ECLI:NL:PHR:2025:688

Parket bij de Hoge Raad

Datum uitspraak
17 juni 2025
Publicatiedatum
16 juni 2025
Zaaknummer
24/01550
Instantie
Parket bij de Hoge Raad
Type
Conclusie
Rechtsgebied
Strafrecht
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Profijtontneming in verband met de diamantroof op Schiphol

In deze zaak betreft het de ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel in het kader van de diamantroof op Schiphol, gepleegd op 25 februari 2005. De betrokkene, geboren in 1974, heeft zich schuldig gemaakt aan een gewapende overval waarbij een aanzienlijke hoeveelheid diamanten en sieraden is buitgemaakt. De Procureur-Generaal heeft een vordering tot ontneming ingediend, waarbij het wederrechtelijk verkregen voordeel is geschat op € 607.571,00. De verdediging heeft betoogd dat de betrokkene geen voordeel heeft genoten en dat de vordering moet worden afgewezen. Het hof heeft echter geoordeeld dat het aannemelijk is dat de betrokkene voordeel heeft verkregen uit de verkoop van diamanten die bij de overval zijn buitgemaakt. Het hof heeft de schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel gebaseerd op verklaringen van de betrokkene en het WOD-traject, waarbij het hof de bij de betrokkene aangetroffen diamanten buiten beschouwing heeft gelaten. De betrokkene heeft verklaard dat hij een deel van de buit heeft ontvangen en dat hij investeringen heeft gedaan met het verkregen geld. Het hof heeft de vordering tot ontneming toegewezen en de betrokkene verplicht tot betaling aan de Staat.

Conclusie

PROCUREUR-GENERAAL
BIJ DE
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
Nummer24/01550 P
Zitting17 juni 2025
CONCLUSIE
B.F. Keulen
In de zaak
[betrokkene] ,
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1974,
hierna: de betrokkene
Het gerechtshof Amsterdam heeft bij arrest van 12 april 2024 het door de betrokkene wederrechtelijk verkregen voordeel vastgesteld op een bedrag van € 607.571,00 en aan de betrokkene de verplichting opgelegd tot betaling van een bedrag van € 602.571,00 aan de Staat ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel. Het hof heeft de duur van de gijzeling die ten hoogste kan worden gevorderd daarbij bepaald op 1080 dagen.
Er bestaat samenhang met de zaken 24/01454, 24/01444 en 24/01487. In de zaak 24/01454 heeft Uw Raad op 25 maart 2025 het cassatieberoep niet-ontvankelijk verklaard. In de andere twee zaken zal ik vandaag ook concluderen.
Het cassatieberoep is ingesteld namens de betrokkene. R.J. Baumgardt en M.J. van Berlo, beiden advocaat in Rotterdam, hebben één middel van cassatie voorgesteld.
Het
middelbetreft de vaststelling van het wederrechtelijk verkregen voordeel.
Het hof heeft in het bestreden arrest inzake de vaststelling van het wederrechtelijk verkregen voordeel het volgende overwogen (met overneming van voetnoten):

Schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel
(…)
Standpunt verdediging
De verdediging heeft primair verzocht de vordering af te wijzen, aangezien het niet aannemelijk is dat de betrokkene daadwerkelijk voordeel heeft gehad. Subsidiair wordt verzocht de vordering zeer beperkt toe te wijzen. Daartoe heeft de verdediging aangevoerd dat de betrokkene de bewezenverklaarde feiten ontkent en dat om die reden de vordering dient te worden afgewezen. Daarnaast is de ondergrens van de vereiste aannemelijkheid voor de stelling dat de betrokkene 12.5% van de buit heeft gekregen niet gehaald. Dat uit het financieel onderzoek niet is gebleken van enig verkregen voordeel is daarvoor een indicatie. Indien het hof wel meent dat er voordeel is genoten door de betrokkene, dient de winst van [getuige 1] (te weten € 69.675,00) op het voordeel van de betrokkene in mindering te worden gebracht. In ieder geval zou dit gegeven gevolgen moeten hebben voor het te hanteren helerspercentage. Over de hoogte van het wederrechtelijk verkregen voordeel en de hoogte van het daarbij door het openbaar ministerie gehanteerde helerspercentage bestaat bovendien veel onzekerheid, aldus de raadsvrouw.
Oordeel hof
- Grondslag van de ontnemingsvordering
In het arrest in de hoofdzaak heeft het hof – naar de kern samengevat – wettig en overtuigend bewezen geacht, dat de betrokkene zich – voor zover hier van belang – schuldig heeft gemaakt aan het in vereniging plegen van een gewapende overval op Schiphol op 25 februari 2005 waarbij een aanzienlijke hoeveelheid diamanten en sieraden is buitgemaakt. Naar het oordeel van het hof is het aannemelijk dat dit strafbare feit er toe heeft geleid dat de betrokkene wederrechtelijk voordeel heeft verkregen.
Het feit waarvoor de ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt gevorderd, is van vóór 1 juli 2011. Dit betekent dat artikel 36e (oud) van het Wetboek van Strafrecht (Sr) van toepassing is. Op grond van artikel 36e (oud), eerste en tweede lid, Sr kan op vordering van het openbaar ministerie aan degene die is veroordeeld wegens een strafbaar feit de verplichting worden opgelegd tot betaling van een geldbedrag aan de Staat ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel. De verplichting kan worden opgelegd aan de betrokkene die voordeel heeft verkregen door middel van of uit de baten van het strafbare feit.
- Schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel
De betrokkene, die ten tijde van de overval werkte als [vliegtuigmaatschappij]-medewerker, heeft onder meer geholpen bij de voorbereiding van die overval door het uitvoeren van observaties en hij heeft wapens voor de overval naar de airside gebracht zodat de overvallers deze konden gebruiken. Het hof acht daarom aannemelijk dat de betrokkene voor zijn hulp een deel van de buit, die door de overvallers is meegenomen, heeft gekregen. De waarde van die buit is door het hof in de zaak van de medebetrokkene, [medebetrokkene] , op de daarin vermelde gronden geschat op € 7,424.734,00.
Het hof baseert de schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel van de betrokkene op het arrest in de hoofdzaak van 17 december 2021, in het bijzonder op de daarin opgenomen verklaringen van de betrokkene in het undercover-(Werken Onder Dekmantel (WOD)traject, en het (herziene) Rapport wederrechtelijk verkregen voordeel van 19 juli 2018 (hierna: het Rapport). [1]
Het hof acht aannemelijk dat de betrokkene voordeel heeft gehad uit het verkopen van diamanten die zijn buitgemaakt bij de overval. De betrokkene heeft immers in het WOD-traject verklaard dat bij de overval van 10 jaar geleden ieder een handvol van de buit direct mee heeft genomen. [2] Dat de betrokkene voordeel heeft gehad in de vorm van diamanten wordt ondersteund door het feit dat bij de betrokkene diamanten zijn aangetroffen. [3] De betrokkene verklaarde dat hij de buit had bewaard en dat hij via de "oude man" (het hof begrijpt: [getuige 1] ) borrelnootjes (het hof begrijpt: diamanten) heeft verkocht. Het geld voor de "borrelnootjes" werd door de betrokkene in dollars ontvangen en moest door hem worden omgewisseld. [4] Voor één steen heeft de betrokkene (minus de kosten) € 15.000,00 aan voordeel gehad. [5] Het hof constateert dat de betrokkene geen enkele aannemelijke verklaring heeft gegeven over de hoeveelheid diamanten die hij heeft meegenomen en de opbrengst daarvan. Dat hij slechts ‘een mazzeltje van € 2.500,00 tot € 3.500,00’ zou hebben overgehouden aan zijn medewerking aan de overval is volstrekt ongeloofwaardig. Het hof zal daarom ten aanzien van deze punten – de hoeveelheid verkregen diamanten en de opbrengst daarvan – een schatting doen. Het hof schat de hoeveelheid van "een handvol" diamanten op 30 stuks, en de opbrengst daarvan (minus kosten) op € 450.000,00. Het hof laat hierbij de bij betrokkene aangetroffen diamanten buiten beschouwing.
