter van de auto is inmiddels uitgelezen, maar het proces-verbaal van onderzoek is nog niet gereed. Zolang de bevindingen nog niet bekend zijn acht de officier van justitie het nodig de auto te houden voor eventueel nader onderzoek. Zowel ten aanzien van de auto als de chauffeurspas bestaat de verdenking dat deze gebruikt zijn bij het plegen van strafbare feiten. Het vermoeden bestaat dat klager gebruikmakend van zijn taxibedrijf strafbare feiten heeft gepleegd. Om die reden is het niet hoogst onwaarschijnlijk dat de strafrechter, later oordelend, de voorwerpen zal verbeurd verklaren. Ten aanzien van de door klager aangevoerde proportionaliteit en subsidiariteit is het OM van oordeel dat gelet op het beschreven strafvorderlijk belang, het persoonlijk belang van klager niet opweegt tegen het strafvorderlijk belang.”
3.2
De rechtbank heeft het klaagschrift ongegrond verklaard en daartoe overwogen:
“Bij de beoordeling stelt de rechtbank voorop dat het onderzoek in raadkamer naar aanleiding van een beklag als bedoeld in artikel 552a Sv een summier karakter draagt. Dat betekent dat van de rechter niet kan worden gevergd ten gronde in de mogelijke uitkomst van een nog te voeren hoofdzaak of ontnemingsprocedure te treden.
In geval van een beklag tegen een op grond van artikel 94 Sv gelegd beslag dient de rechtbank eerst te beoordelen of het belang van strafvordering het voortduren van het beslag vordert. Als het strafvorderlijk belang voortduring van het beslag vordert, wordt geen teruggave gelast.
Als geen strafvorderlijk belang aan teruggave in de weg staat, vindt teruggave plaats aan de beslagene, tenzij een ander redelijkerwijs als rechthebbende ten aanzien van dat voorwerp moet worden beschouwd.
Het belang van strafvordering verzet zich tegen teruggave als het veiligstellen van de belangen waarvoor artikel 94 Sv de inbeslagneming toelaat, het voortduren van het beslag nodig maakt. Dat is bijvoorbeeld het geval wanneer dat voorwerp kan dienen om de waarheid aan de dag te brengen, -ook in een zaak betreffende een ander dan klager-, wanneer dat voorwerp kan dienen om wederrechtelijk verkregen voordeel aan te tonen of als niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, de verbeurdverklaring of de onttrekking aan het verkeer van dat voorwerp zal bevelen.
Uit de stukken en hetgeen in raadkamer is besproken, is het volgende gebleken.
Klager wordt verdacht van deelname aan een criminele organisatie die zich bezighoudt met het witwassen van gelden uit drugshandel en het aanbieden van illegale gokspelen. Klager zou zich met zijn taxi en zijn taxibedrijf aan het plegen van deze strafbare feiten hebben schuldig gemaakt. Dit zou hebben plaatsgevonden in de periode van januari 2019 tot heden. De MMA melding wordt onderbouwd door onder meer tapgesprekken waarin over grote geldbedragen en het vervoer daarvan wordt gesproken. Daarnaast komt uit tapgesprekken en bankrekeningen naar voren dat verschillende personen, al dan niet met gebruikmaking van prive en/of zakelijke bankrekeningen, worden ingezet voor de criminele activiteiten.
Op grond van bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat het strafvorderlijk belang van waarheidsvinding zich verzet tegen opheffing van het beslag van de auto, omdat het onderzoek nog loopt. Het voorwerp is immers in beslag genomen met het doel de waarheid aan het licht te brengen.
Zowel ten aanzien van de taxi als de chauffeurspas acht de rechtbank het bovendien niet hoogst onwaarschijnlijk dat de strafrechter, later oordelend, de voorwerpen verbeurd zal verklaren. De voorwerpen staan immers in directe relatie met de witwasverdenking. Het strafvorderlijk belang verzet zich dan ook tegen opheffing van het beslag. Gelet op de ernst van de verdenking enerzijds en de door klager aangevoerde persoonlijke belangen anderzijds acht de rechtbank handhaving van het beslag niet in strijd met de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit.
Het beklag zal daarom ongegrond worden verklaard.”

