ECLI:NL:PHR:2025:523

Parket bij de Hoge Raad

Datum uitspraak
13 mei 2025
Publicatiedatum
10 mei 2025
Zaaknummer
24/01583
Instantie
Parket bij de Hoge Raad
Type
Conclusie
Rechtsgebied
Strafrecht
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verwerping van het verweer inzake lokaalvredebreuk en demonstratierecht

In deze zaak, behandeld door de Procureur-Generaal bij de Hoge Raad der Nederlanden, D.J.M.W. Paridaens, gaat het om de verwerping van een verweer dat de verdachte, geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1984, ontslagen moet worden van alle rechtsvervolging wegens lokaalvredebreuk (art. 139 Sr). De verdachte was eerder door het gerechtshof Den Haag veroordeeld zonder oplegging van een straf of maatregel voor het medeplegen van wederrechtelijk vertoeven in een voor de openbare dienst bestemd lokaal. Dit arrest dateert van 10 april 2024. De zaak is één van de acht demonstratiezaken die op dezelfde dag door het gerechtshof zijn behandeld, waarbij de demonstratie op 20 oktober 2020 in het ministerie van Economische Zaken en Klimaat centraal staat. De advocaat van de verdachte, W.H. Jebbink, heeft in deze zaak één middel van cassatie voorgesteld, dat zich richt tegen de verwerping van het verweer dat de vervolging in strijd is met het demonstratierecht zoals vastgelegd in artikel 10 en 11 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). De Procureur-Generaal concludeert dat het middel faalt, met verwijzing naar een eerdere conclusie in een vergelijkbare zaak (ECLI:NL:PHR:2025:518). Er zijn geen gronden voor vernietiging van de uitspraak van het hof aangetroffen, en de conclusie strekt tot verwerping van het beroep.

Conclusie

PROCUREUR-GENERAAL
BIJ DE
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
Nummer24/01583
Zitting13 mei 2025
CONCLUSIE
D.J.M.W. Paridaens
In de zaak
[verdachte],
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1984,
hierna: de verdachte.

1.Inleiding

1.1
De verdachte is bij arrest van 10 april 2024 (22-002997-22) door het gerechtshof Den Haag wegens “medeplegen van wederrechtelijk in een voor de openbare dienst bestemd lokaal vertoevende, zich niet op de vordering van de bevoegde ambtenaar aanstonds verwijderen” veroordeeld zonder oplegging van een straf of maatregel.
1.2
Deze zaak betreft één van de acht demonstratiezaken waarin ik vandaag concludeer. In al deze zaken heeft het gerechtshof Den Haag op dezelfde dag uitspraak gedaan. Het gaat in zes zaken over een demonstratie op 20 oktober 2020 in het toenmalige ministerie van Economische Zaken en Klimaat (24/01578, 24/01579, 24/01580, 24/01581, 24/01582 en 24/01583), waarvan één ook over een demonstratie op 11 juni 2019 in de Tweede Kamer (24/01578), en in twee zaken over demonstraties op 9 juli 2022 in gebouwen die in gebruik waren bij de ING Bank (24/01584 en 24/01632).
1.3
Namens de verdachte heeft W.H. Jebbink, advocaat in Amsterdam, in de voorliggende zaak één middel van cassatie voorgesteld.

2.Het middel

2.1
Het middel klaagt in de kern over de verwerping van het verweer dat de verdachte moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging omdat art. 139 Sr buiten toepassing moet blijven vanwege onverenigbaarheid van de vervolging met onder meer art. 10 en 11 EVRM. Het middel komt overeen met dat in de zaak 24/01580.
2.2
Het middel faalt. De redenen daarvoor staan in mijn conclusie van vandaag in de zaak 24/01580, ECLI:NL:PHR:2025:518.

3.Slotsom

3.1
Het middel faalt.
3.2
Ambtshalve heb ik geen grond voor vernietiging van de uitspraak van het hof aangetroffen.
3.3
Deze conclusie strekt tot verwerping van het beroep.
De procureur-generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG