1.2Fictieve post Agioreserve 2012 in geconsolideerde jaarrekening 2012 [A] B.V.
Agioreserve ad € 230.862,- in [A] B.V.
Op pagina 33 van de geconsolideerde jaarrekening 2012 [A] B.V. is de post Agioreserve vermeld die gevormd zou zijn omdat [verdachte] € 230.862,- extra kapitaal in [A] B.V. zou hebben gestort.
In AMB-008 is beschreven dat de Agioreserve ad € 230.862,- eind 2015 met terugwerkende kracht naar beneden is bijgesteld tot € 60.000,- Dit is naar voren gekomen uit een vergelijking van:• de op 3 juni 2013 gedeponeerde jaarrekening 2012 van [A] B.V. met daarin het bedrag van € 230.862,-;• de op 7 februari 2016 gedeponeerde jaarrekening 2013 van [A] B.V. met daarin vergelijkende cijfers over het boekjaar 2012. Nu is de Agioreserve ineens € 60.000,-.
11. Een rekeningafschrift van de Rabobankrekening van [B] B.V. (met rekeningnummer NL 90 RABO 0112 0309 63) van 9 december 2015 (DOC-104, doorgenummerde pagina 001738).
Dit rekeningafschrift houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Op 13 november 2015 is een bedrag van € 110.000,— op deze rekening overgemaakt, met als omschrijving “verstrekking lening 3943.908.100 [B] B.V."
Op 10 november 2015 had de rekening een negatief saldo van € 48.914,86.
Op 9 december 2015 had de rekening een negatief saldo van € 67.203,39.
12. Een proces-verbaal van de Fiod/Belastingdienst van 2 juni 2016, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 1] en [verbalisant 3] (G05-01, doorgenummerde pagina’s 000799 t/m 00805).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 2 juni 2016 tegenover verbalisanten afgelegde verklaring van[getuige 3], accountmanager MKB bij de Rabobank [plaats] .
(De Rabobank heeft in oktober/november 2015 een financieringsaanvraag van [B] B.V., [C] B.V. en [A] B.V. van € 260.000,= gehonoreerd. Wat kunt u over deze financieringsaanvraag verklaren?)"In maart 2015 heb ik een fysieke afspraak gehad met [verdachte] . [verdachte] deelde mede dat er een financieringsbehoefte was voor 2015. Dit gesprek heeft tussen mij en [verdachte] plaatsgevonden. In juli 2015 ontving ik een mailbericht van [verdachte] waarop zij een toelichting gaf op de financieringsbehoefte. Ik denk dat in oktober 2015 de aanvraag daadwerkelijk ingediend is. Over en weer is er nog regelmatig telefonisch contact geweest over de financieringsbehoefte en de onderbouwing. In november 2015 is de aanvraag gehonoreerd."
(De Rabobank heeft een aantal documenten aan de FIOD verstrekt. Wij hebben gezien dat [verdachte] aan u e-mailberichten gestuurd heeft en daarbij documenten heeft aangeleverd. Hebben er ook nog besprekingen plaatsgevonden, zo ja wanneer en wie waren daarbij aanwezig? )"In de periode van juli 2015 tot november 2015 heb ik alleen telefonisch en per e-mail contact gehad met [verdachte] . Op 27 oktober 2015 heeft de ondertekening van het financieringsvoorstel plaats gevonden op kantoor van de Rabobank."
(Wij lezen in DOC-129 dat de nieuwe financiering ad € 260.000,= bestaat uit:• een geldlening van € 110.000,= aan [B] B.V., bladzijde 6/14;• een krediet van € 100.000,= aan [B] B.V. bladzijde 7114;• een krediet van € 50.000,= aan [C] B.V. bladzijde 8/14;U heeft de financieringsaanvraag geaccepteerd, wat waren voor u de belangrijkste gronden om deze financieringsaanvraag te accepteren?)De toelichting van de ondernemer en de onderbouwing van de aanvraag en verder het vertrouwen in de relatie met de klant hebben er toe geleid de aanvraag te accepteren. Het plausibele verhaal dat de uitbreiding van de financiering in lijn lag met de uitbreiding van de activiteiten van de onderneming. Een bestaande financiering werd uitgebreid. Verder het verhaal over [F] en [G] . Die afspraken waren hard zoals zij, [verdachte] , aangaf en zouden zorgen voor substantieel nieuwe klanten en dus meer werk en omzet. Dit was een speerpunt van [verdachte] . De toekomstig geprognotiseerde omzet bij Liqide en [C] waren daarop gebaseerd. [verdachte] had aan mij aangegeven dat er harde afspraken waren met de partijen [F] en [G] . [verdachte] heeft mij de documenten met betrekking tot [G] en [F] verstrekt. Ik heb om deze documenten specifiek gevraagd ter onderbouwing van het financieringsverzoek.
