Conclusie
1.Inleiding
2.Waar het in cassatie om gaat
Verzoek om het arrest van 15 oktober 2024 in te trekken en de zaak in behandeling te nemen
om dit arrest in te trekken en de zaak opnieuw in behandeling te nemen, althans te bepalen dat het thans lopende cassatieberoep in de ontnemingszaak (23/04879 P) wordt aangemerkt als mede te zijn gericht tegen het arrest in de strafzaak van het gerechtshof Amsterdam gewezen onder parketnummer 23-001813-23. Dit verzoek heeft niet tot intrekking van het arrest geleid maar de rolraadsheer heeft op 17 februari 2025 wel beslist dat de strafzaak zal worden heropend en dat de raadsman alsnog in de gelegenheid wordt gesteld om uiterlijk op 19 maart 2025 een schriftuur met cassatiemiddelen in te dienen. [3] De raadsman heeft vervolgens binnen de gestelde termijn een cassatieschriftuur ingediend. De ingediende schriftuur houdt in de “Aan het middel voorafgaande opmerkingen” eenzelfde verzoek – op basis van soortgelijke argumentatie – in als het verzoek in de brieven van 6 februari 2025. Volgens de steller van het middel noopt het in art. 6 EVRM besloten liggende recht op toegang tot een rechter tot toewijzing van het verzoek om het arrest van 15 oktober 2024 in te trekken en de zaak op het op 13 december 2023 ingestelde cassatieberoep in behandeling te nemen.
“Dagvaarding van verdachte in hoger beroep”voor de rolzitting van 26 september 2023 (11:45 uur) en een “Kopie raadsman” gericht aan mr. Sussenbach. Deze dagvaarding dateert van 14 augustus 2023 en vermeldt het parketnr. 23-001813-23. Uit de “Kopie raadsman” valt niet af te leiden dat een afschrift van de dagvaarding aan de raadsman van de verdachte (op dat moment mr. Sussenbach) [5] is verzonden;
“Oproeping van veroordeelde in hoger beroep (art. 36e W.v.Sr.)”voor de zitting van 26 september 2023 (11:45 uur) en een “Kopie tbv dossier” gericht aan mr. G. Onnink. Deze oproeping dateert van 14 augustus 2023 en vermeldt het parketnr. 23-001863-23;
verzoek van mr. Onninkvan 26 september 2023 tot aanhouding van de rolzitting van 26 september 2023 in de strafzaak en ontnemingszaak, beide met parketnr. 13-214217-21 (dit parketnummer staat in zowel de strafzaak als de ontnemingszaak op de “Aantekening mondeling vonnis”);
proces-verbaal van de terechtzittingvan 26 september 2023 dat als parketnr. “23-01813-23” vermeldt en kort gezegd inhoudt dat de behandeling van de zaak tot 5 december 2023 wordt aangehouden, omdat de raadsman van de verdachte in de ontnemingszaak, mr. Onnink, per e-mail heeft verzocht om aanhouding van “onderhavige zaak en de ontnemingszaak” vanwege ziekte, nu hij het standpunt betreffende de ontvankelijkheid van de verdachte wilde bespreken. De zaak is geschorst tot 5 december 2023 te 09.00 uur met bevel tot oproeping van de verdachte en mr. Onnink tegen die dag en dat tijdstip. (Voornoemd parketnummer behoort blijkens de stukken onder a tot de strafzaak);
proces-verbaal van de terechtzittingvan 26 september 2023 dat als parketnr. “23-001863-23” vermeldt en kort gezegd inhoudt dat mr. Onnink heeft verzocht om aanhouding van “onderhavige zaak en de ontnemingszaak” vanwege ziekte, omdat hij het standpunt betreffende de ontvankelijkheid van de betrokkene wilde bespreken. De zaak is geschorst tot 5 december 2023 te 09.00 uur met bevel tot oproeping van de betrokkene en mr. Onnink tegen die dag en dat tijdstip. (Voornoemd parketnummer behoort blijkens de stukken onder b tot de ontnemingszaak, en in het proces-verbaal wordt ook over “de betrokkene” (en niet van: de verdachte) gesproken, maar de tekst “onderhavige zaak en de ontnemingszaak” suggereert abusievelijk dat het proces-verbaal betrekking heeft op de strafzaak; die tekst is gelijk aan de tekst in het proces-verbaal van de strafzaak onder d);
“Oproeping van verdachte in hoger beroep”voor de zitting van 5 december 2023 (09:00 uur) en de daarvan op 30 oktober 2023 aan mr. Onnink verstrekte kopie. Deze vermelden het parketnr. 23-001863-23 en houden in dat het om de
strafzaakgaat (dit parketnummer behoort blijkens de stukken onder b echter tot de ontnemingszaak);
“Oproeping van verdachte in hoger beroep”voor de zitting van 5 december 2023 (09:00 uur). Deze vermeldt het parketnr. 23-001813-23 en houdt in dat het om de nadere behandeling van de tegen de verdachte aanhangige
strafzaakgaat (dit parketnummer behoort blijkens de stukken onder a inderdaad tot de strafzaak);
e-mailbericht van mr. Onninkaan het hof van 5 december 2023 (08:31:10 uur) met aanvullende stukken voor de rolzitting van 5 december 2023 in de zaak met parketnr. 23-01863-23 (dit parketnummer betreft blijkens de stukken onder b de ontnemingszaak; parketnr. 23-001813-23 wordt niet in de e-mail vermeld);
proces-verbaal van de terechtzittingvan 5 december 2023. [6] Daarin wordt weliswaar gesproken over de “verdachte”, maar worden beide parketnummers vermeldt. Op deze zitting is direct mondeling uitspraak gedaan. Het proces-verbaal vermeldt onder meer
“Om die reden bent u niet-ontvankelijk in he hoger beroep, in de hoofdzaak en in de ontnemingszaak”;
“Aantekening mondeling arrest”van 5 december 2023 met parketnr. 23-001813-23 waarin de
verdachteniet-ontvankelijk is verklaard in het hoger beroep;
“Aantekening mondeling arrest”van 5 december 2023 met parketnr. 23-001863-23 waarin de
betrokkeneniet-ontvankelijk is verklaard in het hoger beroep;
“Akte instellen rechtsmiddel”gedateerd 13 december 2023 in de zaak met parketnr. 23-001863-23, op basis van een volmacht van mr. Onnink van 13 december 2023 [7] , waarin hij verzoekt om cassatie in te stellen tegen het arrest in de
strafzaakmet parketnr. 23-001863-23 (dit parketnummer behoort blijkens de stukken onder b en k echter tot de ontnemingszaak);
“Akte instellen rechtsmiddel”gedateerd 28 december 2023 in de zaak met parketnr. 23-001813-23, op basis van een volmacht van mr. Onnink van 13 december 2023, waarin hij verzoekt om cassatie in te stellen tegen het arrest in de
strafzaakmet parketnr. 23-001863-23 (laatstgenoemd parketnummer behoort blijkens de stukken onder b en k echter tot de ontnemingszaak; het eerstgenoemde parketnummer behoort blijkens a en j wel bij de strafzaak);
“Herstel akte instellen rechtsmiddel”gedateerd 28 december 2023 in de zaak met parketnr. 23-001863-23, op basis van een volmacht van mr. Onnink van 13 december 2023 [8] , waarin hij verzoekt om cassatie in te stellen tegen het arrest in de
ontnemingszaakmet parketnr. 23-001863-23 (dit parketnummer behoort blijkens de stukken onder b en k inderdaad tot de ontnemingszaak).