Het hof neemt daarnaast in aanmerking dat de betrokkene in het WOD-traject ten overstaan van de verbalisanten heeft verklaard dat hij voor zijn bijdrage aan de overval af en toe geld van die zware jongens kreeg. [6] Daarover heeft hij gezegd dat hij:
- vlak na het gebeuren 10.000 kreeg om te feesten en dat hij dat toen ook heeft gedaan;
- alles in US dollars kreeg;
- samen met een vriend het appartement in de ingestorte toren had gekocht en hij hier 50.000 euro in had gestoken;
- een neef in Turkije 50.000 euro heeft gegeven;
- het appartement met [betrokkene 3] heeft gekocht waar hij nu woont en er ongeveer 50.000 euro in had gestoken. [7]
Uit de verklaring van de betrokkene maakt het hof op dat het bedrag van 10.000 in dollars [8] werd betaald. Het hof zal daarom uitgaan van een bedrag in dollars en dit omrekenen naar euro’s aan de hand van de destijds geldende koers USD aangezien het bedrag vlak na de overval is verkregen (0,75717 [9] x 10.000). Uit deze verklaringen van de betrokkene maakt het hof op dat hij in ieder geval een geldbedrag van in totaal € 157.571,70 (€ 7.571,70 + € 50.000,00 + € 50.000,00 + € 50.000,00) van die zware jongens heeft gekregen voor zijn aandeel bij de overval.
Het hof gaat, gelet op het voorgaande, voor de schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel van de betrokkene niet uit van een percentage van de buit, zoals door de rechtbank overeenkomstig het rapport, is gedaan. Het verweer van de verdediging, dat de helerswaarde niet juist is vastgesteld en daarom geen basis kan zijn voor de schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel behoeft daarom geen bespreking.
Kosten
Het hof acht het niet aannemelijk geworden dat de betrokkene andere kosten dan hiervoor genoemd heeft gemaakt die in aanmerking komen voor kostenaftrek.
Conclusie
Op grond van het voorgaande schat het hof het wederrechtelijk verkregen voordeel op een bedrag van – afgerond
€ 607.571,00(€ 157.571,70 + € 450.000,00).’
6. Het proces-verbaal van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep gehouden op 1 maart 2024 houdt onder meer het volgende in:
‘De betrokkene verklaart, op vragen van de voorzitter:
(…) Ik blijf bij mijn verklaring zoals ik die in de strafzaak heb afgelegd. Ik heb het geld niet verdiend dat ik volgens de rechtbank terug moet betalen. Ik heb alleen een mazzeltje verdiend door te bemiddelen, € 3.000,00 hooguit en verder niet.
(…)
Mijn rol was dat ik na de overval, in 2007/2008 ben gevraagd of ik een mazzeltje wilde verdienen door te bemiddelen bij de verkoop.
(…)
Jaren na de overval is mij gevraagd of ik een mazzeltje wilde verdienen. Ik weet niet of de bij mij aangetroffen diamanten de op Schiphol buitgemaakte diamanten waren. Ik kreeg de diamanten van iemand in het koffiehuis, ik kan niet zeggen van wie. Het was niet één van de betrokkenen in deze zaak.
Ik ben 4, 5 of 6 keer naar [getuige 1] gegaan om diamanten af te geven zodat ze konden worden geslepen. Het ging om 6 of 7 ruwe diamanten.
(…) Het klopt dat bij mij thuis 18 diamanten zijn gevonden. Ik kreeg betaald in ongeslepen diamanten, die zijn totaal niets waard.
(…)
De advocaat-generaal voert het woord aan de hand van het op schrift gestelde requisitoir, dat aan het gerechtshof wordt overgelegd en in het dossier wordt gevoegd. (…)
De raadsvrouw voert het woord tot verdediging, kort en zakelijk weergegeven:
Ik verwijs naar mijn eerder ingediende schriftelijke conclusie. Ik zal een aantal punten daarvan aanstippen en die waar nodig aanvullen.’
7. Het op schrift gestelde requisitoir van de advocaat-generaal houdt onder meer het volgende in (met weglating van voetnoten):

[betrokkene]
- Feit 1: diefstal met bedreiging met geweld door twee of meer personen;
- Feit 2: Poging tot diefstal met bedreiging met geweld.
Het gerechtshof Amsterdam heeft betrokkene voor voornoemde feiten een gevangenisstraf van 9 jaar en 6 maanden opgelegd. Daarnaast zijn de vorderingen van de benadeelde partijen toegewezen. Betrokkene heeft tegen voormeld arrest cassatieberoep ingesteld waarop de Hoge Raad heeft op 17 oktober 2023 heeft beslist dat de veroordeling van betrokkene in stand blijft. De veroordeling in de onderliggende strafzaak is daarmee onherroepelijk.
De officier van justitie heeft bij vordering van 31 oktober 2018 verzocht het wederrechtelijk verkregen voordeel vast te stellen op
€ 777.166,75en een betalingsverplichting van hetzelfde bedrag. Voormelde vordering is gebaseerd op de ontnemingsrapportage.
Bij vonnis van de rechtbank Amsterdam d.d. 22 juni 2023 is het wederrechtelijk verkregen voordeel vastgesteld op
€ 836.594,75en is aan verdachte, in verband met overschrijding van de redelijke termijn, een verplichting tot betaling aan de Staat opgelegd van
€ 829.094,75. Betrokkene heeft tegen de ontneming hoger beroep ingesteld.
Standpunt AG
Grondslag ontnemingsvordering
De grondslag voor de ontnemingsvordering is artikel 36e Sr en in verband daarmee de veroordeling van betrokkene voor een gewapende overval op Schiphol. Op 25 februari 2005 heeft op Schiphol de grootste diamanten/sieraden roof van de Nederlandse geschiedenis plaatsgevonden. Hierbij is in totaal $ 72.738.028,34 (USD) (€ 55.075.400,- / 2005) weggenomen. In de gestolen waardetransportauto werd $ 29.156.247,67 (USD) (€ 22.076.400,- / 2005) teruggevonden. Totaal is er $ 43.581.780,67 (USD) (€ 32.999.000,- / 2005) aan diamanten/sieraden buit gemaakt en nimmer teruggevonden.
De basis voor de ontnemingsvordering vormt het onherroepelijke arrest van het gerechtshof in de strafzaak. De overwegingen en conclusies van het gerechtshof, met de daaraan ten grondslag liggende bewijsmiddelen zijn uitgangspunt in de ontneming. Bij de bepaling van het wederrechtelijk verkregen voordeel dient te worden uitgegaan van het voordeel dat de betrokkene in de concrete omstandigheden van het geval daadwerkelijk heeft behaald.

Naar aanleiding van een OVC-gesprek in een (geheel ander) strafrechtelijk onderzoek is een nieuw strafrechtelijke onderzoek naar de diamantenroof in 2005 gestart. Uit observaties, afgeluisterde telefoongesprekken en OVC-gesprekken blijkt dat er meermaals contact is geweest tussen betrokkene en de andere medeverdachten. Eén en ander heeft geleid tot het instellen van een WOD-traject ten aanzien van verdachte [betrokkene] .
Uit het WOD-traject is onder meer naar voren gekomen dat [betrokkene] in ieder geval een aandeel van 10% van de opbrengst van de op 25 februari 2005 gestolen diamanten had c.q. zou krijgen. [betrokkene] had vlak na de overval € 10.000,- gekregen. Verder vertelt verdachte [betrokkene] dat hij van het geld, samen met een vriend, een appartement had gekocht en hier € 50.000,- in had gestoken, dat hij een neef in Turkije € 50.000,- had gegeven en dat hij een appartement in Colombia had gekocht en ook daarin € 50.000,- had geïnvesteerd. Verdachte [betrokkene] gaf ook aan dat hij extra leuke dingen gedaan had met het geld maar, dat anderen af en toe helemaal uit hun dak gingen met het geld dat ze hadden overgehouden aan de diamantroof. Verdachte [betrokkene] vertelde dat hij een deel van zijn buit, destijds, had verstopt in een woning die hij samen met zijn vader en moeder huurde. Verdachte [betrokkene] heeft toen via een 'gabber' een 'oude man' ontmoet die de 'borrelnootjes' (diamanten) voor hem verkocht. Eén van de stenen is destijds verkocht voor € 20.000,-. De 'oude man' heeft daarvan € 5.000,- voor zichzelf mogen houden. Verdachte [betrokkene] vertelt (nogmaals) dat de totale opbrengst van de diamantenroof voor hem bestond uit het geld dat hij af en toe kreeg en het geld dat hij ontving uit de verkoop van het door hemzelf meegenomen deel van de diamanten. Van dat geld heeft hij voornoemde investeringen gedaan.
(…)

Verder blijkt uit diverse observaties, afgeluisterde telefoongesprekken en OVC-gesprekken dat betrokkenen allemaal geld uit de diamantenroof hebben ontvangen, maar dat er klaarblijkelijk meer geld aan hen beloofd was. Betrokkene had zelf een deel van de diamanten buitgemaakt welke hij via een 'oude man' – met wie betrokkene via een 'gabber in contact is gekomen – verkocht. De 'oude man' bleek de 71 jaar oude, gepensioneerde [getuige 1] te zijn. [getuige 1] heeft zijn hele leven bij [A] gewerkt. [getuige 1] verklaart dat hij via ‘ [betrokkene 1] ’ (een vriend van betrokkene, [betrokkene 1] ) meerdere keren diamanten naar Antwerpen heeft meegenomen om daar certificaten te regelen en ze te verkopen. Getuige [getuige 1] verklaart dat hij voor [betrokkene 1] meerdere keren diamanten heeft meegenomen naar Antwerpen om daar certificaten te regelen. Dit heeft over een langere periode plaatsgevonden en het ging om vijf á zes diamanten per keer. Getuige [getuige 1] verklaart, dat hij certificaten regelde voor de diamanten en dat hij de diamanten in Antwerpen liet verkopen, of hij bracht de diamanten terug met certificaat. Verder verklaart getuige [getuige 1] dat hij betrokkene twee of drie keer bij [betrokkene 1] thuis heeft ontmoet. Getuige [getuige 1] verklaart ook dat het in totaal om 20 of 30 duizend euro of misschien om 40 of 45 duizend euro (rooitjes) ging en dat hij daarop 10 of 20% van de waarde verdiende. [getuige 1] is eveneens als verdachte gehoord. Hierbij heeft hij verklaard dat hij de bij betrokkenen aangetroffen taxaties en certificaten heeft opgesteld c.q. geregeld, naast dat hij stenen voor betrokkene heeft verkocht.
Het Gerechtshof oordeelt derhalve dat bewezen kan worden dat betrokkene zich schuldig heeft gemaakt aan de gewapende overval op Schiphol op 25 februari 2005 en een poging daartoe op 10 februari 2005. Gelet op hetgeen het Gerechtshof in haar arrest van 17 december 2021 heeft bewezenverklaard, is het aannemelijk dat het onder feit 1 bewezenverklaarde ertoe heeft geleid dat betrokkene wederrechtelijk voordeel heeft verkregen. Uit de aan de bewezenverklaring ten grondslag liggende bewijsmiddelen, kan het niet anders zijn dan dat betrokkene wederrechtelijk voordeel heeft verkregen.’
8. Volgens de stellers van het middel is het niet begrijpelijk ‘waarom de bij betrokkene aangetroffen (ongeslepen) diamanten, die klaarblijkelijk deel hebben uitgemaakt van de handvol die een ieder destijds mee heeft genomen maar die dus (nog) niet geleid hebben tot de opbrengst ad € 15.000,00 per diamant bij de berekening buiten beschouwing worden gelaten’. Dat zou te meer klemmen nu de definitie van een ‘handvol’ slechts een klein aantal betreft, terwijl het hof een aantal van 30 diamanten hanteert (plus de 18 bij de verdachte aangetroffen ongeslepen diamanten).
9. Het hof heeft overwogen dat het aannemelijk acht dat de betrokkene voordeel heeft gehad uit het verkopen van diamanten die zijn buitgemaakt bij de overval. Daaraan heeft het hof ten grondslag gelegd dat de betrokkene heeft verklaard dat bij de overval ieder een handvol van de buit direct mee heeft genomen. Dat de betrokkene voordeel heeft gehad in de vorm van diamanten wordt volgens het hof ondersteund door het feit dat bij de betrokkene diamanten zijn aangetroffen. Het hof wijst er voorts op dat de verdachte heeft verklaard dat hij via een derde ‘borrelnootjes’, hetgeen het hof begrijpt als diamanten, heeft verkocht, en dat hij voor één steen € 15.000 aan voordeel heeft gehad. Het hof constateert dat de betrokkene geen aannemelijke verklaring heeft afgelegd over de hoeveelheid diamanten die hij heeft meegenomen en de opbrengst daarvan. Het hof schat de hoeveelheid van een handvol diamanten op 30 stuks, en de opbrengst daarvan op € 450.000,-. Het hof overweegt dat het ‘hierbij de bij betrokkene aangetroffen diamanten buiten beschouwing’ laat.
10. Uw Raad wees op 17 oktober 2023 arrest in de hoofdzaak. [10] Het hof ging in het arrest in de hoofdzaak eerst in op het WOD-traject. [11] De weergave van uitlatingen van de verdachte in dat traject houdt onder meer het volgende in (p. 25):
‘ [betrokkene] stond er op dat ieder van ons een handvol van de buit direct mee zou nemen, als een soort garantie/verzekering voor het geval er naderhand iets mis mocht gaan. Dit was bij de overval 10 jaar geleden ook gebeurd. [betrokkene] had zijn meegenomen deel in die woning bewaard. Nadat hij door had gekregen dat hij niet het beloofde deel van de buit zou krijgen, was hij zelf op zoek gegaan om de borrelnootjes te gaan verkopen. Zo was hij ook via zijn Amsterdamse gabber, bij de "oude man" uitgekomen. Deze laatste had de borrelnootjes mee genomen naar Antwerpen en ze daar verkocht. [betrokkene] had 1 steentje van de oude man teruggekregen, daar dit een bijzondere steen was geweest gelet op de kleur, Deze steen had een verkoopwaarde van 20.000 euro gehad. Aanvankelijk had [betrokkene] , zo vertelde hij, deze steen bewaard, doch uiteindelijk verkocht via de oude man. Van de 20.000 euro, had [betrokkene] 5000 euro aan de oude man gegeven.
Met de totale opbrengt van de overval op Schiphol, bestaande uit het geld dat hij af en toe van die zware jongens kreeg en het geld dat hij door de verkoop van zijn meegenomen deel van de buit, had hij ook enkele investeringen hier en daar gedaan. (…)
Op de vraag van A-3754 of die zware gasten ook gebruik hadden gemaakt van de "oude man", antwoordde [betrokkene] dat dit aanvankelijk niet zo was geweest. Pas later hadden zij [betrokkene] gevraagd of zij ook van "de oude man" gebruik konden maken. Zij hadden eerst gebruik gemaakt van een andere man, die de/ buit voor hen verkocht.’
11. Het hof oordeelt op basis van de bespreking van het WOD-traject ‘dat de processen-verbaal met daarin het verslag van hetgeen [betrokkene] gedurende het WOD-traject tegen de opsporingsambtenaren heeft verteld, kunnen worden gebruikt voor hef bewijs’. Het hof overweegt in het kader van de bewijsvoering onder het kopje ‘Bevestiging van de inhoud van het OVC-gesprek van 17 juni 2013’ onder meer het volgende (p. 38-39):
‘Dat [betrokkene] in het WOD-traject uit eigen wetenschap heeft verklaard over de diamantroof en de daarbij betrokken personen vindt naar het oordeel van het hof bevestiging in de bewijsmiddelen die hierboven aan de orde zijn gekomen. Verder acht het hof in het bijzonder van belang dat tijdens een doorzoeking bij [betrokkene] thuis (in een AH-tas) een (heel klein) deel van de op 25 februari 2005 gestolen buit is aangetroffen. Dat [betrokkene] deze diamanten en bescheiden van iemand in het casino heeft ontvangen, zoals ook in zijn al eerder genoemde schriftelijke verklaring bij de rechtbank staat maar in het geheel niet is onderbouwd, is naar het oordeel van het hof ongeloofwaardig. Dat geldt te meer nu in de locker van [betrokkene] bij de [vliegtuigmaatschappij] een briefje met daarop de naam van [betrokkene 2] en diens adres in Spanje is aangetroffen. Verder geldt dit te meer nu bij [betrokkene] thuis ook een kopie van een deel van het dossier dat destijds aan de raadsvrouw van [betrokkene 2] was verstrekt, is aangetroffen. [betrokkene] heeft tijdens het WOD-traject bovendien verklaard dat hij via zijn ‘gabber’ eerder diamanten heeft verhandeld.’
12. Uit de overwegingen inzake het ‘Beslag’ in het arrest in de hoofdzaak volgt ten slotte dat het hof van in totaal 31 diamanten de bewaring ten behoeve van de rechthebbende heeft bevolen omdat het hof ‘niet met voldoende zekerheid (kan) vaststellen (…) aan wie deze toebehoren’ (p. 46-47).
13. De betrokkene heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat bij hem thuis 18 diamanten zijn gevonden, maar heeft daaraan toegevoegd dat hij betaald kreeg in ongeslepen diamanten. Daaruit kan worden afgeleid dat de betrokkene zich (ook) in de ontnemingszaak niet op het standpunt heeft gesteld dat deze 18 diamanten behoren tot de handvol diamanten die hij direct na de overval heeft meegekregen.