13. Standaard toelichting Zakelijk Retail Financieren Rabobank voor [A] B.V. ingevuld door accountmanager D. [getuige 3] op 21 oktober 2015 (bijlage nummer DOC-137, doorgenummerde pagina’s 001961 tot en met 001963).
Deze toelichting houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Essenties vanuit de pitch van de klantHuidige investeringen hebben geleid tot een professionaliseringslag binnen [C] en Liqide met sterke onderliggende contracten (in ons bezit) met [F] en [G] . Ik acht extra omzet van EUR 1 mio voor 2016 realistisch.
Antwoorden op de vragen over de risico’s van de AM (hof begrijpt: accountmanager) Toekomstige investeringen [C] : er is voor de komende jaren aanvullende financieringsbehoefte die door derden ingevuld dient te worden. Hiervoor is per heden nog geen volledige invulling. Er zijn wel reeds geïnteresseerden voor gedeeltelijke participatie.
Kwaliteit van prognosesPrognose 2016 (geconsolideerd) is gebaseerd op tussentijds 2015 en gesloten contracten met [F] en [G] . Voornaamste groei is aannemelijk in [C] . Daarnaast is men reeds in vergevorderd stadium met 5 prospects. Ik acht prognose haalbaar.
Ik verklaar dat ik bij het toetsen op betaalbaarheid en vermogen gebruik heb gemaakt van een haalbare prognose na investering: Ja
14. Een e-mail van [verdachte] van 31 augustus 2015 aan D. [getuige 3] , accountmanager MKB Rabobank [plaats] e.o. met als onderwerp: Financiering [C] (bijlage nummer DOC-221, doorgenummerde pagina’s 002474 tot en met 002476).
Deze e-mail houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Hierbij de gevraagde stukken voor de aanvraag voor financiering voor [C] .
Hieronder vind je als verdere onderbouwing:- lijst prospects. Wij zijn hier in een vergevorderd stadium mee. Voor o.m. [F] zullen wij vanaf september aan de slag gaan.
15. Een e-mail van [verdachte] van 12 oktober 2015 aan [getuige 3] , accountmanager MKB Rabobank [plaats] e.o. met als onderwerp: Openstaande debiteuren [B] & contracten [C] met [F] en [G] (bijlage nummer DOC-221, doorgenummerde pagina’s 002447 tot en met 002448).
Deze e-mail houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
M.b.t. contract van [C] met [G] en [F] : ik dacht dat we inmiddels ondertekende versies retour hadden maar we hebben alleen de akkoorden per mail. Hierbij de voorstellen zonder ondertekening dus.
16. Een proces-verbaal van de Fiod/Belastingdienst van 26 mei 2016, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 1] en [verbalisant 3] (documentcode G03-01, doorgenummerde pagina’s 000790 t/m 00792).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, ais de op 26 mei 2016 tegenover verbalisanten afgelegde verklaring van[betrokkene 1], openbaar accountant, partner bij [F] registeraccountants.
“De besprekingen met de mensen van [C] hebben niet geleid tot een samenwerking."
17. Een e-mail van [verdachte] van 10 juli 2015 aan [getuige 3] , accountmanager MKB Rabobank [plaats] e.o. met als onderwerp: Stukken financiering (bijlage nummer DOC-222, doorgenummerde pagina’s 002506 tot en met 002507).
Deze e-mail houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Daarom zoals besproken alvast zo uitgebreid mogelijke cijfers. Ik heb dit doorgetrokken tot 2017, omdat we zelf ook zo rekenen. De externe financieringsbehoefte ligt op € 480.000, waarbij we graag ook het rekening-courant krediet ophogen om debiteuren te kunnen financieren. We dachten zelf een ophoging tot € 100.000. Daarnaast een lening van € 380.000. Wij hebben er reeds € 260.000 zelf in geïnvesteerd en zoals je ziet investeren we zelf door tot uiteindelijk zo'n € 420.000.
18. De bij de e-mail van 10 juli 2015 door [verdachte] aan [getuige 3] gevoegde cijfers betreffende [C] B.V. (bijlage DOC-227 doorgenummerde pagina’s 002588 t/m 002589).
[C] BVRealisatie 2013 - 2014Prognose 2015 - 2016 - 2017
Dit document bevat, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Realisatie 2014 Agioreserve € 260.000,-
Prognose 2016-2017 Agioreserve € 420.000,-
19. Een proces-verbaal bedrog bij jaarstukken van de Fiod/Belastingdienst van 14 november 2016, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 1] (documentcode AMB-043, doorgenummerde pagina’s 000392 t/m 000411).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de verklaring van verbalisant:
4.3.2.1 Vorming van agioreserve ad € 260.000,- bij [C] B.V. is vermoedelijk fictief
Uit het onderzoek is niet naar voren gekomen hoe de aanvullende agioreserve in 2013 ad € 180.000,- (€ 260.000,- -/- € 80.000,-) gevormd is. In de boekingsgegevens, afkomstig van [H] B.V., komt het aanvullende bedrag in het geheel niet voor.
In DOC-227 is een prognose voor [C] B.V. aan de Rabobank verstrekt. Hierin zijn de bedragen van € 260.000,- en € 420.000,- als agioreserve vermeld.
Gelet op vorenstaande bestaat het vermoeden dat de agioreserve ad € 260.000,-, zoals dat in de gedeponeerde jaarrekening 2013 van [C] B.V. is opgenomen, fictief is. Hierdoor is deze gedeponeerde jaarrekening vermoedelijk een onware balans geworden.
20. Een rekeningafschrift van de Rabobankrekening van [C] B.V. (met [rekeningnummer] ) van 5 augustus 2013 (DOC-107 doorgenummerde dossierpagina’s 001764 t/m 001766).
Dit rekeningafschrift houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Op 9 juli 2023 is twee keer een bedrag van € 50.000,- bijgeschreven met als omschrijving ‘verstrekking lening”.
Op 10 juli 2023 zijn bedragen van in totaal € 70.000,- overgeboekt naar [B] en bedragen van in totaal € 22.100,- overgeboekt naar [A] B.V.
21. Een rekeningafschrift van de Rabobankrekening van [B] B.V. (met rekeningnummer NL 98 RABO 0112 0309 63) van 9 augustus 2013 (DOC-108 doorgenummerde dossierpagina’s 001767 t/m 001774).
Dit rekeningafschrift houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Op 10 juli 2013 is een bedrag van €12.000,- overgemaakt naar [A] .Op 10 juli 2013 zijn bedragen van in totaal € 70.000,- ontvangen van [C] B.V.Op 12 juli 2013 is een bedrag van € 17.696,- overgemaakt naar de Belastingdienst.Op 25 juli 2013 is € 8.500,- ontvangen van [A] B.V.
22. Een rekeningafschrift van de Rabobankrekening van [A] B.V. (met rekeningnummer NL 22 RABO 0136 4401 50) van 6 augustus 2013 (DOC-251 doorgenummerde dossierpagina’s 002699 t/m 002700).
Dit rekeningafschrift houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Aan de Belastingdienst is in juli 2013 een totaalbedrag van € 6.054,- overgemaakt.
Op 11 juli 2013 is een totaalbedrag van € 4.500,- overgeboekt aan salarissen en op 12 juli 2013 is € 6.500,- en 25 juli 2013 is € 8.500,- overgeboekt naar [B] B.V.”
9. Verder heeft het hof in het bestreden arrest met betrekking tot het bewijs het volgende overwogen:
“ [B] B.V. (hierna: [B] ) en [A] B.V. (hierna: [A] ) maken deel uit van de [B] B.V. en [A] B.V.