4.Het middel

4.1
Het middel richt zich tegen het oordeel van de rechtbank dat de handhaving van het beslag niet in strijd is met de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit. Deze beoordeling geeft volgens de steller van het middel blijk van de toepassing van een onjuist toetsingskader en is, gelet op hetgeen door de verdediging in het klaagschrift en op de zitting naar voren is gebracht, ontoereikend gemotiveerd.
4.2
Voor de beoordeling van de proportionaliteit en de subsidiariteit ten aanzien van handhaving van het gelegde beslag gelden de volgende uitgangspunten.
4.3
Bij de beoordeling van het beklag over de inbeslagneming is de rechter niet verplicht ambtshalve te onderzoeken of voortzetting van het beslag in overeenstemming is met de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit. Als echter door of namens de klager wordt aangevoerd dat zijn persoonlijke belangen bij de opheffing van het beslag zwaarder moeten wegen dan het met artikel 94 en/of 94a Sv nagestreefde strafvorderlijk belang bij het voortduren daarvan, kan de rechter gehouden zijn blijk te geven van een onderzoek naar de vraag of voortzetting van het beslag in overeenstemming is met de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit. [1]
4.4
De vraag wanneer de rechter blijk moet geven van een dergelijk onderzoek, en – als dat het geval is – welke eisen moeten worden gesteld aan de motivering van zijn beslissing, is afhankelijk van de concrete onderbouwing en de indringendheid van de door of namens de klager aangevoerde argumenten. Ook is van belang wat daarover door het openbaar ministerie wordt ingebracht. Verder komt betekenis toe aan het tijdsverloop sinds de beslaglegging en aan de termijn waarbinnen een beslissing in de hoofdzaak of in de ontnemingsprocedure redelijkerwijs valt te verwachten. Naarmate meer tijd is verstreken – en de klager dus al langer door het beslag wordt getroffen – kan meer gewicht toekomen aan de persoonlijke belangen van de klager bij de opheffing van het beslag. [2]
4.5
In onderhavige zaak heeft de rechtbank overwogen dat “(g)elet op de ernst van de verdenking enerzijds en de door klager aangevoerde persoonlijke belangen anderzijds (…) de rechtbank handhaving van het beslag niet in strijd (acht) met de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit.” In deze overweging hanteert de rechtbank een onjuist toetsingskader: de rechtbank dient de persoonlijke belangen van de klager bij opheffing van het beslag af te wegen tegen het met art. 94 Sv nagestreefde strafvorderlijke belang, en niet tegen de ernst van de verdenking.
4.6
Het middel slaagt in zoverre.
4.7
Ook voor zover het middel klaagt over de motivering van de belangenafweging die de rechtbank (niet) maakt, slaagt het. In het klaagschrift heeft de raadsvrouw van de klager betoogd dat de klager door het gelegde beslag op de auto met bijbehorende sleutels en de chauffeurspas zwaar wordt getroffen, omdat de verdachte zonder deze goederen zijn taxibedrijf niet kan uitbaten en dus ook geen inkomen heeft waarmee hij in het levensonderhoud van zichzelf en zijn gezin kan voorzien. De klager zou bovendien grote schulden hebben, die hij zonder inkomen niet kan afbetalen. De raadsvrouw heeft een en ander met een aantal stukken onderbouwd en heeft in het bijzonder (meer subsidiair) verzocht alleen de chauffeurspas terug te geven, zodat de verdachte in een andere auto zijn werk als taxichauffeur zou kunnen voortzetten. Gelet op hetgeen door de raadsvrouw (onderbouwd) is aangevoerd, had de rechtbank blijk moeten geven van een onderzoek naar de vraag of voortzetting van het beslag in overeenstemming is met de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit. Dit heeft de rechtbank onvoldoende kenbaar gedaan. [3]

5.Slotsom

5.1
Het middel slaagt.
5.2
Ambtshalve heb ik geen gronden aangetroffen die tot vernietiging van de bestreden uitspraak aanleiding behoren te geven.
5.3
Deze conclusie strekt tot vernietiging van de bestreden beschikking en tot terugwijzing naar de rechtbank Amsterdam teneinde op het bestaande beklag opnieuw te worden behandeld en afgedaan.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG

Voetnoten

1.HR 31 januari 2023, ECLI:NL:HR:2023:81, NJ 2023/150, m. nt. P. Mevis, rov. 2.4.1 en HR 31 januari 2023, ECLI:NL:HR:2023:128, NJ 2023/149, m. nt. P. Mevis, rov. 2.4.1.
2.HR 31 januari 2023, ECLI:NL:HR:2023:81, NJ 2023/150, m. nt. P. Mevis, rov. 2.4.2 en HR 31 januari 2023, ECLI:NL:HR:2023:128, NJ 2023/149, m. nt. P. Mevis, rov. 2.4.2.
3.Zie bijvoorbeeld HR 21 november 2023, ECLI:NL:HR:2023:1613, rov. 2.4.