14. Het hof heeft de schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel, zo volgt uit (de voetnoten in) het bestreden arrest, gebaseerd op vaststellingen van het hof in de hoofdzaak. Mede tegen die achtergrond moeten de overwegingen van het hof in het bestreden arrest naar het mij voorkomt aldus worden begrepen dat betrokkene de ‘handvol diamanten’ dat hij bij de overval direct heeft meegenomen, heeft verkocht. En dat het hof de ‘bij betrokkene aangetroffen diamanten buiten beschouwing’ heeft gelaten bij de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel omdat het hof ervan is uitgegaan dat de diamanten die bij de betrokkene zijn aangetroffen niet behoren tot de handvol diamanten die de betrokkene direct na de overval heeft meegekregen. Dat het hof daarvan is uitgegaan is mede in het licht van de verklaring die de betrokkene ter terechtzitting in hoger beroep heeft afgelegd niet onbegrijpelijk.
15. Ook het feitelijk oordeel van het hof dat een handvol diamanten op 30 stuks kan worden geschat is niet onbegrijpelijk. Ik neem daarbij in aanmerking dat de betrokkene de diamanten heeft aangeduid als ‘borrelnootjes’. Anders dan de stellers van het middel meen ik dat het hof niet gehouden was nadere vaststellingen te doen inzake de grootte en vorm van de diamanten en de grootte van de hand van de betrokkene.
16. De stellers van het middel brengen voorts naar voren dat uit hetgeen de advocaat-generaal heeft aangevoerd blijkt dat betrokkene de door het hof bij de berekening betrokken investeringen heeft gefinancierd uit de verkoop van het door hemzelf meegenomen deel van de diamanten. Gelet daarop zou de berekening van het hof een dubbeltelling vertonen nu het hof het voordeel baseert op een opbrengst van diamanten en het totaal van investeringen.
17. Het arrest in de hoofdzaak houdt op de bladzijden waar het hof naar verwijst onder meer het volgende in (p. 18-19):
‘Vervolgens ben ik, A-3754, opgestaan en naar het toilet van het restaurant gegaan. Ik, A-3755, vroeg toen vervolgens of ik eerlijk mocht zijn en, na instemming, zei ik tegen hem: "Die gasten waar ik gisteren mee gesproken heb, die hebben mij verteld dat ik eens op internet moest kijken naar de diamantroof op Schiphol jaren geleden. Zij vertelden mij als jullie man hierbij is geweest dan is dat de man die we zoeken”. Vervolgens zag ik, A-3755, dat [betrokkene] begon te glimlachen en daarbij instemmend knikte. Ik hoorde dat hij vervolgens zei: “Laat ik het zo zeggen, ik had 10% van de aandelen." Toen ik daarop vroeg hij met die 10% aandelen, aandelen van de beurs bedoelde, hoorde ik [betrokkene] zeggen: "Nee, ik zou 10% van de opbrengst van die gestolen diamanten krijgen, maar ze hebben mij bedonderd”. (…) [betrokkene] vervolgde met te zeggen dat hij verwacht had met pensioen te kunnen gaan met zijn aandeel in de diamantroof, doch was bedrogen uitgekomen.
(…)
Hierop ging [betrokkene] ongevraagd verder met vertellen. Wij, verbalisanten, knikten af en toe instemmend of spraken onze verbazing uit. Hierop ging [betrokkene] verder en vertelde:
- Dat hij voor de contacten had gezorgd. Dat hij af en toe 10.000 kreeg maar dat hij nooit de volle sporttas heeft gekregen die hem is toegezegd.
- Dat hij vlak na het gebeuren 10.000 kreeg om te feesten en dat hij dat toen ook heeft gedaan.
- Dat hij alles in US dollars kreeg en dat hij daarom de koers van die tijd nog weet.
(…)
Hierna vroeg ik, A-3754, of hij niet alsnog zijn geld wilde krijgen en of hij geen wraak wilde. Hierop zei [betrokkene] :
- Dat ze zeggen dat het op is en herhaalde tot tweemaal "wat moet ik".
- Dat hij ze niet meer ziet.
- Dat hij er nog wel 1 zou kunnen achterhalen maar dat hij niet weet wat hij er mee zou moeten.
- Dat er meer bedonderd zijn en dat hij niet de enige is.
- Dat hij ook niet weet wat waar is omdat iedereen wat anders zegt maar dat niemand die hij kent die erbij was in luxe baadt.