De verdachte was enig bestuurder en aandeelhouder van [B] en indirect enig bestuurder en aandeelhouder van [A] .
Rabobank [plaats] en omstreken heeft aangifte gedaan van oplichting door [B] , [A] en [C] B.V. (hierna: [C] ) bij twee financieringsaanvragen in 2013 en 2015.
In 2013 is namens [A] en [B] een financieringsaanvraag gedaan door de verdachte. De verdachte heeft op 25 juni 2013 namens [B] en [A] het financieringsvoorstel getekend voor een krediet van € 60.000,- op naam van [B] . Op diezelfde dag heeft zij namens [A] en [C] het financieringsvoorstel getekend voor tweemaal een geldlening van € 50.000,- en een krediet van € 20.000,- op naam van [C] . De twee bedragen van € 50.000,- zijn op 9 juli 2013 overgemaakt op de bankrekening van [C] . De financiering is verstrekt op basis van een door de verdachte aangeleverde geconsolideerde jaarrekening van [A] van 2012. [getuige 2] heeft verklaard dat een verbetering van de vermogenspositie in 2012 onder meer reden was om de financieringsaanvraag te honoreren. De vermogenspositie was onder meer verbeterd door toename van het bedrijfsresultaat. De verbetering van de vermogenspositie in de jaarrekening is ontstaan door het opvoeren van een agioreserve van € 230.862,- bij [A] . Uit onderzoek is gebleken dat deze agioreserve fictief was verhoogd. Uit onderzoek is ook gebleken dat de netto omzet in de cijfers van 2011 en 2012, opgenomen in de geconsolideerde jaarrekening 2012 van [A] , fictief is verhoogd. Dit is de reden van de toename van het bedrijfsresultaat. De verdachte heeft ter terechtzitting van 17 oktober 2018 erkend dat de geconsolideerde jaarrekening 2012 van [A] door haar bedrijf aan de Rabobank is verstrekt.
In 2015 is namens [A] , [B] en [C] een financieringsaanvraag gedaan door de verdachte. De verdachte heeft op 27 oktober 2015 namens [B] , [A] en [C] het financieringsvoorstel getekend voor een geldlening van € 110.000,- aan [B] , een krediet van € 100.000,- op naam van [B] en een krediet van € 50.000,- op naam van [C] . Op 13 november 2015 heeft [B] de geldlening van € 110.000,- ontvangen. Accountmanager [getuige 3] van de Rabobank heeft verklaard dat hij in maart 2015 een fysieke afspraak met de verdachte heeft gehad over haar financieringsbehoefte en daarna nog regelmatig telefonisch en per e-mail contact met haar heeft gehad over het financieringsvoorstel. Uit de “Standaard toelichting Zakelijk Retail Financieren” en de verklaring die [getuige 3] als getuige heeft afgelegd, blijkt dat een van de redenen voor [getuige 3] om namens Rabobank de financieringsaanvraag te accepteren een contract van [C] met [F] was. In de “Standaard toelichting Zakelijk Retail Financieren” is ook ingegaan op de aanvullende financieringsbehoefte van [C] die door derden ingevuld diende te worden. De verdachte heeft op 31 augustus 2015 aan [getuige 3] gemaild dat ze in september voor [F] aan de slag zouden gaan. Ook heeft zij op 12 oktober 2015 aan [getuige 3] gemaild dat [C] per mail een akkoord heeft gehad op het contractvoorstel aan [F] . [betrokkene 1] van [F] heeft echter verklaard dat de besprekingen met de mensen van [C] niet hebben geleid tot een samenwerking.
De verdachte heeft op 10 juli 2015 een overzicht met financiële cijfers ten aanzien van [C] aan [getuige 3] gemaild. Hierin is over 2014 onder meer een agioreserve van € 260.000,- opgenomen. Deze agioreserve zou gevormd zijn door een aanvullende boeking van € 180.000,- in 2013. In de boekingsgegevens komt dit aanvullende bedrag echter niet voor. De verdachte heeft op 10 juli 2015 ook de volgende tekst naar [getuige 3] gemaild:"Wij hebben er reeds € 260.000, - zelf in geïnvesteerd (...) "
Op grond van het voorgaande acht het hof bewezen dat de Rabobank is opgelicht. Zowel bij de financieringsaanvraag in 2013 als bij de financieringsaanvraag in 2015 zijn opzettelijk onjuiste financiële gegevens verstrekt. Het hof acht het uitgesloten dat hierbij sprake was van onopzettelijk handelen, aangezien de fouten in de financiële gegevens ertoe leiden dat er een veel rooskleuriger beeld werd geschetst van de financiële positie van [A] respectievelijk [C] . De omstandigheid dat, zoals de FIOD heeft omschreven, de geconsolideerde jaarrekening 2012 van [A] een groot aantal gebreken vertoonde doet aan het voorgaande niet af. Deze gebreken waren niet van dien aard dat de Rabobank niet meer kon en mocht vertrouwen op de juistheid van de daarin opgenomen cijfers.
Het is onduidelijk wie de onjuiste financiële gegevens precies heeft opgesteld, maar het staat voor het hof vast dat dit door een medewerker van de ten laste gelegde rechtspersonen is gebeurd en dat de gegevens vervolgens door de verdachte aan de Rabobank zijn verstrekt. Gezien haar wetenschap dat er al jaren onjuiste aangiften omzetbelasting werden gedaan, kan het niet anders dan dat de verdachte daarbij heeft geweten dat de door haar verstrekte informatie onjuist was. De administratie was, zo heeft de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep verklaard, een zootje. Het hof acht het uitgesloten dat de verdachte er van uit is gegaan dat aan de Rabobank wel juiste gegevens werden verstrekt.
Daarnaast heeft de verdachte in 2015 aan de Rabobank laten weten dat er reeds een akkoord - per mail - was ontvangen van de klant [F] , terwijl achteraf kan worden vastgesteld dat er hooguit sprake is geweest van een verwachting dat er overeenstemming met [F] bereikt zou worden/zou kunnen worden. Los van de vraag of dit vertrouwen gerechtvaardigd is geweest, is van een reeds tot stand gekomen overeenkomst dus nooit sprake geweest. Ook hier acht het hof het uitgesloten dat er sprake was van een simpele vergissing. De verdachte moet hebben begrepen hoe belangrijk informatie over de klanten van [C] - als startend bedrijf dat op dat moment (nog) geen klant had die een zakelijke prijs voor het gebruik van de software betaalde - voor de Rabobank was en dus wist hoe belangrijk accurate informatie op dat gebied was. Het kan dus niet anders dan dat de verdachte opzettelijk deze onjuiste informatie heeft verstrekt om de Rabobank over de streep te trekken de financiering te verstrekken.
De hiervoor genoemde handelingen kunnen telkens aan de in de tenlastelegging genoemde rechtspersonen worden toegerekend. Zij werden immers gedaan door medewerkers van de rechtspersonen en waren hen dienstig. Ook kan worden bewezen dat de verdachte hieraan feitelijk leiding heeft gegeven. Zij was immers niet alleen de leidinggevende van de genoemde rechtspersonen, maar ook direct betrokken bij de financieringsaanvragen en het daarbij verstrekken van onjuiste gegevens.
Zoals hiervoor is overwogen acht het hof bewezen dat de hierboven genoemde overboekingen door de Rabobank op de bankrekeningen van [C] en [B] het gevolg zijn van oplichting van de Rabobank door [B] , [A] en/of [C] . Dit betekent dat deze geldbedragen van misdrijf afkomstig zijn. Door deze geldbedragen vervolgens naar bankrekeningen van andere rechtspersonen en derden over te boeken en aan te wenden voor bedrijfskosten, zoals salaris, hebben [C] , [B] en [A] zich schuldig gemaakt aan het witwassen van die geldbedragen. De verdachte heeft hieraan feitelijk leiding gegeven. Zij wist immers dat de geldbedragen waren verkregen door oplichting en als (financieel) leidinggevende van de genoemde rechtspersonen op de hoogte zijn geweest van het gebruik dat van deze geldbedragen werd gemaakt.”