ECLI:NL:PHR:2025:771

Parket bij de Hoge Raad

Datum uitspraak
8 juli 2025
Publicatiedatum
7 juli 2025
Zaaknummer
23/04335
Instantie
Parket bij de Hoge Raad
Type
Conclusie
Rechtsgebied
Strafrecht
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de vordering tot tenuitvoerlegging van een voorwaardelijk opgelegde ISD-maatregel in het kader van een strafzaak met meerdere delicten

In deze zaak heeft het gerechtshof ’s-Hertogenbosch de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep met betrekking tot een aantal tenlastegelegde feiten, waaronder belediging van een politieagent en wederspannigheid. De verdachte is eerder veroordeeld en heeft een voorwaardelijke ISD-maatregel opgelegd gekregen. Het hof heeft de vordering tot tenuitvoerlegging van deze ISD-maatregel toegewezen, ondanks de bezwaren van de verdediging die pleitte voor een alternatieve behandeling in een forensisch psychiatrische kliniek. De verdediging voerde aan dat de verdachte gemotiveerd is voor behandeling en dat eerdere ISD-maatregelen niet effectief zijn gebleken. Het hof oordeelde echter dat de verdachte zich niet aan de voorwaarden heeft gehouden en dat er geen mogelijkheden zijn voor een nieuw reclasseringstoezicht. De conclusie van de procureur-generaal strekt tot verwerping van het cassatieberoep, waarbij de motivering van de beslissing van het hof als voldoende wordt beschouwd. De zaak heeft ook samenhang met andere lopende zaken.

Conclusie

PROCUREUR-GENERAAL
BIJ DE
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
Nummer23/04335
Zitting8 juli 2025
CONCLUSIE
P.M. Frielink
In de zaak
[verdachte] ,
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1991,
hierna: de verdachte

1.Het cassatieberoep

1.1
Het gerechtshof ’s-Hertogenbosch heeft bij arrest van 3 november 2023 (parketnummer 20-000677-23) de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 3 tenlastegelegde en – voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen – het vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats ‘s-Hertogenbosch, van 28 februari 2023 (parketnummer 01-296389-22) bevestigd met uitzondering van de beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (hierna: ISD-maatregel) (parketnummer 02-800620-16) en met toevoeging van art. 63 Sr aan de wettelijke voorschriften waarop de oplegging van de straf is gegrond. Daarmee heeft het hof bevestigd dat de verdachte voor het beledigen van een politieagent [1] en het zich verzetten bij zijn aanhouding [2] moet worden bestraft met een gevangenisstraf voor de duur van 2 weken met aftrek van het voorarrest en voor het niet tonen van zijn identiteitsbewijs [3] schuldig moet worden verklaard zonder oplegging van een straf of maatregel. Verder heeft het hof hiermee bevestigd de toewijzing van de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde ISD-maatregel (parketnummer 02-228373-20) en heeft het hof het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk verklaard in de vordering tot tenuitvoerlegging van een andere eerder voorwaardelijk opgelegde ISD-maatregel (parketnummer 02-800620-16). Tot slot heeft het hof met zijn arrest bevestigd dat de vorderingen tot tenuitvoerlegging van eerder voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraffen (parketnummers 02-210202-20 en 02-048124-21) worden afgewezen.
1.2
Er bestaat samenhang met de zaken 23/04336 en 24/01039. In die zaken concludeer ik vandaag ook.
1.3
Het cassatieberoep is op 8 november 2023 ingesteld namens de verdachte. H.M.W. Daamen, advocaat te Maastricht, heeft één middel van cassatie voorgesteld dat zich richt tegen de toewijzing van de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde ISD-maatregel (parketnummer 02-228373-20).
1.4
De uitkomst van deze conclusie is dat het middel faalt.

2.De ontvankelijkheid van het cassatieberoep

2.1
Het cassatieberoep is naar mijn oordeel ontvankelijk. De redenen daarvoor heb ik opgegeven in mijn conclusie in de zaak van de verdachte, onder nummer 24/01039, randnrs. 2.1-2.7.

3.Het middel

3.1
In het middel wordt geklaagd dat “het hof het vonnis van 28 februari 2023 ten onrechte heeft bevestigd, nu in dat vonnis ten onrechte, althans onvoldoende gemotiveerd is verworpen het namens [de verdachte] gevoerde verweer, kort samengevat inhoudende dat de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke ISD-maatregel [moet worden] afgewezen omdat behandeling in een forensisch psychiatrische kliniek of afdeling in het kader van een voorwaardelijke straf de voorkeur verdient, althans doordat het hof ten onrechte, althans onvoldoende gemotiveerd, heeft verworpen het genoemde verweer, zoals dat in hoger beroep is herhaald en aangevuld, met dien verstande dat primair is verzocht behandeling in een forensisch psychiatrische kliniek of afdeling te laten plaatsvinden in het kader van de voorwaardelijke ISD-maatregel waarvan rechtbank en hof de tenuitvoerlegging hebben bevolen, met verlenging van de proeftijd.”
3.2
In de toelichting op het middel wordt aangevoerd dat de toewijzing door het hof van de vordering tot tenuitvoerlegging van de eerder voorwaardelijk opgelegde ISD-maatregel onvoldoende met redenen is omkleed, omdat de rechtbank en het hof ten onrechte geen aandacht hebben besteed aan de mogelijkheid van een klinische behandeling in/op een forensisch psychiatrische kliniek of afdeling (hierna: FPK/FPA).
3.3
Het proces-verbaal van de terechtzitting in eerste aanleg van 14 februari 2023 houdt het volgende in:
“De verdachte verklaart:
(…) Als ik vrij kom, zou ik willen werken en een normaal leven willen leiden. Ik was daar net mee bezig, maar toch is het weer misgegaan. Ik heb al eens een ISD-maatregel opgelegd gekregen maar dat heeft niets geholpen. Er is nooit echt een behandeling van de grond gekomen. (…)
De officier van justitie houdt mij voor dat er op 18 februari 2023 een vordering tot tenuitvoerlegging van een voorwaardelijk opgelegde ISD-maatregel is gedaan en dat ik toen een laatste kans heb gekregen van de rechter. Ik wil geen ISD-maatregel. Ik wil wel meewerken aan een behandeling. (…)
De raadsman voert het woord:
(…) Wat betreft de strafoplegging stel ik mij primair op het standpunt dat een (deels) voorwaardelijke straf met als bijzondere voorwaarde een opname in een FPK of een FPA een begaanbare weg is. Een dergelijke klinische opname is een reële optie. In dat verband wijs ik u op de visie van het behandelteam van [D] zoals die volgt uit het reclasseringsrapport van 17 augustus 2022. Een dergelijke behandeling is nog niet eerder van de grond gekomen en dient eerst te worden geprobeerd, voordat over wordt gegaan tot de tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke ISD-maatregel. De vorderingen tot tenuitvoerlegging dienen dan ook te worden afgewezen. Ter zake de vordering met parketnummer 02.800620.16 dient het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk te worden verklaard nu de proeftijd reeds is verstreken. Een mogelijk opgelegd onvoorwaardelijk deel van de straf dient in tijd beperkt te zijn zodat cliënt snel aan de klinische behandeling kan beginnen. De behandeling dient naadloos aan te sluiten op een eventuele gevangenisstraf. (…)
Subsidiair – indien u toch beslist tot de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde ISD-maatregel (parketnummer 02-228373-20) – verzoek ik u een straf op te leggen gelijk aan de duur die cliënt in verzekering heeft doorgebracht en wat betreft feit 3 te volstaan met toepassing van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht, zoals gevorderd. De overige vorderingen tot tenuitvoerlegging van eerder (…) voorwaardelijk [opgelegde] gevangenisstraffen dienen te worden afgewezen en het Openbaar Ministerie dient om voormelde reden niet-ontvankelijk, te worden verklaard in de resterende vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde ISD-maatregel.”
3.4
Het door het hof deels bevestigde vonnis van de rechtbank houdt het volgende in:

Oplegging van straf en/of maatregel
(…)
Het standpunt van de verdediging.
Primair heeft de raadsman een (deels) voorwaardelijke straf bepleit met als bijzondere voorwaarde een opname in een FPK of een FPA. Een dergelijke klinische opname is nog steeds een reële optie. In dat verband is gewezen op de visie van het behandelteam van [D] zoals die volgt uit het reclasseringsrapport van 17 augustus 2022. Een dergelijke behandeling is immers nog niet eerder van de grond gekomen en dient eerst te worden geprobeerd, voordat over wordt gegaan tot de tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke ISD-maatregel. De vorderingen tot tenuitvoerlegging dienen dan ook te worden afgewezen. Ter zake van de vordering met parketnummer 02.800620.16 dient het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk te worden verklaard nu de proeftijd reeds is verstreken. Een mogelijk opgelegd onvoorwaardelijk deel van de straf dient in tijd beperkt te zijn zodat verdachte snel aan de klinische behandeling kan beginnen. De behandeling dient naadloos aan te sluiten op een eventuele gevangenisstraf. (…)
Subsidiair – indien de rechtbank toch beslist tot de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde ISD-maatregel (parketnummer 02-228373-20) – heeft de raadsman bepleit een straf op te leggen gelijk aan de duur die verdachte in verzekering heeft doorgebracht en wat betreft feit 3 te volstaan met toepassing van artikel 9a van het wetboek van Strafrecht, zoals gevorderd. De overige vorderingen tot tenuitvoerlegging van eerder (…) voorwaardelijk [opgelegde] gevangenisstraffen dienen te worden afgewezen en het Openbaar Ministerie dient om voormelde reden niet-ontvankelijk te worden verklaard in de resterende vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde ISD-maatregel.
Het oordeel van de rechtbank.
(…) Uit de justitiële documentatie van 1 februari 2023 volgt dat verdachte vaker ter zake van belediging en wederspannigheid onherroepelijk is veroordeeld. Dit heeft hem er niet van weerhouden opnieuw dergelijke feiten te begaan. Bovendien zijn de feiten begaan in lopende proeftijden van eerder aan verdachte opgelegde straffen. Zelfs een mogelijke tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke ISD-maatregel die boven het hoofd van verdachte hing, heeft er niet voor gezorgd dat hij is gestopt met het plegen van strafbare feiten.
Uit de reclasseringsrapporten van 13 januari 2023, 13 december 2022 en 5 december 2022 volgt dat vele interventies en reclasseringstoezichten niet tot gedragsverandering hebben geleid. De reclassering ziet geen mogelijkheden meer om met interventies of toezicht de aanwezige risico’s te beperken of het gedrag te veranderen. Aan de lopende toezichten, waaronder die in het kader van een voorwaardelijke ISD-maatregel, kan geen uitvoering meer worden gegeven. In het reclasseringsrapport wordt voorts verwezen naar klinische opnames die in het verleden hebben plaatsgevonden en die zonder gewenst resultaat zijn gebleven. De reclassering adviseert de rechtbank een beslissing te nemen die erop neerkomt dat de reclassering niet (langer) opgedragen wordt toezicht te houden op verdachte. Gelet op deze informatie ziet de rechtbank geen mogelijkheden meer voor een nieuw toezicht met een klinische behandeling in het kader van een (deels) voorwaardelijke straf, zoals door de raadsman is bepleit.
(…)
Motivering van de beslissing na voorwaardelijke veroordeling 02.228373.20.
De vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke ISD-maatregel voldoet aan alle wettelijke eisen. Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd tot behandeling van deze vordering. Uit het onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Uit de reclasseringsrapporten van 13 januari 2023, 13 december 2022 en 5 december 2022 volgt dat de reclassering geen mogelijkheden meer ziet om uitvoering te blijven geven aan de lopende toezichten, waaronder het huidige toezicht onder parketnummer 02.228373.20. Verdachte heeft een uitgebreid strafblad en er kan worden gesproken van een zorgwekkend delict- en gedragspatroon. Hij heeft geen vaste woon- of verblijfplaats en geen zinvolle dagbesteding of inkomen. Gelet op de ernstige verslavings- en psychische problematiek bij verdachte is het niet mogelijk om verdachte ambulant te behandelen in afwachting van een klinische opname. Verdachte blijft recidiveren, zijn eigen plan trekken en stelt zich niet begeleidbaar op. Meldplichtcontacten komt verdachte niet na en hij is niet in contact met de reclassering. Dat is een terugkerend patroon en brengt mee dat het niet mogelijk is om binnen een voorwaardelijk kader (klinische) interventies uit te zetten. De reclassering ziet tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel als enige reële optie.
De rechtbank acht, gelet op de adviezen van de reclassering, de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde ISD-maatregel aangewezen. Binnen de ISD-maatregel kan worden onderzocht of verdachte in aanmerking kan komen voor een klinisch traject.
Bijzondere omstandigheden die aan de tenuitvoerlegging in de weg staan zijn niet aanwezig. De rechtbank zal dan ook de gevorderde tenuitvoerlegging gelasten.”
3.5
Het dictum van het door het hof deels bevestigde vonnis houdt onder meer in:

DE UITSPRAAK
De rechtbank:
(…)
Beslissing na voorwaardelijke veroordeling (02-228373-20):
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de meervoudige kamer te Zeeland-West-Brabant van 14 december 2020, gewezen onder parketnummer 02-228373-20, te weten:
-
plaatsing in een inrichting voor stelselmatige dadersvoor de duur van
2 jaren.”
3.6
Het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 20 oktober 2023 houdt het volgende in:
“De voorzitter houdt kort de stukken voor van de zaak voor zover betrekking hebbend op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en deelt mede:
Uit de documentatie de verdachte betreffend volgt dat hij eerder een ISD-maatregel heeft opgelegd gekregen, die is geëindigd op 13 juni 2020. Het laatst ontvangen bericht is van [betrokkene 1] , reclasseringsmedewerker, d.d. 19 oktober 2023, dat vanmorgen is ontvangen en een korte update betreft. Aan de verdachte is uitgelegd waarom de reclassering nog steeds achter een ISD-maatregel staat en hierop reageerde de verdachte niet boos, maar ook niet instemmend. De verdachte verblijft momenteel bij zijn moeder en heeft een postadres en daklozenuitkering aangevraagd. Eerder is op 17 oktober 2023 van de reclassering bericht ontvangen waarin is gemeld dat de verdachte met ingang van 11 oktober 2023 in vrijheid is gesteld. Uit een reclasseringsadvies d.d. 17 augustus 2022 volgt dat de eerder opgelegde ISD-maatregel voortijdig is beëindigd, omdat de verdachte zich niet hield aan de voorwaarden.
Uw cliënt is pas onlangs in vrijheid gesteld, hij verblijft bij zijn moeder. Uit het voortgangsverslag van de reclassering van 17 oktober 2023 volgt dat in juli 2023 met de reclassering contact is opgenomen met de vraag of een langdurige klinische opname voor de verdachte kon worden geregeld, omdat hij daarvoor gemotiveerd zou zijn en dat wanneer de verdachte medio oktober 2023 in vrijheid zal worden gesteld dan de bijzondere voorwaarden in het voorwaardelijk ISD-kader weer gelden. Medewerkers van de reclassering waren in de veronderstelling dat dit het enige kader was dat de verdachte nog zou hebben na detentie. De reclassering wordt later pas duidelijk dat hoger beroep loopt tegen de eerder opgelegde ISD-maatregel. Het hof begrijpt dat ze anders de moeite niet hadden gedaan. Er is verdiepingsdiagnostiek aangevraagd. [betrokkene 2] , GZ-psycholoog, geeft aan dat een langdurig – langer dan een jaar – klinisch traject noodzakelijk is en er voldoende aanwijzingen zijn voor een langdurige forensische klinische opname met een nazorgtraject om te trachten tot gedragsverandering te komen. Zodra de verdachte meer vrijheden heeft, valt hij terug in middelengebruik en verhoogt de kans op nieuwe delicten sterk. Op basis van deze diagnostiek is de verdachte aangemeld bij Stevig. Daar is twijfel over de motivatie van de verdachte ten aanzien van de klinische opname. Het is niet duidelijk wat er verder is gebeurd. Gelet op de vele kansen die niet tot resultaat hebben geleid en de twijfel over de motivatie van de verdachte is de reclassering van mening dat een klinische opname met daarbij een passend nazorgtraject door middel van een ISD-kader het meest passend is voor de verdachte. Het is jammer dat de verdachte niet ter terechtzitting is verschenen. Waarom heeft hij moeite met het opleggen van een ISD-maatregel?
De raadsvrouw antwoordt:
Hij heeft een eerdere ervaring met een ISD-maatregel. Dit heeft niets opgeleverd. Hij kijkt hier negatief op terug. Het heeft weer niet geholpen, dat heeft hij in gedachten. Het is jammer, want hij heeft behandeling en hulp nodig. Dat wil hij ook. Het is niet van de grond kunnen komen. Daarom heb ik met de reclassering contact opgenomen. Ik wist dat de einddatum er aan zat te komen. Ik heb uitgelegd wat de status was. Na detentie herleven de voorwaarden weer. Ik heb gevraagd of er een aanmelding kan komen zodat mijn cliënt vanuit de penitentiaire inrichting naar de kliniek kan. Ik was verbaasd over de inhoud van het voortgangsverslag. Mij is medegedeeld dat het was afgewezen, omdat de opnameperiode te kort was. Dat had te maken met de proeftijd die loopt tot mei 2024. Voor een langdurige klinische opname is die periode te kort. Dat is heel jammer, want hij stond in oktober buiten en toen was er niets geregeld. Hij heeft meteen contact opgenomen met de reclassering en geprobeerd een uitkering te krijgen.
De voorzitter deelt mede:
In het dossier is aangetroffen de beslissing van de rechtbank van 18 februari 2022 waarnaar u heeft verwezen, waarbij de vordering tot tenuitvoerlegging is afgewezen. Ook is aangetroffen een diagnostisch onderzoek uit juli 2021, een reclasseringsadvies van 29 maart 2022 voor de raadkamer, een retourzending opdracht reclasseringsadvies van 11 juli 2022, alsmede een advies d.d. 17 augustus 2022 over het verloop van de ISD-maatregel, zijn verblijf in de Kazerne verbonden aan [A] en daarna bij [B] . De verdachte is als gemotiveerd ervaren, maar tijdens behandelingen wordt zijn motivatie steeds minder en haakt hij af. Er is een schorsingsadvies van 18 augustus 2022 en een voortijdige negatieve beëindiging toezicht d.d. 5 december 2022. Toezicht is niet uitvoerbaar, omdat ze niet weten waar hij is. Er is sprake van middelengebruik. Na 15 november 2022 zijn er meerdere gebeurtenissen, GHB-gebruik en diverse contacten met de politie. De conclusie is dan dat de verdachte zijn eigen plan blijft trekken en zich niet begeleidbaar opstelt. In de reclasseringsrapportages van 13 december 2022 en 13 januari 2023 wordt dezelfde conclusie getrokken. Het is zorgwekkend, er zijn geen aanwijzingen voor verandering. Het advies is een onvoorwaardelijke ISD-maatregel. In de rapportage van 13 januari 2023 is beschreven dat de toezichthouder aangeeft dat de verdachte van goede wil is, maar dat de onmacht te groot is, dat een strikt kader – zoals de ISD-maatregel – nodig is en dat de IFZ, verantwoordelijk voor de klinische plaatsingen, liever niet wil indiceren voor een klinische plaatsing gelet op eerdere opnames. De verwachting is dat de verdachte niet geaccepteerd zal worden gelet op de eerdere ervaringen.”
3.7
De raadsvrouw heeft blijkens het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 20 oktober 2023 op die zitting gepleit overeenkomstig haar aan het hof overgelegde en aan het proces-verbaal van die zitting gehechte pleitnota. Over de strafmaat en de vorderingen tot tenuitvoerlegging van de eerder voorwaardelijk opgelegde ISD-maatregelen bevat de pleitnota de volgende aantekeningen (met weglating van voetnoten):
“3.1 In de zaak met parketnummer 02/068154-22 is aan cliënt een gevangenisstraf opgelegd voor de duur van acht maanden. Cliënt heeft deze acht maanden inmiddels uitgezeten. In de zaak met parketnummer 01/296389-22 is aan cliënt een gevangenisstraf opgelegd voor de duur van twee weken.
3.2
In eerste aanleg hebben beide rechtbanken de tenuitvoerlegging bevolen van de voorwaardelijk opgelegde ISD-maatregel met parketnummer 02/228373-20. Cliënt kan zich hiermee niet verenigen.
3.3
Hij realiseert zich terdege dat aan de formele voorwaarden voor tenuitvoerlegging is voldaan. Het is desalniettemin zijn uitdrukkelijke wens dat de voorwaardelijke ISD-maatregelen
nietten uitvoer worden gelegd. Cliënt stelt zich bovendien op het standpunt dat zijn persoonlijke omstandigheden hiertoe aanleiding geven.
3.4
Er bestaat een essentieel onderscheid tussen een straf en een maatregel. Een straf heeft een punitief karakter en een maatregel is bijvoorbeeld gericht op herstel of op beveiliging van de maatschappij, maar bovenal op resocialisatie. De ISD-maatregel is erg ingrijpend en dient dan ook te gelden als ultimum remedium. Tenuitvoerlegging van de maatregel moet voldoen aan de vereisten van proportionaliteit en subsidiariteit. Om die reden moet worden beoordeeld of gedragsverandering niet op andere wijze tot stand kan worden gebracht.
3.5
De reclassering stelt zich op het standpunt dat oplegging van de ISD-maatregel noodzakelijk is. Het reclasseringsrapport van 17 augustus 2022 geeft volgens de verdediging echter aanleiding voor een alternatief, namelijk een langdurige opname in een FPA of FPK. In een beslissing van 18 februari 2022, waarbij eveneens de tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel werd gevorderd, heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant al overeenkomstig overwogen.
3.6
In voornoemd reclasseringsrapport wordt onder het kopje 'Psychosociaal functioneren' geciteerd uit een diagnosestelling van het [C] van [D] van maart 2022. Daarin wordt beschreven dat er sprake is van multi-problematiek op zowel functionerend als op diagnostisch niveau. De conclusie die volgt is “
dat de kaders binnen een reguliere psychiatrische afdeling te beperkt zijn voor zijn problematiek waar er weinig kans voor slagen is. De langere adem en forensische kaders binnen een FPA zijn in onze mening beter passend om de patiënt succesvol te kunnen behandelen, verder uitgebreid te onderzoeken (lichamelijk en geestelijk) en om een nazorgtraject op te starten.
3.7
Alhoewel de diagnostiek inmiddels ruim anderhalf jaar oud is, is deze nog steeds actueel. Tot op [de] dag van vandaag is de problematiek van cliënt namelijk onbehandeld gebleven. Ook uit het voortgangsverslag van 17 oktober 2023 blijkt dat er voldoende aanwijzingen zijn voor een langdurig klinisch traject.
3.8
Aan de motivatie van cliënt om tot gedragsverandering te komen is tot op de dag van vandaag niets veranderd: hij is gemotiveerd zich in te zetten voor een langdurige behandelverplichting. Cliënt geeft aan dat hij wil komen tot structurele gedragsverandering en begrijpt dat hij daar intensief bij moet worden geholpen.
3.9
Edelgrootachtbaar college, deze gedragsverandering kan ook worden bereikt door een langdurige behandeling in een kliniek. Daarvoor is een ISD-maatregel niet noodzakelijk en misschien zelfs wel contraproductief. De eerder opgelegde onvoorwaardelijke ISD-maatregel – waarbij cliënt niet langdurig klinisch is opgenomen – heeft uiteindelijk namelijk niet tot recidivevermindering geleid. Het ligt dan ook in de rede dat het hoofdbestanddeel van de maatregel nu alsnog een langdurige opname zal zijn.
3.1
Maar de extramurale fase van de ISD-maatregel – zoals een dergelijke opname – vindt pas plaats in het tweede gedeelte van de tenuitvoerlegging. Daarmee wordt aangevangen na ongeveer de helft van de maatregel. In het eerste gedeelte, de intramurale fase, lijkt de invulling van de maatregel echter op een kale gevangenisstraf waarbij behandeling vaak nauwelijks van de grond komt.
3.11
In dit kader wordt verwezen naar een onderzoek van Onderzoeksinstituut IVO. Er wordt geconstateerd dat met name het aspect van de ISD-maatregel waarbij de betrokkene de nodige individuele zorg dient te worden geboden, nog niet goed uit de verf komt.
3.12
Het voorstel van de verdediging is dan ook om het eerste gedeelte van de ISD-maatregel over te slaan, door de vordering tot tenuitvoerlegging af te wijzen. Client is op 11 oktober in vrijheid gesteld en de bijzondere voorwaarden gekoppeld aan de voorwaardelijke ISD-maatregel zijn dan ook weer van kracht. Cliënt heeft zich al gemeld bij de reclassering en de proeftijd loopt op dit moment tot 31 mei 2024. In de bijzondere voorwaarden is opgenomen dat cliënt zich laat behandelen door FPK 't Dok (of een soortgelijke zorgverlener). Met die titel kan hij in een dergelijke instelling worden geplaatst.
3.13
Ik heb afgelopen zomer contact opgenomen met de reclassering en verzocht of cliënt alvast voor een kliniek kon worden aangemeld, in de hoop dat hij direct na zijn invrijheidstelling op 11 oktober kon worden opgenomen. De reclassering heeft echter laten weten dat de resterende periode van het toezicht hiervoor te kort was. Het toezicht in de zaak met parketnummer 02/228373-20 loopt tot mei 2024. De aanmelding is afgewezen.
3.14
De verdediging stelt dan ook voor om de proeftijd in de zaak met parketnummer 02/228373-20 te verlengen. Op die manier wordt de looptijd van het toezicht verlengd en kan cliënt alsnog worden opgenomen in een kliniek. Nu cliënt op deze manier veel sneller aan behandeling toe zal komen, verdient dit de voorkeur boven toewijzing van de vordering tot tenuitvoerlegging. Op deze manier wordt bovendien voldaan aan de eisen van subsidiariteit en proportionaliteit en het beveiligingsbelang van de maatschappij. Indien cliënt langdurig klinisch wordt behandeld, betekent dit dat hij zich in ieder geval voor de duur van de klinische opname niet vrijelijk in de maatschappij zal kunnen begeven. Dit staat gelijk aan oplegging van een onvoorwaardelijke ISD-maatregel, maar dan zonder het eerste intramurale gedeelte. Daarmee biedt deze oplossing een aanvaardbaar alternatief voor tenuitvoerlegging van de ISD-maatregelen, waarop – zoals uit voornoemd onderzoek blijkt – wel het een en ander is aan te merken.
3.15
Kortom, ik vraag u dan ook om de vorderingen tenuitvoerlegging met parketnummers 02/228373-20 en 02-800620-16 af te wijzen en de proeftijd in de zaak met parketnummer 02/228373-20 te verlengen.
3.16
De verdediging begrijpt dat deze oplossing wellicht onconventioneel is. Het houdt echter wel rekening met zowel de belangen van de maatschappij bij beveiliging als met de belangen van cliënt. Het is vervolgens aan cliënt om te bewijzen dat zijn motivatie oprecht is.
3.17
Mocht u verlenging van de proeftijd niet aan de orde achten, dan bestaat nog de mogelijkheid om in de onderhavige strafzaken een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarde van een langdurige klinische opname. Zo kan er een nieuw kader met een nieuwe proeftijd worden gecreëerd waarin voor een langdurige klinische opname voldoende tijd en ruimte is.
3.18
Subsidiair, indien uw rechtbank onverhoopt toch besluit tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde ISD-maatregel, verzoek ik voor de ten laste gelegde feiten geen straf op te leggen die de duur van acht maanden overstijgt. Een hogere gevangenisstraf is, gelet op het doel van de maatregel, alsmede gelet op de juridische onmogelijkheid om oplegging van de maatregel normaliter te combineren met een straf, niet opportuun.”
3.8
Het bestreden arrest houdt het volgende in:

Onderzoek van de zaak
(…)
De verdediging heeft zich met betrekking tot de bewezenverklaring van het tenlastegelegde gerefereerd aan het oordeel van het gerechtshof. Daarnaast is – met betrekking tot de vorderingen tot tenuitvoerlegging – het hof verzocht deze af te wijzen, de proeftijd in de zaak met parketnummer 02-228373-20 te verlengen; subsidiair is een strafmaatverweer gevoerd.
(…)
Vonnis waarvan beroep
Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep – voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen – met uitzondering van de beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging met parketnummer 02-800620-16. Het hof zal in zoverre opnieuw rechtdoen.
(…)
In hetgeen de verdediging heeft aangevoerd ter zake van de aard en de omvang van de opgelegde sanctie en ten aanzien van de vorderingen tot tenuitvoerlegging ziet het hof geen grond om te komen tot een andere beslissing dan de rechtbank.”
Het juridisch kader
3.9
Op grond van art. 6:6:5 lid 1 Sv moeten rechterlijke beslissingen omtrent vorderingen van het Openbaar Ministerie tot tenuitvoerlegging van voorwaardelijk opgelegde (deels) niet ten uitvoer gelegde straffen of maatregelen als bedoeld in art. 6:6:21 Sv met redenen zijn omkleed. Een bevel tot tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde ISD-maatregel moet dus worden gemotiveerd. Uit de rechtspraak van de Hoge Raad kan worden afgeleid dat aan die motivering geen al te hoge eisen worden gesteld en dat de rechter kan volstaan met de constatering dat in de proeftijd een strafbaar feit is gepleegd en daarmee de algemene voorwaarde van de eerder voorwaardelijk opgelegde straf of maatregel niet is nageleefd. Naast de algemene motiveringsverplichting bestaan er bij het geven van een bevel tot tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde straf of maatregel geen bijzondere motiveringsvoorschriften, ook niet als met betrekking tot de vordering tot tenuitvoerlegging door de verdediging verweer is gevoerd. [4] Art. 358 lid 3 Sv en art. 359 lid 2 Sv zijn in art. 6:6:5 Sv niet van overeenkomstige toepassing verklaard. De wet verplicht de rechter dus niet om in te gaan op een voorstel een andere straf(modaliteit) toe te passen. [5]
De bespreking van het middel
3.1
De raadsvrouw heeft in hoger beroep bij pleidooi primair verzocht om afwijzing van de vorderingen tot tenuitvoerlegging en verlenging van de proeftijd in de zaak met het parketnummer 02-228373-20, zodat de looptijd van het reclasseringstoezicht wordt verlengd en de verdachte (alsnog) kan worden opgenomen in/op een FPK of FPA dan wel om oplegging van een deels voorwaardelijke straf met als bijzondere voorwaarde een langdurige opname in/op een FPA of FPK en afwijzing van de vorderingen tot tenuitvoerlegging van de eerder voorwaardelijk opgelegde ISD-maatregelen. Subsidiair heeft de raadsvrouw – indien het hof de tenuitvoerlegging van de eerder voorwaardelijk opgelegde ISD-maatregelen zal gelasten – verzocht om oplegging van een straf die de duur van acht maanden niet zal overstijgen. Daartoe is onder meer aangevoerd dat i) de verdachte wil komen tot structurele gedragsverandering, hij begrijpt dat hij daarbij intensief moet worden geholpen en hij gemotiveerd is zich in te zetten voor een langdurige behandelverplichting, ii) de door de verdachte gewenste gedragsverandering kan worden bereikt door een langdurige behandeling in een kliniek, iii) een ISD-maatregel niet noodzakelijk en mogelijk contraproductief is aangezien een eerder onvoorwaardelijk opgelegde ISD-maatregel zonder klinische opname niet heeft geleid tot vermindering van recidive, iv) een klinische opname binnen de ISD-maatregel pas plaatsvindt in de extramurale fase van de maatregel, terwijl in de intramurale fase een behandeling vaak nauwelijks van de grond komt, v) het reclasseringsrapport van 17 augustus 2022 aanleiding geeft voor een langdurige opname in/op een FPK of FPA en de daarin beschreven problematiek van de verdachte onbehandeld is en dus nog steeds actueel is, vi) uit het voortgangsverslag van 17 oktober 2023 blijkt dat er voldoende aanwijzingen zijn voor een langdurig klinisch traject, vii) plaatsing in het FPK ’t Dok (of een soortgelijke zorgverlener) al als bijzondere voorwaarde is verboden aan een eerder voorwaardelijk opgelegde ISD-maatregel, maar die mogelijkheid niet is benut en inmiddels te weinig proeftijd resteert om die opname alsnog te realiseren en viii) een behandeling in/op een FPA of FPK als bijzondere voorwaarde verbonden aan een deels voorwaardelijke straf voldoet aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit en het beveiligingsbelang van de maatschappij.
3.11
Uit de door het hof bevestigde strafmotivering blijkt dat het hof de toewijzing van de vordering tot tenuitvoerlegging van de eerder voorwaardelijk opgelegde ISD-maatregel heeft gemotiveerd door vast te stellen dat de verdachte zich vóór het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan meerdere strafbare feiten. Daarmee heeft het hof tot uitdrukking gebracht dat de verdachte de algemene voorwaarde die was verbonden aan zijn voorwaardelijke veroordeling niet heeft nageleefd. Door aldus te overwegen, heeft het hof zijn beslissing voorzien van de in art. 6:6:5 lid 1 Sv vereiste motivering. Tot een nadere motivering was het hof, ook gelet op hetgeen namens de verdachte ten aanzien van de vordering tot tenuitvoerlegging is aangevoerd, niet gehouden.
3.12
Overigens heeft het hof – middels de (gedeeltelijke) bevestiging van het vonnis van de rechtbank – in het onderhavige geval wél een nadere motivering gegeven. Het hof heeft namelijk bij het bevelen van de tenuitvoerlegging van de eerder voorwaardelijk opgelegde ISD-maatregel acht geslagen op de reclasseringsrapporten van 5 december 2022, 13 december 2022 en 13 januari 2023. Daaruit volgt dat vele interventies, waaronder klinische opnames, en reclasseringstoezichten niet hebben geleid tot gedragsverandering bij de verdachte. De reclassering ziet geen mogelijkheden meer om met interventies of toezicht de aanwezige risico’s te beperken of het gedrag van de verdachte te veranderen en om uitvoering te blijven geven aan de lopende toezichten, waaronder het toezicht in het kader van de eerder voorwaardelijk opgelegde ISD-maatregel waarvan het hof in de onderhavige zaak de tenuitvoerlegging heeft bevolen. Gelet op de ernstige verslavings- en psychische problematiek bij de verdachte is volgens de reclassering een ambulante behandeling in afwachting van een klinische opname niet mogelijk. Het is een terugkerend patroon dat de verdachte zich niet begeleidbaar opstelt, dat hij meldplichtcontacten niet nakomt en dat hij geen contact heeft met de reclassering. Daardoor is het volgens de reclassering niet mogelijk om binnen een voorwaardelijk kader (klinische) interventies uit te zetten en ziet de reclassering tenuitvoerlegging van de eerder voorwaardelijk opgelegde ISD-maatregel als enige reële optie. Gelet daarop heeft het hof niet onbegrijpelijk geen mogelijkheden gezien voor een nieuw reclasseringstoezicht met een klinische behandeling in het kader van een (deels) voorwaardelijke straf, zoals door de raadsvrouw is bepleit.

4.Slotsom

4.1
Het middel faalt en kan worden afgedaan met een op art. 81 lid 1 RO gebaseerde overweging.
4.2
Ambtshalve heb ik geen gronden aangetroffen die tot vernietiging van de bestreden uitspraak aanleiding behoren te geven.
4.3
Deze conclusie strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
De procureur-generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
A-G

Voetnoten

1.De kwalificatie van het onder 1 bewezenverklaarde luidt: “eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening.”
2.De kwalificatie van het onder 2 bewezenverklaarde luidt: “wederspannigheid.”
3.De kwalificatie van het onder 3 bewezenverklaarde luidt: “niet voldoen aan de hem bij artikel 2 van de Wet op de identificatieplicht opgelegde verplichting om een identiteitsbewijs ter inzage aan te bieden, strafbaar gesteld bij artikel 447e van het Wetboek van Strafrecht.”
4.HR 26 januari 2010, ECLI:NL:HR:2010:BK5582,
5.Vgl. F.W. Bleichrodt,