(…)
Tijdens de autorit vroeg ik, A-3755, wat [betrokkene] gedaan had met het geld wat hij wel heeft gekregen, hierop zei [betrokkene] :
- Dat hij samen met een vriend het appartement in de ingestorte toren had gekocht en hij hier 50.000 euro in had gestoken.
- Dat hij een neef in Turkije 50000 euro heeft gegeven zodat deze zijn schuld af kon lossen omdat die neef zoveel voor de familie betekend.
- Dat hij het appartement met [betrokkene 3] heeft gekocht waar hij nu woont en er ongeveer 50.000 euro in had gestoken, de rest heeft [betrokkene 3] als hypotheek genomen.
- Dat hij het geld in Colombia gekregen had door bij elke trip die hij maakte 1 euro beneden het bedrag te blijven dat hij mee mocht nemen naar Colombia. Ook had hij hierbij gebruikt gemaakt van vrienden die naar Colombia kwamen en zo geld voor hem meenamen.
- Dat het geld voor de "borrelnootjes" in dollars werd ontvangen en dat dan omgewisseld moest worden.’
18. Kennelijk en niet onbegrijpelijk heeft het hof uit deze passages afgeleid dat het geld dat betrokkene ‘wel heeft gekregen’ los staat van het geld dat hij door de verkoop van ‘borrelnootjes’ heeft verworven. Van een dubbeltelling is, daarvan uitgaand, geen sprake. Voor zover de steller van het middel wijst op hetgeen de advocaat-generaal aanvoert, attendeer ik erop dat de advocaat-generaal heeft aangegeven dat de verdachte heeft verteld ‘dat de totale opbrengst van de diamantenroof voor hem bestond uit het geld dat hij af en toe kreeg en het geld dat hij ontving uit de verkoop van het door hemzelf meegenomen deel van de diamanten’ en dat hij van dat geld ‘voornoemde investeringen’ heeft gedaan. Uit die overweging volgt niet dat de advocaat-generaal heeft aangenomen dat de investeringen (uitsluitend) zijn gedaan met het geld dat is verkregen door de verkoop van diamanten. [12] Bij gebreke van nadere aanwijzingen kon het hof, dat de omvang van het wederrechtelijk verkregen voordeel diende te schatten, naar het mij voorkomt aannemen dat de investeringen zijn gedaan met het geld dat hij ‘wel heeft gekregen’ (en niet: verworven door verkoop van de handvol diamanten).
19. Het middel faalt en kan worden afgedaan met de aan artikel 81, eerste lid, RO ontleende formulering. Ambtshalve heb ik geen gronden aangetroffen die tot vernietiging van de bestreden uitspraak aanleiding behoren te geven.
20. Deze conclusie strekt tot verwerping van het beroep.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG

Voetnoten

1.Rapport Ontneming Feitberekening van 19 juli 2018 opgemaakt op ambtsbelofte door de rapporteur I.J. Wansink.
2.Zie het arrest in de hoofdzaak, p. 24-25 (map 68. p. 210-212).
3.Zie het arrest in de hoofdzaak, p. 38-39.
4.Zie het arrest in de hoofdzaak. p. 16-19 (map 68. dossierpagina 118-122).
5.Zie het arrest in de hoofdzaak, p. 24-25 (map 68, p. 210-212).
6.Zie het arrest in de hoofdzaak. p. 25 (map 68, dossierpagina 210-212).
7.Zie het arrest in de hoofdzaak. p. 16-19 (map 68, dossierpagina 118-122).
8.Zie het arrest in de hoofdzaak, p. 18 (map 68, dossierpagina 118-122).
9.Het Rapport, p. 5.
10.HR 17 oktober 2023, ECLI:NL:HR:2023:1443.
11.Gerechtshof Amsterdam 17 december 2021, ECLI:NL:HR:GHAMS:3956.
12.Dat volgt ook niet uit bewijsmiddel 45 bij het arrest in de hoofdzaak, waar de stellers van het middel in een voetnoot op wijzen. Daarin staat: ‘Met de totale opbrengst van de overval op Schiphol, bestaande uit het geld dat hij af en toe van die zware jongens kreeg en het geld dat hij door de verkoop van zijn meegenomen deel van de buit, had hij ook enkele investeringen hier en daar gedaan’. De passage in het arrest in de hoofdzaak waar het hof in het bestreden arrest naar verwijst, is ontleend aan bewijsmiddel 42 bij het arrest in de hoofdzaak.