ontnemingszaakblijkens het onder 3.3 beschreven procesverloop) onder bijvoeging van de hiervoor genoemde “Akte instellen rechtsmiddel” gedateerd 13 december 2023 in de zaak met parketnr. 23-001863-23, op basis van een volmacht van mr. Onnink, waarin wordt verzocht om cassatie in te stellen tegen het arrest in de
strafzaakmet parketnr. 23-001863-23 (dit nummer is van de ontnemingszaak). De dossiers in de strafzaak en de ontnemingszaak zijn op 11 juni 2023 door de Hoge Raad ontvangen. De zaak met parketnr. 23-01813-23 (dat parketnummer betreft de onderhavige
strafzaakblijkens het onder 3.3 beschreven procesverloop) is geregistreerd onder het nummer 23/05068 en de aanzegging in cassatie in die zaak is op 26 juni 2024 betekend. De termijn voor het indienen van een cassatieschriftuur verliep op 26 augustus 2024. De Hoge Raad heeft de verdachte bij arrest van 15 oktober 2024 niet-ontvankelijk verklaard in zijn cassatieberoep in de onderhavige strafzaak. De ontnemingszaak met parketnr. 23-001863-23 is geregistreerd onder het nr. 23/04879P. [9] De aanzegging in cassatie in deze zaak is op 24 juni 2024 betekend en namens de betrokkene is door mr. Jebbink – die zich op 27 december 2023 in deze zaak als raadsman van de betrokkene had gesteld – op 20 augustus 2024 tijdig een cassatieschriftuur ingediend. Eerst op 6 februari 2025 heeft mr. Jebbink zich als raadsman van de verdachte gesteld in de onderhavige strafzaak met parketnr. 23-01813-23.
K: met parketnr. 23-001863-23) zou het beeld van de raadsman dat hij zowel in de straf- en ontnemingszaak als raadsman optrad c.q. was erkend, hebben bevestigd. De formulering “onderhavige zaak en de ontnemingszaak” zou niet zodanig scherp zijn dat de raadsman daaruit had moeten afleiden dat de straf- en ontnemingszaak los van elkaar en onder twee verschillende parketnummers werden behandeld, temeer nu de straf-en ontnemingszaak in eerste aanleg ook onder één parketnummer waren behandeld. Het door het hof in dat proces-verbaal expliciteren van de ontnemingszaak zou veeleer het gevolg zijn van de omstandigheid dat de politierechter de ontnemingsbeslissing in een afzonderlijke uitspraak had verwerkt dan wel omdat het hoger beroep “dubbel” was ingesteld. Ook het arrest van 5 december 2023 met het parketnr. 23-001863-23 zou, door het gebruik van het woord “arrest”, duiden op een strafzaak (waaronder mede de oplegging van een ontnemingsmaatregel kan vallen) en niet louter op een ontnemingszaak. [10] Ook wordt aangevoerd dat het hof op grond van de volmachten van de raadsman van 13 december 2023 (met vermelding van uitsluitend het parketnr. 23-001863-23) twee cassatieakten heeft opgemaakt, die beide het parketnr. 23-001863-23 vermelden, terwijl mr. Onnink er door het hof niet op is geattendeerd dat de zaak in appel twee afzonderlijke parketnummers had gekregen. Het zouden die twee cassatie akten zijn geweest die mr. Onnink vervolgens aan mr. Jebbink heeft verstrekt met het verzoek om zich als cassatieadvocaat te stellen bij de Hoge Raad. Volgens de steller van het middel mocht hij er op basis van deze akten vanuit gaan dat de straf-en ontnemingszaak door het hof onder hetzelfde parketnummer waren berecht en dat is de reden dat hij zich op 27 december 2023 bij de Hoge Raad heeft gesteld onder vermelding van parketnr. 23-001863-23. De Hoge Raad heeft mr. Jebbink vervolgens als raadsman geregistreerd in de zaak met zaaknummer S23/04879, welk nummer volgens de steller van het middel duidt op een strafzaak. Eerst na de correspondentie zoals genoemd onder 3.1 kreeg het zaaknummer administratief de toevoeging “P”. Volgens de steller van het middel is hij er niet op gewezen dat de zaak onder twee zaaknummers en los van elkaar werden behandeld, zodat hij er mitsdien vanuit is gegaan dat de ontnemingskwestie als onderdeel van de strafzaak onder S23/04879 viel. De op 20 augustus 2024 ingediende schriftuur zou daar ook blijk van geven, nu daarin zowel de straf- als ontnemingsbeslissing worden vermeld.
4.Het middel
Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep