3.2Het proces-verbaal van de terechtzitting van 5 december 2023 in de strafzaak en de ontnemingszaakhoudt, voor zover van belang, het volgende in:
“De voorzitter deelt mede dat er eerst naar de ontvankelijkheid van de zaak zal worden gekeken en merkt op:
Op 26 september 2023 is de zaak op verzoek aangehouden. Ik heb gezien dat er op 16 mei 2023 een aantekening mondeling vonnis bij verstek is geweest. Wist u dat er op die datum een zitting was?
Nee, dat wist ik niet. Ik had rugklachten, waardoor ik niet kon lopen of liggen en daarom heb ik de zitting gemist. Ik heb alleen een postadres, waar ik eens in de twee weken post kan ophalen. Bovendien ben ik gestopt bij mijn voormalige werkgever.
De voorzitter vraagt of dat een postadres is.
De verdachte antwoordt bevestigend.
Wanneer bent u op de hoogte gekomen van de zitting?
In juni begon ik weer op kracht te komen, dus ging ik mijn post ophalen. Ik heb toen die brief opgehaald. Van begin april tot juni ben ik niet langsgegaan bij de postbus. Als ik de brief had verwacht, had ik een familielid kunnen vragen om de brief op te halen. In juni ben ik zelf mijn post gaan halen en toen ben ik er achter gekomen.
De advocaat-generaal merkt op:
Allereerst, de dagvaarding voor de zitting van 16 mei 2023 is betekend aan een huisgenoot. Volgens de akte zou diegene het gaan overhandigen aan meneer, die staat ingeschreven op een adres voor daklozen aan de [a-straat 1]. Iemand heeft het in ontvangst genomen met de mededeling dat hij het zou overhandigen. Dit is een betekening in persoon. De akte is opgesteld op 21 juni 2023 en het vonnis is betekend op 23 augustus 2024. Het feit dat hij vervolgens geen gebruik maakt van dat adres is niet aan het OM. Verdachte had kunnen weten dat er een zitting was.
De betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden nadat er hoger beroep was ingesteld.
De advocaat-generaal antwoordt:
De processen hebben elkaar doorkruist.
De betekening van het vonnis op 23 augustus 2023 heb ik niet.
De voorzitter geeft aan dat het hof daar ook niet over beschikt.
De raadsman voert -kort en zakelijk weergegeven- als volgt aan:
Vandaag zijn mijn cliënt en ik naar de rolzitting gekomen om uit te leggen dat mijn cliënt zelf de dagvaarding niet heeft ontvangen, maar kennelijk aan iemand anders is uitgereikt. Mijn client is pas in juni langs het postadres gegaan, waar hij de brief heeft gezien. Er is sprake van een verschoonbare termijnoverschrijding, vanwege bijzondere omstandigheden. Rond de zomer van 2021 zwierf hij rond met zijn hond en kat. Hij heeft ernstige rug- en mentale klachten. Ik heb u op voorhand twee documenten gestuurd. Uiteindelijk is mijn cliënt bij het UWV terechtgekomen en afgekeurd. In mei 2023 verbleef hij met depressie en rugklachten bij een vriend; in die tijd was hij niet in staat zijn post op te halen. Toen hij weer opkrabbelde, vond hij de dagvaarding en stelde hoger beroep in. Hij ontkent medeplegen en wil uitleggen hoe het is gegaan. Ik verzoek u mijn cliënt de gelegenheid te geven om bij de strafzaak aanwezig te zijn.
De verdachte verklaart als volgt:
Ik wil terugkomen op het feit dat er post is bezorgd, maar niet aan mij is afgeleverd.
Het is uw verantwoordelijkheid om contact op te nemen met de contactpersoon.
Ik heb mijn contactpersoon gebeld, maar ik weet niet waar ze is. Dit is de eerste keer dat ik mij in een zittingszaal bevind.
De advocaat-generaal merkt op:
Dit verandert mijn standpunt niet. Ik meen dat de wet zegt, dat als je daar staat ingeschreven, je actie moet ondernemen. Hoe spijtig het ook is, ik kan niet anders concluderen dan dat meneer niet-ontvankelijk is.
Aan de verdachte wordt het recht gelaten het laatst te spreken. De verdachte verklaart:
Ik geef u groot gelijk. Ik was er psychisch doorheen en lichamelijk niet in staat om mijn post op
te halen.
Na sluiting van het onderzoek deelt de voorzitter als beslissing mede: het is geen punt van discussie is dat u te laat bent geweest. De oproeping voor de zitting lag op het postadres en u heeft het niet opgehaald. Is er sprake van een verschoonbare termijnoverschrijding? Daar gelden zeer bijzondere omstandigheden voor. Wat ik vandaag heb gehoord en wat ik uit de stukken heb gelezen zie ik die bijzondere omstandigheden niet. U bent in een situatie gekomen waarin u daar fysieke niet naartoe kon gaan, maar u had actie kunnen ondernemen via uw contactpersoon. U heeft eigenlijk meer zitten wachten en dat is een risico. Van u had mogen verwacht dat u actiever zou zijn geweest. Om die reden bent u niet-ontvankelijk in he hoger beroep, in de hoofdzaak en in de ontnemingszaak.”